Hier vindt u antwoorden op veelgestelde vragen over windenergie op land.
Zit uw vraag er niet bij, stelt u deze dan via Contact Windenergie op land.
Hier vindt u antwoorden op veelgestelde vragen over windenergie op land.
Zit uw vraag er niet bij, stelt u deze dan via Contact Windenergie op land.
Wind op land is op dit moment een van de goedkoopste vormen van duurzame energie. Windenergie op zee biedt ook veel kansen: er is veel ruimte en het waait er hard. We moeten alle opties voor windenergie benutten om de duurzaamheidsdoelstellingen uit het Energie-akkoord te kunnen halen. We plaatsen daarom windturbines op zee en op land.
Gemiddeld over heel Nederland levert een windturbine 2 miljoen kWh (2 GWh) aan elektriciteit op.
Per miljoen opgewekte kWh bespaart windenergie in Nederland 580 ton CO2 ten opzicht van bestaande energiecentrales. In vergelijking met de modernste hoogrendement gasgestookte centrales is de besparing iets lager, 370 ton CO2. Het CBS (2009) rekent met een besparing van 556 ton CO2 ten opzichte van fossiel opgewekte elektriciteit.
De windturbines die nu geplaatst worden met een vermogen van 3 MW leveren gemiddeld 6,6 miljoen kWh op per jaar. Eén zo’n turbine levert dus een besparing van tussen de 2.400 en 3.800 ton CO2 op, afhankelijk van de energiecentrale waarmee het wordt vergeleken.
Volgens cijfers van het CBS hebben de windturbines op land in 2009 in totaal gezorgd voor 2.138 kton vermeden emissie CO2.
Nederland stonden eind 2011 een kleine 1.882 windturbines op land. Dit zijn oude en nieuwe turbines door elkaar, met vermogens van maar 75 KW tot 3.000 kW (3 MW).
Het totaal opgestelde vermogen 'wind op land' is eind 2012 ruim bijna 2.000 MW (gemiddeld 1 MW per turbine). Volgens gegevens van het CBS is in 2012 door al deze turbines samen 4.176 GWh elektriciteit opgewekt. Dit is net zoveel als 1,2 miljoen huishouden gemiddeld het hele jaar thuis gebruiken.
In 2012 is de productie van duurzame elektriciteit gestegen tot ruim 10 procent van het binnenlands elektriciteitsverbruik. Duurzame elektriciteit is elektriciteit die wordt opgewekt met windenergie, waterkracht, zonne-energie en de inzet van biomassa. Windenergie is daarin met bijna de helft naast biomassa de grootste bron van duurzame energie. Totaal windenergie: 4,12%; wind op land: 3,47%.
Jaar | Aantal windturbines | Vermogen | Elektriciteits productie | Vermeden verbruik fossiele energie | Vermeden emissie CO2 |
---|---|---|---|---|---|
MW | Mkn kWH | TJ | Kton | ||
2005 | 1.710 | 1.224 | 2.067 | 17.387 | 1.198 |
2006 | 1.794 | 1.453 | 2.666 | 20.737 | 1.450 |
2007 | 1.855 | 1.641 | 3.108 | 23.742 | 1.636 |
2008 | 1.942 | 1.921 | 3.664 | 28.530 | 1.966 |
2009 | 1.876 | 1.994 | 3.846 | 31.206 | 2.131 |
2010 | 1.877 | 2.009 | 3.315 | 30.303 | 2.039 |
2011 | 1.882 | 2.088 | 4.298 | 31.718 | 2.141 |
2012* | - | 2.203 | 4.176 | - | - |
* Verwachting
Bron: CBS Statline, juni 2013
Een huishouden gebruikt gemiddeld 3.350 kWh/jr aan elektriciteit. Om deze stroom zelf op te wekken met zonne-energie op eigen dak, heeft u een installatie nodig van ongeveer 4 kW. Dit is een installatie van 14-16 panelen, met een oppervlak van ongeveer 25m2.
Een windmolen van 3 MW levert per jaar 6.000 tot wel ruim 10.000 MWh aan elektriciteit op (afhankelijk of het om een landinwaartse of kustlocatie gaat en van het type turbine). Met één zo’n turbine kunt u dus voor gemiddeld 2.000 huishoudens elektriciteit opwekken.
Wilt u voor 2.000 huishoudens (1 windturbine) elektriciteit opwekken met zonne-energie dan heeft u een (dak)oppervlak nodig van 50.000m2. Dit komt overeen met het oppervlak van 8 voetbalvelden (of 50 varkensstallen).
Op een gunstige locatie, een goed georiënteerd zonnepark, kan 1 MW opgesteld vermogen aan zonne-energie 800 - 1000 MWh per jaar opwekken. 1 MW windenergie wekt 2 tot 3 maal meer elektriciteit op. De afgelopen jaren is zonne-energie veel goedkoper geworden. Zonne-energie is nog wel duurder dan windenergie.
Bij de plaatsing van een windturbine wordt rekening gehouden met mogelijke hinder door geluid en slagschaduw. De wetgeving regelt de bescherming van omwonenden tegen eventuele overlast. Zo moet de windturbine op voldoende afstand van huizen staan om geluidsoverlast te voorkomen. De vuistregel is vier keer de masthoogte.
Windturbines zijn de helft van de tijd nauwelijks hoorbaar. Als het zacht waait, staat de windmolen nagenoeg stil en maakt hij (bijna) geen geluid. Als het hard waait, neemt het achtergrondgeluid (van bijvoorbeeld wegen en blaadjes aan de bomen) sterk toe en wordt de turbine daardoor overstemd. Bij windkracht 3 tot 6 is de windturbine in de meeste gevallen wel hoorbaar. De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in de ontwikkeling van geluidsarme windturbines. Dit is bereikt door betere geluidsisolatie, verlaging van het toerental en een verbeterd ontwerp van de rotorbladen. Om geluidsoverlast voor omwonenden zo beperkt mogelijk te houden is regelgeving opgesteld. Het aantal, het vermogen en de afstand van de windturbines tot gevoelige objecten (zoals woningen of scholen) is van belang voor het type regelgeving. In de Wet Milieubeheer staat hoeveel geluid windturbines mogen maken. Lees meer over geluid en windmolens.
Daarnaast laat de windturbine op bepaalde momenten een (bewegende) schaduw ontstaan. Deze zogeheten slagschaduw kan bij een laagstaande zon hinder veroorzaken als de turbine dicht bij een woonhuis staat. Als er meer dan een bepaald aantal uren slagschaduw optreedt, moet de turbine (automatisch) worden stilgezet. Ondanks dat de wet veel bescherming biedt (en aan alle normen wordt voldaan), kunnen omwonenden de effecten toch als hinderlijk ervaren.
Globaal zijn de jaarlijkse kosten en baten van een windpark van 15 MW met 2.200 vollasturen als volgt:
Bron: 'Kosten en baten windpark op land' (Pondera Consult, oktober 2009)
Gemiddeld zijn de kosten voor de ontwikkeling en de bouw van een windpark ruim 1,4 miljoen euro per MW vermogen (€ 1.430 / kW). Voor een windpark van 15 MW komen hiermee de totale investeringskosten op € 21.500.000.
Miniturbines worden gebruikt voor kleinschalige opwekking van elektriciteit achter de meter. Ze worden ingezet om windenergie te benutten op locaties waar dat met grote windturbines niet mogelijk is, zoals de gebouwde omgeving. Miniturbines hebben een vermogensbereik van tussen 0,5 kW en 6 kW. Er is een aantal vragen en antwoorden over miniturbines opgenomen; deze informatie is afkomstig van het Ministerie van I&M.
Meer informatie over kleine windturbines vindt u in de brochure 'Praktische toepassing van miniturbines'. Deze vindt u als download op onze pagina Brochures over windenergie. Deze brochure is opgesteld om handvatten te bieden voor onder meer gemeenten, bouwkundige projectontwikkelaars, architecten, woningbouwcorporaties etc. Het geeft inzicht in de stappen die gezet moeten worden en de aandachtspunten die daarbij aan de orde zijn. Tevens wordt uitleg gegeven over verschillende typen miniturbines (o.b.v. pilotprojecten in de periode 2007-2010) en een toelichting op de actuele marktsituatie.
De visie van de Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA) ten aanzien van de mogelijkheden voor toepassing van miniturbines in Nederland is vastgelegd in het 'Visiedocument mini windturbines'.
Bij turbines van het HAT-type ligt de as evenwijdig aan de richting van de wind terwijl de wieken loodrecht op de richting van de wind staan. In actieve stand staan deze turbines ‘met de neus’ in de wind. Bij een verandering van de windrichting zoekt de turbine opnieuw naar de optimale stand ten opzichte van de wind met een staart (‘windvaan’) achter de wieken. Sommige turbines hebben een kruimotor in plaats van een windvaan. Bij turbines van het VAT-type staat de as loodrecht op de richting van de wind, terwijl de wieken evenwijdig aan de as zijn bevestigd. Deze turbines vangen de wind die loodrecht op de wieken komt, ongeacht de richting. Kijkend vanuit de ruimtelijke inslag en naar de maximale tiphoogte, dan zijn er geen wezenlijke verschillen.
Een windmolen van de huidige generatie, van 3 MW, levert per jaar 6.000.000 tot 7.500.000 kWh aan elektriciteit op. Met één zo’n turbine kan dus voor zo’n 1.800 tot 2.200 huishoudens elektriciteit worden opgewekt.
De opbrengst van een windturbine hangt af van een aantal factoren:
Voor een snelle berekening kunt u het volgende hanteren:
De windturbines die de laatste jaren worden geplaats hebben veelal een mast- of ashoogte van 80 meter of meer. De rotorbladen zijn 40 à 50 meter lang. De rotordiameter is hiermee 80 of 100 meter. De totale hoogte (tiphoogte) kan dus wel 150 meter zijn.
Uit onderstaande figuur is op te maken dat de ontwikkelingen in de hoogte en het vermogen van windmolens snel is gegaan.
Toch hebben van de bijna 2000 windturbines die nu in Nederland staan maar zo'n 250 een ashoogte van 80 meter of meer. De komende jaren zal dit aantal toenemen omdat oude turbines vervangen worden door hogere turbines met grotere rotorbladen. Het is overigens gebleken dat de meeste mensen niet kunnen onderscheiden of een turbine een ashoogte heeft van 80 of van 100 meter.
Een elektriciteitscentrale werkt het meest efficiënt als deze een vaste hoeveelheid stroom produceert. In de praktijk gebeurt dit nooit. Het aanbod van een elektriciteitscentrale wordt precies afgestemd op de vraag. Die vraag is sterk wisselend en hangt onder andere af van het jaargetijde, de dag van de week en het tijdstip van de dag. In 2009 heeft de TU Delft in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken een onderzoek gedaan naar de regelbaarheid van elektriciteitscentrales. Onderzoekers constateren dat snel op- en afregelen leidt tot meer slijtage, een grotere faalkans en verhoogd brandstofgebruik.
De vraag is nu of elektriciteitscentrales vaker en sterker moeten op- en af regelen (of aan- of afschakelen) door het fluctuerende aanbod aan windenergie. Dat is inderdaad het geval. Weliswaar stemt de elektriciteitscentrale, ook zonder windenergie, het aanbod af op de vraag, met efficiëntieverlies tot gevolg. Maar door de inpassing van windenergie neemt het efficiëntieverlies toe. Onderzoek van de Munich University of Technology (Roth, Kuhn & Wagner, 2007) laat zien dat in de Duitse situatie door dit efficiëntieverlies de CO2-emissiereductie tussen de 7 en 9 procent minder is dan verwacht zou kunnen worden. Dat wil dus zeggen dat de emissiereductie voor een kWh windenergie als er niet op- en afgeregeld zou hoeven te worden 100% zou zijn ten opzichte van een kWh fossiel opgewekte elektriciteit. Door het efficiëntieverlies is die reductie weliswaar lager, maar bedraagt altijd nog tussen de 91 en 93 procent in vergelijking met fossiel opgewekte elektriciteit.
Daarnaast is het aanbod van windenergie veel minder grillig dan wel eens wordt gedacht. Tussen de verschillende landen in noordwest Europa zijn hoogspanningsverbindingen, en het waait vrijwel altijd wel ergens in deze regio. Het aanbod van windenergie is daarmee redelijk constant. Bovendien is de wind, en daarmee het te verwachten aanbod aan windenergie, steeds beter te voorspellen. De elektriciteitscentrale kan de productie daarop afstemmen en op die manier zo min mogelijk op- of afregelen.
Inpassen van windenergie leidt dus tot een significant lagere uitstoot van CO2. Daarmee is windenergie een van de schoonste vormen van energieopwekking.
De hoeveelheid energie die nodig is om een windturbine te fabriceren, plaatsen, onderhouden en na twintig jaar te verwijderen, is in drie tot zes maanden terugverdiend. Dit is afhankelijk van het type turbine.