Pijlinktvissen
Heeft u pijlinktvis gevangen? Dan kan het om verschillende soorten gaan. Voor het juist registreren van de soorten in uw vangstopgave let u op verschillende kenmerken.
Maaswijdtes pijlinktvisvisserij Noordzee en Noordwestelijke wateren
Op 28 oktober 2025 veranderen de regels voor maaswijdtes voor de visserij op pijlinktvis (Loliginidae en Ommastrephidae). De Europese Commissie heeft dit op maandag 27 oktober 2025 bekend gemaakt. Dit geldt voor de Noordzee en bepaalde gebieden van de Noordwestelijke wateren.
Noordzee
In de Noordzee (ICES-deelgebied 4) is de minimale maaswijdte voor de gerichte visserij op pijlinktvis 80 millimeter.
Noordwestelijke wateren
In de Noordwestelijke wateren gelden verschillende minimale maaswijdtes. Het ligt aan het gebied waar u vist welke maaswijdte u gebruikt.
ICES-deelgebied 5 en 6
De minimale maaswijdte voor de gerichte visserij met gesleept vistuig op pijlinktvissen is 40 millimeter.
ICES-sectoren 7a, 7b, 7c, 7d, 7e, 7g, 7h en 7k
De minimale maaswijdte voor de gerichte visserij met bodemtrawls en zegens op pijlinktvissen is 80 millimeter.
FAO-codes
Elke soort pijlinktvis heeft een eigen FAO-code, die u in uw vangstopgave meldt. Het kan om onder andere de volgende soorten gaan:
- gewone pijlinktvis (SQR)
- Noordse pijlinktvis (SQF)
- Ierse pijlinktvis (TDQ)
- slanke pijlinktvis (SQM)
- dwergpijlinktvis (OUL)
- Europese vliegende inktvis (SQE)
De gewone pijlinktvis en de Noordse pijlinktvis komen het meeste voor in de Nederlandse visserij.
Determinatieschema
De verschillende soorten pijlinktvis lijken soms erg op elkaar. Met behulp van het determinatieschema komt u erachter welke soort u gevangen heeft. Onder het determinatieschema staat een uitgebreide uitleg van de uiterlijke kenmerken waar u op let.
Uiterlijke kenmerken
U herkent de soort die u gevangen heeft aan de volgende kenmerken.
De gewone pijlinktvis, de Noordse pijlinktvis en de dwergpijlinktvis hebben een vlies voor de ogen. Bij de andere soorten loopt het vlies niet door tot over de ogen.
De soort op de foto heeft geen vlies voor de ogen.
Bij de dwergpijlinktvis is het uiteinde van de mantel doorgetrokken tot een punt. De bovenste inktvis op de foto is een dwergpijlinktvis.

Bij de Noordse inktvis zijn alle zuignappen ongeveer even groot.
Bij de gewone pijlinktvis hebben de zuignappen verschillende groottes. Deze zijn rechts op de foto te zien.
Bij de Ierse pijlinktvis zijn de vinnen ongeveer half zo lang als de mantel. De bovenste soort op de foto is een Ierse pijlinktvis.
Aan de onderzijde van hun lichaam hebben inktvissen een sifon. Met dit buisvormig orgaan spuit de inktvis water uit de mantel naar buiten. In de groef van de sifon bevindt zich een huidplooi: de foveola. De Europese vliegende inktvis heeft ribbels in de lengte van de foveola.


