Geschiedenis van octrooien

Gepubliceerd op:
30 maart 2011
Laatst gecontroleerd op:
5 januari 2024

Octrooien zijn niet nieuw, ze zijn al heel oud. In 600 v. C. werden er in de Griekse kolonie Sybaris in het zuiden van Italië octrooien gegeven voor gerechten. Dit zullen vast heerlijke gerechten zijn geweest.

Het duurt een tijdje voor we in de geschiedenis weer over octrooien horen. Het is dan 1421. In Florence krijgt een zekere Brunelleschi voor drie jaar een octrooi op een soort schip. Maar er is pas sprake van een georganiseerde octrooiverlening in 1474. Dan heeft de stad Venetië een verordening die een privilege van tien jaar toezegt aan ‘Alle uitvinders van nieuwe kunsten en machines'.

Vanaf 1589 zien we in de Verenigde Nederlanden dat er ‘octrooien voor uitvindingen' worden verleend en geregistreerd in de aktenboeken van de Staten-Generaal. Men kende overigens ook ‘octrooien voor handels- en fabrieksmerken'. Bijvoorbeeld het recht om spelden op een groen stuk papier met de afbeelding van een engel te verkopen.

Nieuw, inventief en toepasbaar

Om een octrooi voor een uitvinding te krijgen, was het belangrijk dat die uitvinding nieuw was. Het feit dat een vinding ergens in het buitenland al bekend was kon wel, als er dan maar in de Nederlanden een nieuwe industrie op gevestigd kon worden. Bijvoorbeeld voor het maken van macaroni.

Het toepassen in de praktijk van de vinding was een eis, men kreeg daar ongeveer een jaar voor. Dat was dan het moment dat de vinding openbaar werd, een begrip dat nog steeds bij ‘octrooien voor uitvindingen' hoort. Namaak (misbruik van het recht) kon worden bestraft, een octrooi kon ook vernietigd worden.... Er was wel sprake van een zekere willekeur in de duur van de geldigheid: dat kon twee jaar zijn, maar ook vijftien en soms wel vijftig jaar. Bij afloop konden ze vaak nog verlengd worden.

Eén ding is zeker, octrooien functioneerden ook toen al als een economisch middel in veel landen. De vereisten en kosten voor verlening liepen nogal uiteen. Dat was afhankelijk van de verlenende instanties, van vorsten tot publieke organen.

Eerste octrooiwet

In 1817 kregen we in Nederland een eerste Octrooiwet. Daarin werd vastgelegd dat octrooien vijf, tien of vijftien jaar geldig konden zijn. De niet geringe kosten daarvoor konden oplopen tot 750 gulden. Er moesten volledige beschrijvingen van de uitvinding ingeleverd worden. Deze werden openbaar op het moment dat de aanvrager het octrooi kwam 'lichten'. Dat wil zeggen zijn betaling deed en een gewaarmerkt afschrift kreeg. In 1869 werd de wet weer afgeschaft en Nederland kreeg toen het imago van een vrijbuitersnatie.

Internationale samenwerking

Het eind van de 19e eeuw stond in het teken van internationale samenwerking. Het waren de tijden van het oprichten van de volkerenbond. De euforie over de industrialisering maakte dat men bereid was om over de eigen nationale grenzen heen te kijken. Tegen 1883 kwamen meer dan 140 landen bij elkaar in Parijs om te proberen om de nationale wetten over industrieel eigendom (octrooien, merken modellen) te vergelijken en op één lijn te krijgen. In het beroemde Unieverdrag van Parijs van dat jaar werd onder andere afgesproken dat men in alle aangesloten landen het recht van voorrang zou erkennen. Drie jaar later werden internationale afspraken gemaakt over de bescherming van de Intellectuele Eigendom, werken van letterkunde en kunst. Dit gebeurde op de Berner Conventie van 1886.

Rijksoctrooiwet 1910 en Europees Octrooiverdrag

Nederland behoorde zowel bij de Unie van Parijs als bij de Berner Conventie tot de deelnemende staten. Maar het duurde tot 1910 voordat wij weer een octrooiwet kregen, de Rijksoctrooiwet 1910. Vanaf het verleningsjaar 1912 ging het aantal octrooiaanvragen gestaag omhoog. In de jaren '60 en '70 waren er aantallen van 14 tot 18.000. De ondertekening van het Europees Octrooiverdrag in 1973 door vijftien landen was een unieke gebeurtenis. Twee jaar later kon een uitvinder of fabrikant voor het eerst één aanvraag doen en een octrooi krijgen voor 17 landen. Het Europees Octrooibureau in München verleende de octrooien en kreeg al gauw vestigingen in Rijswijk, Berlijn en Wenen. De aantallen Nederlandse premier depots (eerste aanvragen) daalden toen spectaculair.

Rijksoctrooiwet 1995

In 1995 leidde deze daling tot een nieuwe wet, de Rijksoctrooiwet 1995. Binnen deze wet werd het mogelijk goedkoper en sneller octrooi aan te vragen, zonder het jaren durende inhoudelijke onderzoek en zonder toetsing. Bij het nieuwe zesjarig octrooi wordt geen onderzoek naar de stand der techniek gedaan. Wel had de aanvrager de mogelijkheid om een onderzoek naar de stand der techniek te vragen bij een twintigjarig octrooi. De verleningstermijn werd verkort tot achttien maanden; de publicatie verscheen voortaan na dezelfde termijn.

Wijziging Rijksoctrooiwet 1995

Per 5 juni 2008 verdwijnt het zesjarig octrooi. De Rijksoctrooiwet 1995 wijzigt op een aantal onderdelen. Bij het twintigjarige octrooi blijft het onderzoek naar de stand der techniek verplicht. Publicatie van de uitkomst van dit onderzoek geeft de aanvrager en de buitenwereld zicht op de kracht van het octrooi.

Toekomst?

Sinds 1 juni 2023 is het unitair octrooi een nieuwe keuzemogelijkheid na verlening van uw Europese aanvraag. Het nieuwe unitair octrooi is één octrooi voor 17 aangesloten Europese landen.

In opdracht van:
  • Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Bent u tevreden over deze pagina?