Terugverdientijdmethodiek - energiebesparingsplicht
Heeft u een energiebesparingsplicht? Dan moet u maatregelen die de CO2-uitstoot met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uitvoeren. Op deze pagina lichten we toe hoe u de CO2-vermindering en de terugverdientijd van een maatregel berekent.
Wanneer gebruikt u de terugverdientijdmethodiek?
Heeft u een energiebesparingsplicht? Dan moet u alle maatregelen die de uitstoot van CO2 verminderen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uitvoeren. Dit gaat over maatregelen op het gebied van energiebesparing, hernieuwbare opwek en overstap naar een andere energiedrager.
Maakt u gebruik van de Erkende maatregelenlijst energiebesparing (EML) om aan de energiebesparingsplicht te voldoen? Dan hoeft u de CO2-vermindering en terugverdientijd niet zelf te bepalen. Op de EML staan namelijk alleen maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder.
Heeft u een onderzoeksplicht voor uw activiteitgebonden maatregelen? Of maakt u geen gebruik van de EML-systematiek? Dan moet u de CO2-vermindering en de terugverdientijd van de mogelijke maatregelen bepalen met de wettelijk vastgelegde methodiek.
De methodiek staat sinds 13 juni 2023 gepubliceerd in de Staatscourant.
Glastuinbouw
U kunt met deze methodiek ook de terugverdientijd van specifieke maatregelen voor de glastuinbouwsector berekenen. Hiervoor gelden afwijkende energieprijzen omdat voor deze sector een verlaagd belastingtarief voor aardgas geldt. De energieprijzen voor de glastuinbouw staan sinds 30 juni 2023 gepubliceerd in de Staatscourant. Hierin is ook voor glastuinbouwbedrijven vastgelegd hoe de terugverdientijd van een maatregel wordt berekend als er energie door een WKK-installatie wordt opgewekt.
Voor niet-glastuinbouwbedrijven is niet vastgelegd hoe de terugverdientijd berekend moet worden als er een WKK-installatie aanwezig is.
Terugverdientijd van uw maatregel bepalen
Als de maatregel een terugverdientijd heeft van 5 jaar of minder én de uitstoot van CO2 vermindert, moet u de maatregel uitvoeren. Is het niet duidelijk dat de maatregel de uitstoot van CO2 vermindert? Dan bepaalt u de CO2-vermindering met de wettelijk vastgestelde methodiek van uw maatregel. Zie ook Bepaal de CO2-vermindering van uw maatregel.
Sommige maatregelen verminderen wel de uitstoot van CO2, maar leiden niet tot energiebesparing, elektrificatie of het produceren van hernieuwbare energie. Deze maatregelen vallen buiten de energiebesparingsplicht.
Bij energiebesparende maatregelen en van aardgas naar een warmtenettoepassing overstappen, hoeft u niet de CO2-vermindering vast te stellen. Hierbij is er geen toename van de CO2-uitstoot. U bepaalt de terugverdientijd van de maatregel met de terugverdientijdmethodiek.
Bekijk de infographic terugverdientijdmethode voor een verdere toelichting
Is het niet duidelijk of uw maatregel de uitstoot van CO2 vermindert? Bepaal dan de CO2-emissiereductie (vermindering) met onderstaande formule.
Formule CO2-emissiereductie: R = ∑i Ei x EFi
R | De jaarlijkse CO₂-emissievreductie van de maatregel in kg CO₂ |
---|---|
Ei | De jaarlijkse energiebesparing op het gebruik van energiedrager i (in m3 aardgas of kWh elektriciteit of in GJ van een andere energiedrager) |
EFi | De CO₂-emissiefactor van energiedrager i (in kg CO₂/m3 aardgas of kg CO₂/kWh elektriciteit of kg CO₂/GJ van een andere energiedrager) |
De CO2-vermindering bepaalt u door de jaarlijkse besparing op het gebruik van een energiedrager i te vermenigvuldigen met de CO2-emissiefactor van die energiedrager. De CO2-emissiefactor van de energiedrager aardgas is bijvoorbeeld 56,4 kg CO2 per GJ aardgas.
Bij het bepalen van de CO2-vermindering van een maatregel moet u alle relevante energiedragers meenemen. Ook als u meer van een energiedrager gebruikt. Bijvoorbeeld met een warmtepomp bespaart u dan wel op het gebruik van aardgas, maar u gebruikt wel meer elektriciteit.
Afwijken
In sommige gevallen, vooral in de energie-intensieve industrie, mag u afwijken van de standaardformule. Voor een CO2-emissieberekening volgt u de Europese verordening voor monitoring en rapportage van emissiehandel. Voor scope 2-emissies gebruikt u de standaardmethode. Dit zijn emissies die ontstaan door de opwekking van elektriciteit, warmte, koeling en stoom uit externe installaties. De installaties zijn dan niet van de eigen onderneming, maar de onderneming gebruikt ze wel.
Afwijken is ook toegestaan als de CO2-emissiefactor voor elektriciteit niet kenmerkend is voor uw eigen elektriciteitsgebruik of -productie. Dit is bijvoorbeeld het geval als u een elektrische boiler alleen gebruikt met het overschot aan hernieuwbare elektriciteit. In zo'n geval bepaalt u zelf het effect.
Wekt u zelf hernieuwbare energie op, bijvoorbeeld met zonnepanelen? Dan is het belangrijk om te weten dat u niet uw eigen emissiefactor moet gebruiken bij het berekenen van energiebesparende maatregelen. Dit omdat de bespaarde elektriciteit niet op elk moment afkomstig is van uw eigen productie.
De CO2-emissiefactoren die u moet gebruiken zijn:
- Elektriciteit: 0,29 kg CO2 per kWh elektriciteit
- Brandstoffen: zie meer informatie via Nederlandse energiedragerlijst versie januari 2022
- Stadsverwarming: de CO2-emissie van de warmtelevering uit de duurzaamheidsrapportage zoals verplicht onder de Warmtewet
De CO2-emissiefactoren van overige warmte- en koudelevering, en van brandstoffen die niet op de brandstoffenlijst staan, moet u zelf bepalen en onderbouwen. U moet de CO2-emissiefactor gebruiken van het jaar waarin u de maatregel uitvoert. Dus niet een toekomstige of gemiddelde CO2-emissiefactor over de levensduur van de maatregel.
Voor warmtelevering in de industrie kan wel rekening worden gehouden met de ontwikkeling van de CO2-emissiefactor over de levensduur van de maatregel. Uw omgevingsdienst beoordeelt of deze CO2-emissiefactor voldoende onderbouwd en aannemelijk is.
Meer informatie
Lees de ministeriële regeling in de Staatscourant (of de regeling voor de glastuinbouw) als u meer informatie wilt over:
- de terugverdientijdmethodiek
- randvoorwaarden
- specifieke details over gebruikte begrippen
- niet-beschreven afwijkingen van standaardsituaties