Veelgestelde vragen over de Lbv, Lbv-plus en Lbv kleinere sectoren
Heeft u een vraag over de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv), Lbv-plus of Lbv kleinere sectoren? Of over de AERIUS Check? Hier vindt u het antwoord op de meest gestelde vragen. Staat uw vraag er niet bij? U leest hier ook bij welke helpdesk u dan terechtkunt.
Vragen over de Lbv kleinere sectoren
U kunt per veehouderijlocatie maar voor een van de beëindigingsregelingen subsidie krijgen. Dus u kiest zelf wat financieel het voordeligste is. Op de pagina's Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) kleinere sectoren en Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus) vindt u een rekentool om een inschatting te maken van het subsidiebedrag.
Het is niet mogelijk om op één locatie met een diersoort mee te doen met de Lbv en met de andere diersoort met de Lbv kleinere sectoren.
Doet u al mee met de Lbv-plus? En wilt u nu voor dezelfde locatie een aanvraag indienen voor de Lbv kleinere sectoren? Dat kan niet als u door de Lbv-plus uw bedrijfslocatie al aan het beëindigen bent. U voldoet dan namelijk niet meer aan de voorwaarde dat u uw productiecapaciteit de afgelopen 5 jaar onafgebroken in gebruik had.
We gaan uit van de omschrijving van het woord ‘veehouderijlocatie’ uit de regelingstekst. Dit is de vestigingsplaats van de veehouderij, met het erf eromheen. De omschrijving van het woord ‘erf’ staat in de Omgevingswet. Het erf ligt direct naast het hoofdgebouw. Het is een perceel of een deel daarvan, met of zonder gebouwen. Het erf is ingericht voor het gebruik van het hoofdgebouw, op een manier die mag volgens het omgevingsplan.
Wat precies de afbakening (de begrenzing) is van een veehouderijlocatie kan per geval verschillen. Het hangt af van de feitelijke omstandigheden. We kijken daarbij naar verschillende indicatoren, zoals UBN en vergunning. Hieronder leest u 2 voorbeelden.
U heeft voor uw locatie 2 UBN’s en één milieuvergunning
Dit zien wij als één locatie. U kunt dus voor een locatie een subsidieaanvraag kunt doen. Het is niet mogelijk om met een gedeelte van de veehouderijlocatie te stoppen. Alle veehouderijactiviteiten op een veehouderijlocatie moeten beëindigd worden.
U heeft voor uw locatie 2 vergunningen op 1 UBN
Is er sprake van 2 verschillende adressen, maar wilt u voor een van de locaties een aanvraag doen? U kunt proberen voor de subsidieaanvraag een extra UBN aan te vragen. Dit doet u voor het adres waar nog geen UBN op geregistreerd is.
Wordt dit afgewezen? Bijvoorbeeld omdat de adressen als één veehouderijlocatie gezien worden? Dan bepalen we op basis van de UBN-registratie of er sprake is van één of 2 veehouderijlocaties.
Bij een gekoppeld bouwblok kan het zijn dat u één UBN heeft en dat er dus sprake is van één veehouderijlocatie. Ook al heeft u voor elk van de delen een aparte omgevingsvergunning of meldingsverplichting. In dat geval moet u beide vergunningen laten vervallen als u meedoet aan de regeling.
Vragen over de Lbv en Lbv-plus
U moet alle productiecapaciteit slopen en afvoeren die u gebruikt voor melkvee, varkens, kippen. kalkoenen. Bij de Lbv-plus gaat het ook om de productiecapaciteit voor vleeskalveren. Dit geldt voor mest- en voeropslagen en alle dierenverblijven waarvoor u een vergoeding krijgt.
Een dierenverblijf waarvoor u geen vergoeding kunt krijgen, mag blijven staan. Dit zijn bijvoorbeeld dierenverblijven:
- die al lange tijd leegstaan;
- die op het moment van aanvragen jonger zijn dan 5 jaar;
- waarin u dieren houdt die niet meedoen met de regeling.
Vraagt u de Lbv of Lbv-plus aan? Een van de voorwaarden is dat u op uw locatie geen landbouwhuisdieren meer houdt. U voert dus alle landbouwhuisdieren van uw locatie af. U mag er alleen nog hobbydieren houden.
Voorbeeld
U heeft een vleeskalverhouderij en houdt daarnaast geiten. Geiten vallen niet onder deze regeling. Het dierenverblijf voor uw geiten hoeft u dus niet te slopen. Maar u moet de geiten wel van de locatie afvoeren, omdat u geen landbouwhuisdieren meer mag houden.
Heeft u nog een andere bedrijfslocatie, waarmee u niet meedoet aan de regeling? Dan mag u de geiten daar nog wel houden. Het doorstartverbod geldt alleen voor de diersoorten waarmee u aan de regeling meedoet.
Ja, u moet de mest wel afvoeren. Dit is een van de eisen bij het meedoen aan de Lbv en Lbv-plus. Zijn de dieren en de mest afgevoerd van uw veehouderijlocatie? Dan zorgt deze locatie niet langer voor stikstofneerslag op het Natura 2000-gebied bij u in de buurt. Dat is het doel van deze regelingen.
Bij de Lbv en Lbv-plus beëindigt u de productiecapaciteit op uw veehouderijlocatie. Dit zijn geen subsidies voor het omschakelen naar een andere activiteit, bijvoorbeeld akkerbouw. Daarom moet u alle mest afvoeren en kunnen we geen uitzondering maken. U mag pas weer mest aanvoeren als dit voor een andere activiteit dan het houden van landbouwhuisduren is toegestaan vanuit uw vergunning en omgevingsplan.
De Rood voor Rood-regeling kan gecombineerd worden met de Lbv of de Lbv-plus. U loopt geen risico op een terugvordering van de Lbv- of Lbv-plus-subsidie vanwege ongeoorloofde staatssteun.
De Lbv en de Lbv-plus zijn bedoeld voor het sluiten van een veehouderijlocatie en bieden een vergoeding voor het waardeverlies dat daarmee samenhangt. De Lbv-plus biedt ook een vergoeding voor de sloopkosten. De Lbv en Lbv-plus zijn goedgekeurd door de Europese Commissie. Een Rood voor Rood-regeling is een instrument van ruimtelijke ordening en heeft betrekking op de mogelijkheid voor herbouw op dezelfde plaats of nieuwbouw elders. De Rood voor Rood-regeling wordt ook wel ruimte voor ruimte regeling genoemd. Provinciale en gemeentelijke overheden hebben hieraan op verschillende wijze invulling gegeven. Onbekend is of daarbij in een enkel geval ook een subsidie wordt gegeven voor de sloopkosten.
De staatssteunregels bevatten beperkingen voor de stapeling van subsidies voor dezelfde activiteit (ook wel cumulatie genoemd). In dit geval kan stapeling hoogstens aan de orde zijn bij de Lbv-plus, voor de subsidie voor sloop. Namelijk in het geval de Rood voor Rood-regeling ook een vergoeding biedt voor de sloopkosten. Dan moet worden voorkomen dat de veehouder 2 keer een vergoeding krijgt voor de sloopkosten. Dat kan reden zijn om achteraf, bij de vaststelling van de subsidie, uit de subsidie van de Lbv-plus het gedeelte voor sloopkosten te schrappen.
Ja, want het afvoeren van dieren kan ook onderdeel zijn van de normale bedrijfsvoering. Dit is alleen wel voor eigen risico. Wordt uw aanvraag toch afgewezen? Of besluit u zelf uw aanvraag in te trekken? Dan zijn uw dieren al weg.
U krijgt een vergoeding voor het waardeverlies van de productiecapaciteit. Hieronder vallen dierenverblijven, mest- en voeropslagen. Het moet gaan om dierenverblijven die u gebruikt voor het houden van varkens, melkvee, kippen of kalkoenen. Bij de Lbv-plus tellen ook dierenverblijven voor vleeskalveren mee.
Vergoeding per m2
U krijgt een vergoeding per m2 dierenverblijf. Bij het berekenen van de vergoeding gaan we uit van de buitenmaten van het dierenverblijf. Zijn er binnen dit verblijf ook andere ruimtes, zoals een kantoor, voerkeuken of hygiënesluis? Dan hoeft u deze m2 er niet vanaf te halen. Is er een aparte ruimte aan de stal vast gebouwd? Deze m2 tellen niet mee voor de vergoeding. Ook de oppervlakte van een (overdekte) uitloop tellen we niet mee.
Kan ik een vergoeding krijgen voor een scharrelruimte voor pluimvee?
Een scharrelruimte (wintergarten) is onderdeel van het dierenverblijf. U krijgt hiervoor een vergoeding als uw scharrelruimte een geldig stalcertificaat heeft van een onafhankelijk certificeringsbureau.
Mest- en voeropslagen al meegerekend
In de vooraf vastgestelde vergoeding per m2 zijn investeringen in bijvoorbeeld mest- en voeropslagen al meegerekend. U krijgt hiervoor dus geen aparte vergoeding. Daarom hoeft u de oppervlakte hiervan ook niet door te geven.
Een renovatie verandert de datum waarop u voor het eerst landbouwhuisdieren in de stal hield niet. Om de vergoeding voor een gerenoveerde stal te berekenen, vult u dus de datum in waarop u voor het eerst landbouwhuisdieren hield in de stal.
Is er een nieuw gedeelte bij de stal aangebouwd? Dan vult u de nieuw aangebouwde m2 in als apart dierenverblijf. U vult daarbij de datum in waarop u voor het eerst landbouwhuisdieren hield in dit nieuwe gedeelte.
Hiervoor rekent u met dezelfde waarde als een stal van 40 jaar oud.
Heeft u van ons een brief gekregen, waarin wij u vragen om extra informatie te sturen? Hiervoor volgt u deze stappen:
- Ga naar Mijn RVO en log in met eHerkenning.
- Ga bovenaan de pagina naar Mijn dossier. Hier ziet u uw laatste aanvragen onder Zaken.
- Kies uw aanvraag voor de Lbv of Lbv-plus. Kies daarna voor Aanvraag openen > Aanvraag verlening aanvullen.
- Het aanvraagformulier van de Lbv of Lbv-plus opent. Op de pagina Bijlagen voegt u uw extra bestand(en) toe. Kies eerst een bestand en druk daarna op Upload.
- Heeft u alle bestanden toegevoegd? Vergeet dan niet om het formulier opnieuw te ondertekenen en te verzenden.
Staat uw vraag er niet bij?
Heeft u nog vragen over de Lbv of de Lbv-plus? Bijvoorbeeld over uw specifieke situatie? Of over het aanvraagproces? Bel ons op 088 042 42 42. Of stel uw vraag via de chat. Als u wilt, kunt u ook op andere manieren contact met ons opnemen. Wij helpen u graag verder.
Vragen over de AERIUS Check
U vult alleen emissies in uit de sectorgroep Landbouw met de sector Stalemissies.
Gebruikt u een oude berekening om de AERIUS Check in te vullen? Verwijder dan andere bronnen van emissie uit de berekening.
U gebruikt het rekenjaar 2023. Als u begint met de AERIUS Check ziet u de velden Type en Rekenjaar. Deze staan standaard op Referentie en 2023. Dit is juist en dit hoeft u niet aan te passen. Later in de AERIUS Check vult u informatie over uw dieren in. U gebruikt hiervoor het gemiddelde aantal landbouwhuisdieren dat u in 2021 op uw locatie heeft gehouden.
In de AERIUS Check vult u het gemiddeld aantal landbouwhuisdieren in dat u in 2021 op uw locatie heeft gehouden. U kijkt dus naar het gemiddelde aantal dieren dat tussen 1 januari 2021 en 1 januari 2022 per diercategorie heeft gehouden. U haalt deze informatie bijvoorbeeld uit uw veesaldokaart of diertelkaart.
Doet u een aanvraag voor de Lbv of de Lbv-plus? Dan stuurt u een kopie van uw dieradministratie mee. Na uw aanvraag controleren wij deze informatie. In uw dieradministratie staan de dieraantallen per diercategorie. Er staat ook in op welke datum de aantallen veranderd zijn. Het gaat om de diercategorieën uit bijlage II van de Meststoffenwet. U kunt bijvoorbeeld uw veesaldokaart of diertelkaart meesturen. Houd er rekening mee dat uw Gecombineerde opgave niet geschikt is om hiervoor als bijlage mee te sturen.
Kunt u laten zien dat 2021 niet kenmerkend was voor het jaarlijks gemiddeld gehouden aantal landbouwhuisdieren? Bijvoorbeeld door een ruiming? Alleen dan mag u uitgaan van een ander referentiejaar, namelijk 2019 of 2020.
Het resultaat van de AERIUS Check laat de stikstofneerslag (depositievracht) van uw veehouderijlocatie zien. U ziet ook of deze boven of onder de drempelwaarde van de Lbv of Lbv-plus uitkomt. Bij Weergave kiest u zelf voor Lbv of Lbv-plus.
Ziet u een vinkje staan? Dan komt de stikstofneerslag van uw locatie boven de drempelwaarde uit. Als er een kruisje staat, is de stikstofneerslag lager dan de drempelwaarde. Meer over het resultaat van de AERIUS Check vindt u bij Stap 4 van de handleiding Snel aan de slag met de AERIUS Check.
Voldoet uw locatie aan de drempelwaarde van de Lbv-plus? Dan valt uw bedrijf onder de aanpak piekbelasting. Wilt u weten welke mogelijkheden er voor u zijn? Lees dan verder op Als agrarisch ondernemer minder stikstof uitstoten.
Staat uw vraag er niet bij?
Heeft u hulp nodig bij het invullen van de AERIUS Check? De helpdesk van BIJ12 helpt u graag verder. Er staat ook een handleiding voor de AERIUS Check op de website Aanpak Stikstof.
- Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur