Gebruiksnormen mest: Bereken uw mestgebruik
Als landbouwer mag u mest uitrijden op uw percelen. Hier zijn maximale hoeveelheden voor. Dit noemen we de gebruiksnormen. Om te zorgen dat u binnen de normen blijft, maakt u berekeningen. Bijvoorbeeld van uw voorraden en de aanvoer en afvoer van mest op uw bedrijf.
Gebruiksnormen bepalen uw gebruiksruimte
Er zijn 3 gebruiksnormen: voor stikstof uit dierlijke mest, stikstof uit alle mest en fosfaat. De gebruiksnormen voor al uw hectares opgeteld noemen we ook wel de mestplaatsingsruimte of gebruiksruimte. Op Gebruiksnormen mest: Bereken uw gebruiksruimte leest u hoe u de gebruiksruimte voor uw bedrijf berekent. Hiermee maakt u aan het begin van elk groeiseizoen een bemestingsplan. In de Toelichting bemestingsplan voor alle landbouwers leest u hoe u dat doet.

Mest in 3 categorieën
Uw gebruikte hoeveelheid mest moet voor uw hele bedrijf binnen de 3 gebruiksnormen blijven. Tijdens het jaar houdt u bij of dat lukt. Daarom is het belangrijk dat u weet hoeveel stikstof uit dierlijke mest, stikstof uit alle mest en fosfaat u gebruikt.
Stikstof en fosfaat zitten in verschillende soorten mest. Er zijn 3 categorieën:
- Dierlijke mest
- Compost, zuiveringsslib en overige organische mest
- Kunstmest (of anorganische mest)
Bij stikstof maken we verschil tussen stikstof uit dierlijke mest en stikstof uit alle mest. Hier zijn 2 gebruiksnormen voor. Bij fosfaat maken we dit verschil niet.
Meer over de verschillende soorten mest leest u op Welke mest uitrijden.
Wat u nodig heeft bij berekenen van uw mestgebruik
Bij het berekenen van uw mestgebruik heeft u de antwoorden op deze vragen nodig:
- Hoeveel mest van elke soort had u op 1 januari en op 31 december in voorraad?
- Hoeveel mest van elke soort heeft u tijdens het jaar aangevoerd en afgevoerd?
- Als u dieren heeft: hoeveel mest hebben deze dieren geproduceerd?
- Hoeveel stikstof en fosfaat zat er in al deze hoeveelheden mest?
U gebruikt hierbij gegevens uit uw administratie en verschillende tabellen. Die vindt u op Tabellen mest.
Berekeningen verschillen per bedrijf
De berekeningen zijn niet voor elk bedrijf hetzelfde. Welke onderdelen u gebruikt, hangt af van uw soort bedrijf. Als u melkveehouder bent, maakt u een andere berekening dan wanneer u akkerbouwer of varkenshouder bent.
Stappen bij het berekenen van uw mestgebruik
Met de antwoorden op de vragen hierboven kunt u berekenen hoeveel mest u gebruikt heeft.
U stelt vast hoeveel mest u op 31 december op uw bedrijf in voorraad heeft. En hoeveel stikstof en fosfaat daar in zit. Dit is uw eindvoorraad en tegelijk uw beginvoorraad voor het jaar erna. De beginvoorraad stelt u dan vast op 1 januari.
Begin- en eindvoorraad dierlijke mest
De hoeveelheid stikstof en fosfaat uit dierlijke mest die u op uw bedrijf heeft opgeslagen, is uw voorraad dierlijke mest. Op 1 januari is dit uw beginvoorraad, op 31 december uw eindvoorraad.
U berekent het totale gewicht, maar ook de hoeveelheid stikstof en fosfaat in deze mest. U doet dat met:
- analyseresultaten van de hele mestvoorraad;
- analyseresultaten aanvoer en afvoer in het jaar van opgave;
- de door ons vastgestelde normen (forfaits).
U gebruikt de eerste van deze 3 manieren die voor u mogelijk is. Op Aanvullende gegevens landbouwer leest u hier meer over.
Gewicht van de mestvoorraad bepalen
Het gewicht van een mestvoorraad bepaalt u zo:
- Drijfmest: 1 kubieke meter = 1000 kilogram
- Vaste mest: u rekent met het soortelijk gewicht door een bepaalde hoeveelheid af te wegen. Weegt 50 liter bijvoorbeeld 40 kilogram? Dan is het soortelijk gewicht (40 / 50 =) 0,8 kilogram per liter.
Begin- en eindvoorraad overige mestsoorten
Van de overige mestsoorten bepaalt u ook de begin- en eindvoorraad. Hierbij gaat het om:
- compost, zuiveringsslib en overige organische mest
- kunstmest (anorganische mest)
U kijkt voor elke mestsoort naar het gewicht van de beginvoorraad op 1 januari en de eindvoorraad op 31 december. Gegevens over de stikstof- en fosfaatgehaltes voor zuiveringsslib en compost vindt u op uw Vervoersbewijs zuiveringsslib en compost (VZC). Heeft u meerdere vrachten in de begin- of eindvoorraad? Bereken dan van alle vrachten het gewogen gemiddelde. Gegevens van de kunstmest staan op de verpakking of de pakbon.
U kunt hiervan een overzicht maken. Tabel A hieronder kunt u als voorbeeld gebruiken.
Tabel A: Begin- of eindvoorraad mest
Mestsoort | Gewicht totaal | Gewicht stikstof | Gewicht fosfaat |
---|---|---|---|
Drijfmest melkkoeien | |||
Vaste mest jongvee | |||
Kunstmest KAS | |||
Compost | |||
Etc. | |||
Totaal |
Heeft u dierlijke mest aangevoerd en/of afgevoerd? Dan bepaalt u hiervan het totale gewicht en de hoeveelheid stikstof en fosfaat. Dat doet u op dezelfde manier als bij de begin- en eindvoorraad.
Van deze mest heeft u analysegegevens van het bemonsteren nodig. Het bemonsteren en analyseren is bij mestvervoer meestal verplicht. Hoefde u niet te bemonsteren? Gebruik dan de forfaits uit Tabel 11. U leest hier meer over op Aanvullende gegevens landbouwer.
Van de overige mestsoorten bepaalt u ook de aan- en afvoer. Dat doet u op dezelfde manier als bij de begin- en eindvoorraad.
Houdt u dieren voor gebruiks- en/of productiedoeleinden? Dan berekent u hoeveel mest deze dieren produceren. Hoe u de berekening maakt, ziet u op Gebruiksnormen mest: bereken uw mestproductie.
Totale mestgebruik bepalen
Heeft u alle informatie over uw voorraden, aan- en afvoer en productie van mest voor uw bedrijf verzameld? Dan kunt u uw totale mestgebruik bepalen. U maakt deze som voor stikstof uit dierlijke mest, stikstof uit alle mest en fosfaat:
- Beginvoorraad + aanvoer + mestproductie – afvoer – eindvoorraad = uw gebruik.
Werkingscoëfficiënt voor stikstof alle mest
U heeft nu voor elke gebruiksnorm het aantal kilogrammen berekend. Voor de gebruiksnorm stikstof uit alle mest berekent u nu nog de werkzame stikstof. Dat doet u met de werkingscoëfficiënt.
De werkingscoëfficiënt is het percentage stikstof dat tijdens de groei gemiddeld beschikbaar komt voor het gewas. Niet alle stikstof uit organische mest is namelijk meteen beschikbaar voor het gewas. Dit percentage vindt u in Tabel 9 Werkzame stikstof landbouwgrond. Organische mest is dierlijke mest, maar bijvoorbeeld ook compost en zuiveringsslib. Voor kunstmest is de werkingscoëfficiënt 100%.
Werkzame stikstof berekenen
Voor de gebruiksnorm stikstof uit alle mest berekent u voor alle mestsoorten de werkzame stikstof. U vermenigvuldigt het aantal kilogrammen met de werkingscoëfficiënt.
Heeft u bijvoorbeeld 1000 kilogram stikstof uit dierlijke mest gebruikt en is de werkingscoëfficiënt 50%? Dan rekent u voor de gebruiksnorm stikstof uit alle mest met 500 kilogram stikstof uit dierlijke mest. U kunt Tabel B hieronder gebruiken als voorbeeld voor de berekening.
Mengsels van dierlijke mest en digestaat
Heeft u een mengsel van mestsoorten? Dan rekent u met de werkingscoëfficiënt van het type mest (in het mengsel) met de hoogste werkingscoëfficiënt. Zit er in het mengsel een mestsoort die niet in deze tabel staat? Reken dan met een werkingscoëfficiënt van 100%. Kunt u laten zien wat het aandeel stikstof is van alle mestsoorten van het mengsel? Dan mag u de werkingscoëfficiënt ook apart berekenen voor elke gebruikte mestsoort.
Voor digestaat uit de covergistingsinstallatie geldt de werkingscoëfficiënt van de mest die bij het vergisten is gebruikt. U leest hier meer over op Digestaat als mest gebruiken.
Tabel B: Totale gewicht werkzame stikstof
Mestsoort | Gewicht stikstof | Werkingscoëfficiënt | Gewicht werkzame stikstof |
---|---|---|---|
Dierlijke mest, type ... | |||
Dierlijke mest, type ... | |||
Compost | |||
Zuiveringsslib | |||
Kunstmest (werkingscoëfficiënt is 100%) | |||
Etc. | |||
Totaal |
Bepaal of u binnen uw gebruiksruimte gebleven bent
Op Gebruiksnormen mest: Bereken uw gebruiksruimte leest u hoe u met de gebruiksnormen uw gebruiksruimte berekent. Hierboven staat hoe u uw mestgebruik berekent. Daarmee kunt u controleren of u binnen uw gebruiksruimte gebleven bent. Voor elke gebruiksnorm mag het mestgebruik niet boven de gebruiksruimte liggen.
Veelgestelde vragen
Wilt u meer weten? Wij hebben voor u de veelgestelde vragen over het berekenen van uw mestgebruik verzameld.
Hoe u dit berekent verschilt voor drijfmest en vaste mest.
Drijfmest
U rekent met 1.000 kilo per kubieke meter. Hoeveel kubieke meter drijfmest u heeft opgeslagen berekent u zelf. De bouwtekeningen van uw mestput en milieuvergunningen kunnen u hierbij helpen.
Vaste mest
Eerst berekent u het volume: lengte x breedte x hoogte. Daarna vermenigvuldigt u het volume met het soortgelijk gewicht. U berekent het soortelijk gewicht zelf. Bijvoorbeeld: u weegt 50 liter vaste mest. Als dit 40 kilogram weegt, dan is het soortgelijk gewicht 0,8 kilogram per liter (40 gedeeld door 50).
Als u het gewicht van uw voorraad weet, kunt u berekenen hoeveel stikstof en fosfaat in uw voorraad zit.
Een groenbemester wordt na het hoofdgewas ingezaaid. De groenbemester neemt dan voedingsstoffen in de bodem en voorkomt zo dat die voedingsstoffen uitspoelen. De groenbemester blijft in de winter staan en in het voorjaar ondergeploegd of als voer gebruikt. Hierdoor komen de voedingsstoffen weer vrij voor een nieuw gewas. Soms wordt een grassoort als groenbemester gebruikt. Dit heet een grasgroenbemester.
In de wet staat geen lijst van groenbemesters. Of een gewas een groenbemester is, hangt af van het uiteindelijke doel van het gewas. Snijrogge kan bijvoorbeeld een akkerbouwproduct zijn, maar ook een groenbemester. En Engels raaigras kan ook gewoon grasland zijn.
Voorbeelden van een grasgroenbemester zijn:
- westerwolds raaigras
- engels raaigras
- italiaans raaigras
- andere grassoorten
Voorbeelden van een groenbemester zijn:
- gele mosterd
- bladrammanas
- olifantsgras (soedaangras)
- snijrogge
- voederwieken
- tagetes (afrikaantjes)
Er zijn verschillende soorten groenbemesters:
- Niet-vlinderbloemige groenbemesters
- vlinderbloemige groenbemesters
- Graszaadstoppel ter vernietiging in najaar of vroege voorjaar
Niet-vlinderbloemige groenbemesters
Voor niet-vlinderbloemige groenbemesters krijgt u een stikstofgebruiksnorm als u deze voor 1 september aansluitend op granen, graszaad of koolzaad teelt en niet voor 1 februari in het opvolgende kalenderjaar vernietigt.
Voor zand- of lössgrond geldt: Teelt u de groenbemester na graan of koolzaad? Dan mag u rekenen met 100% van de stikstofgebruiksnorm. Teelt u de groenbemester na gras op bouwland? Dan mag u voor de groenbemester 50% van de stikstofgebruiksnorm gebruiken.
U mag de norm ook toepassen bij groene braak, dan gelden de periodes niet.
Vlinderbloemige groenbemesters
Voor vlinderbloemige groenbemesters krijgt u (vanaf 2024) geen stikstofgebruiksnorm.
Graszaadstoppel
Voor graszaadstoppel ter vernietiging in najaar of vroege voorjaar geldt dat u de norm alleen mag gebruiken als:
- de groenbemester op zand-, löss- of veengrond vóór 16 september wordt geteeld en na 1 december wordt geploegd;
- de groenbemester op kleigrond vóór 16 september wordt geteeld en aantoonbaar tenminste 8 weken blijft staan.
Of: - de groenbemester minimaal 10 weken in het groeiseizoen wordt geteeld en u aansluitend een volggewas teelt.