Gebruiksnormen mest: Bereken uw gebruiksruimte
Als landbouwer heeft u te maken met regels voor het gebruiken van mest. Er zijn bijvoorbeeld maximale hoeveelheden mest die u mag gebruiken. Dit noemen we de gebruiksnormen. U heeft verschillende regels nodig om uw gebruiksnormen vast te stellen en uw gebruiksruimte te berekenen.
Welke gebruiksnormen zijn er
Er zijn gebruiksnormen voor stikstof uit dierlijke mest, stikstof uit alle mest en fosfaat. De gebruiksnorm stikstof uit dierlijke mest is vaak een deel van de gebruiksnorm stikstof uit alle mest.
De gebruiksnorm laat zien hoeveel mest u per hectare en per jaar mag gebruiken op landbouwgrond. De gebruiksnormen voor al uw hectares opgeteld noemen we de gebruiksruimte of mestplaatsingsruimte. Deze begrippen gebruiken we soms door elkaar.
Dit is er het afgelopen jaar veranderd
Soms verandert er iets aan de regels voor de gebruiksnormen. Hieronder ziet u een overzicht van de veranderingen in de afgelopen 12 maanden.
- De derogatienorm is in 2025 lager dan in 2024.
- De stikstofgebruiksnorm in NV-gebieden is in 2025 verlaagd.
- De excretieforfaits voor melkkoeien zijn veranderd. Deze vindt u in Tabel 6 Stikstof en fosfaat per melkkoe op Tabellen mest.

Voordat u de berekening maakt
Bij het maken van de berekeningen heeft u verschillende gegevens nodig. En u houdt met een aantal dingen rekening.
Tabellen gebruiken
Soms heeft u tabellen nodig om berekeningen te maken. Die vindt u op Tabellen mest.
Rekenen met oppervlakte landbouwgrond
De gebruiksruimte rekent u uit met de oppervlakte aan landbouwgrond die bij uw bedrijf hoort. U kijkt eerst naar de oppervlakte waar u de feitelijke beschikkingsmacht over heeft. Daarna kijkt u hoeveel van uw grond meetelt als landbouwgrond.
Soms telt grond niet mee als landbouwgrond, bijvoorbeeld bij sommige eco-activiteiten voor het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). En soms is het wel landbouwgrond, maar mag u er toch geen mest gebruiken. Dit geldt bijvoorbeeld voor bufferstroken langs waterlopen. Op Landbouwgrond mest uitgelegd leest u hier meer over.
Verschillen per soort grondsoort en gebied
Hoeveel mest u op een perceel mag gebruiken, kan per gebied in Nederland verschillen. U houdt bijvoorbeeld rekening met de grondsoort van uw perceel. In Mijn percelen vindt u een kaartlaag met de grondsoorten. En in sommige gebieden in Nederland zijn extra maatregelen nodig om de waterkwaliteit te verbeteren. Dit zijn met nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden). Hier geldt bijvoorbeeld een lagere gebruiksnorm voor stikstof uit alle mest.
Bemestingsplan maken
U maakt elk jaar voor het begin van het groeiseizoen een bemestingsplan. Hierin beschrijft u welke gewassen u gaat telen en hoeveel en welke mest u gaat gebruiken. Het berekenen van uw gebruiksruimte hoort hier dus bij.
Tijdens het jaar controleert u hoeveel mest u werkelijk gebruikt. En of u daarmee binnen uw gebruiksruimte blijft. Dit houdt u bij in uw administratie. Gebruikt u meer of minder dan u gepland had? Dan past u het bemestingsplan aan. Een toelichting op het bemestingsplan voor alle landbouwers vindt u hieronder.
Voorbeelden van berekeningen
Kunt u hulp gebruiken bij het berekenen van uw gebruiksnormen? Wij werken nog aan een aantal voorbeelden, waarin u ziet hoe een melkveehouder, een akkerbouwer en een varkenshouder hun gebruiksnormen berekenen. Die voorbeelden vindt u binnenkort op onze website.
Gebruiksruimte stikstof uit dierlijke mest berekenen
Op uw landbouwgrond mag u per jaar 170 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare uitrijden. U rekent met het aantal hectares dat u op 15 mei in gebruik heeft. Dit is de vastgestelde peildatum.
U berekent uw gebruiksnorm op deze manier:
- Aantal hectare landbouwgrond op 15 mei x 170 kg stikstof uit dierlijke mest.
Met derogatie mag u onder voorwaarden meer dierlijke mest gebruiken. Uw gebruiksnorm gaat dan omhoog. In 2025 is de derogatienorm in NV-gebieden 190 kg N/ha. Buiten NV-gebieden is dit 200 kg N/ha. Er zijn ook gebieden waar u de verhoogde norm niet mag gebruiken. 2025 is het laatste jaar dat u een derogatievergunning kunt aanvragen.

Gebruiksruimte stikstof uit alle mest berekenen
De gebruiksnorm stikstof alle mest noemen we ook wel de stikstofgebruiksnorm. Uw grondsoort en het gewas dat u teelt, bepalen de hoogte van deze gebruiksnorm. Voor de gebruiksruimte maakt u deze berekening:
- Aantal hectare landbouwgrond per gewas x de norm die bij uw gewas en grondsoort hoort.
U krijgt een gebruiksnorm voor uw hoofdteelt en soms ook voor een volgteelt. Dit kan bijvoorbeeld een groenbemester zijn.
In Tabel 2 en Tabel 2G (NV-gebieden) op Tabellen mest vindt u de gebruiksnormen per grondsoort en gewas.
Er zijn nog meer regels die invloed hebben op uw stikstofgebruiksnorm. Soms gaat uw gebruiksnorm omlaag, soms mag u meer mest gebruiken. Hieronder ziet u een overzicht. Op de pagina’s over deze regelingen leest u hier meer over.
- Scheurt u grasland? Vaak mag u dan minder stikstof gebruiken. De regels voor alle grondsoorten en periodes vindt u op Grasland scheuren.
- Zaait u geen vanggewas op zand- of lössgrond, of doet u dit na 1 oktober? Of vernietigt u het vanggewas voor 1 februari? Dan krijgt u een korting op uw stikstofgebruiksnorm.
- Heeft u percelen in een NV-gebied? Hier is de stikstofgebruiksnorm 20% lager dan in de rest van Nederland.
- Ligt uw perceel op kleigrond? En waren uw opbrengsten met suikerbieten, tarwe, gerst of aardappelen de afgelopen 3 jaar hoger dan de norm? Dan mag u met stikstofdifferentiatie onder voorwaarden extra stikstof gebruiken.
- Had u de afgelopen 3 jaren als landbouwer hogere gewasopbrengsten? Dan mag u met de equivalente maatregel voor een aantal gewassen onder voorwaarden meer stikstof gebruiken. Dit geldt voor alle grondsoorten.
- Verwacht u door extreme regenval minder opbrengsten dan anders? Of is de kwaliteit van uw gewas hierdoor lager? Dan mag u met stikstofherstelbemesting onder voorwaarden op bouwland 25% extra kunstmest gebruiken.
Voor de gebruiksnorm stikstof uit dierlijke mest telt alle stikstof in die dierlijke mest. Maar het gewas kan niet alle stikstof opnemen. Daarom rekent u bij het berekenen van uw totale stikstofgebruiksnorm, maar een percentage van de stikstof mee. Dit noemen we de werkingscoëfficiënt. Er zijn werkingscoëfficiënten voor alle mestsoorten. Die vindt u in Tabel 9 Werkzame stikstof landbouwgrond in Tabellen mest.
Bewerkt u mest door deze te scheiden? Daarna ontstaat een dunne en een dikke fractie. U rekent met de werkingscoëfficiënt voor dunne fractie uit de tabel. Voor de dikke fractie rekent u met de werkingscoëfficiënt van vaste mest.
Uw gebruiksnormen voor al uw hectares samen, vormen uw gebruiksruimte. Is uw gebruiksruimte voor stikstof uit alle mest hoger dan voor stikstof uit dierlijke mest? Dan mag u uw hele gebruiksnorm voor dierlijke mest gebruiken. Voor de gebruiksnorm stikstof uit alle mest kunt u dit dan nog aanvullen mest stikstof uit overige mest. Dit kan bijvoorbeeld kunstmest zijn.
Soms is de gebruiksruimte voor stikstof uit alle mest lager dan die voor stikstof uit dierlijke mest. Bijvoorbeeld wanneer u op veel percelen gewassen teelt met een lage stikstofgebruiksnorm. Dan geldt de laagste norm en kunt u niet uw hele gebruiksnorm voor dierlijke mest gebruiken.
Fosfaatgebruiksruimte berekenen
Hoeveel fosfaat u mag gebruiken, heeft met een aantal dingen te maken. Wat u op uw grond teelt en de samenstelling van de bodem zijn bijvoorbeeld belangrijk.
Voor grasland geldt een andere norm dan voor bouwland. Uw gebruiksruimte berekent u zo:
- Aantal hectare grasland op 15 mei x 75 kilogram fosfaat.
- Aantal hectare bouwland op 15 mei x 40 kilogram fosfaat.
De uitkomsten telt u bij elkaar op.
Om gewassen goed te laten groeien, is het belangrijk om genoeg fosfaat in de bodem te houden. Daarom mag u soms meer fosfaat gebruiken. Ook is er een situatie waarin u geen fosfaatkunstmest mag gebruiken.
- Heeft uw grond een lagere fosfaattoestand? Met fosfaatdifferentiatie mag u onder voorwaarden extra fosfaat gebruiken.
- Heeft uw bouwland een hoge fosfaattoestand? Dan mag u onder voorwaarden extra organische mest uitrijden.
- Een aantal soorten vaste strorijke mest en compost tellen minder zwaar voor de fosfaatgebruiksnorm. Met stimuleren organische stofrijke meststoffen mag u onder voorwaarden meer kilogrammen van deze soorten mest gebruiken.
- Heeft u in een jaar te veel dierlijke mest gebruikt? Als dit niet meer dan 20 kilogram fosfaat per hectare bouwland is, dan mag u in het jaar daarnaonder voorwaarden fosfaat verrekenen.
- Heeft u een derogatievergunning? Dan mag u geen fosfaatkunstmest gebruiken.

Administratie bijhouden
Zorg ervoor dat u steeds goed weet hoeveel mest u op uw bedrijf gebruikt in een kalenderjaar. Pas als het nodig is uw bemestingsplan aan op uw gebruiksruimte.
Heeft u geen of niet genoeg grond om al uw mest op te gebruiken? Dan moet u aan ons kunnen uitleggen wat er met uw stikstof en/of fosfaat is gebeurd in een kalenderjaar. U houdt daarvoor zelf de administratie bij. Lees meer op Welke administratie landbouwer.
Hoogte boete bij overtreding
Als u te veel mest heeft gebruikt in een kalenderjaar, dan overtreedt u de regels. U krijgt een boete en misschien een korting op subsidies. De boetebedragen zijn:
- Gebruiksnorm stikstof dierlijke mest: € 7 voor elke kilo te veel stikstof.
- Gebruiksnorm stikstof alle mest: € 7 voor elke kilo te veel stikstof.
- Gebruiksnorm stikstof alle mest: € 3,50 voor elke kilo te veel stikstof als ook niet wordt voldaan aan de gebruiksnorm dierlijke mest.
- Gebruiksnorm fosfaat: € 11 voor elke kilo te veel fosfaat.
- Gebruiksnorm fosfaat: € 5,50 voor elke kilo te veel fosfaat als ook niet wordt voldaan aan de gebruiksnorm dierlijke mest.
- € 7 voor elke kilo stikstof en € 11 voor elke kilo fosfaat waarvan u de afvoer niet kunt laten zien.
Veelgestelde vragen
Wilt u meer weten? Wij hebben de veelgestelde vragen over het berekenen van de gebruiksnormen voor u verzameld.
De mestregelgeving kent 3 typen grond: landbouwgrond, natuurgrond en overige grond. Het lijkt gemakkelijk om te bepalen of u te maken heeft met landbouwgrond. Of dat het om een ander type grond gaat. Toch is dat soms lastig. De betekenis van deze woorden is namelijk niet bij alle regelgeving hetzelfde. Hoe het precies zit bij mest leest u op Landbouwgrond mest uitgelegd.
Een groenbemester wordt na het hoofdgewas ingezaaid. De groenbemester neemt dan voedingsstoffen in de bodem en voorkomt zo dat die voedingsstoffen uitspoelen. De groenbemester blijft in de winter staan en in het voorjaar ondergeploegd of als voer gebruikt. Hierdoor komen de voedingsstoffen weer vrij voor een nieuw gewas. Soms wordt een grassoort als groenbemester gebruikt. Dit heet een grasgroenbemester.
In de wet staat geen lijst van groenbemesters. Of een gewas een groenbemester is, hangt af van het uiteindelijke doel van het gewas. Snijrogge kan bijvoorbeeld een akkerbouwproduct zijn, maar ook een groenbemester. En Engels raaigras kan ook gewoon grasland zijn.
Voorbeelden van een grasgroenbemester zijn:
- westerwolds raaigras
- engels raaigras
- italiaans raaigras
- andere grassoorten
Voorbeelden van een groenbemester zijn:
- gele mosterd
- bladrammanas
- olifantsgras (soedaangras)
- snijrogge
- voederwieken
- tagetes (afrikaantjes)
Er zijn verschillende soorten groenbemesters:
- Niet-vlinderbloemige groenbemesters
- vlinderbloemige groenbemesters
- Graszaadstoppel ter vernietiging in najaar of vroege voorjaar
Niet-vlinderbloemige groenbemesters
Voor niet-vlinderbloemige groenbemesters krijgt u een stikstofgebruiksnorm als u deze voor 1 september aansluitend op granen, graszaad of koolzaad teelt en niet voor 1 februari in het opvolgende kalenderjaar vernietigt.
Voor zand- of lössgrond geldt: Teelt u de groenbemester na graan of koolzaad? Dan mag u rekenen met 100% van de stikstofgebruiksnorm. Teelt u de groenbemester na gras op bouwland? Dan mag u voor de groenbemester 50% van de stikstofgebruiksnorm gebruiken.
U mag de norm ook toepassen bij groene braak, dan gelden de periodes niet.
Vlinderbloemige groenbemesters
Voor vlinderbloemige groenbemesters krijgt u (vanaf 2024) geen stikstofgebruiksnorm.
Graszaadstoppel
Voor graszaadstoppel ter vernietiging in najaar of vroege voorjaar geldt dat u de norm alleen mag gebruiken als:
- de groenbemester op zand-, löss- of veengrond vóór 16 september wordt geteeld en na 1 december wordt geploegd;
- de groenbemester op kleigrond vóór 16 september wordt geteeld en aantoonbaar tenminste 8 weken blijft staan.
Of: - de groenbemester minimaal 10 weken in het groeiseizoen wordt geteeld en u aansluitend een volggewas teelt.
De fosfaatgebruiksnorm voor grasland en bouwland verschilt, omdat grasland meer fosfaat opneemt. Ook heeft de bodem van bouwland een minder intensieve beworteling. Daardoor neemt een gewas op bouwland minder snel fosfaat op en moet u hiervoor meer mest gebruiken.
Vindt u dat de grondsoort van uw perceel niet klopt op de kaartlaag in Mijn percelen? U kunt deze misschien laten aanpassen. Hiervoor laat u eerst een bodemkundig onderzoek doen van het perceel. Een bodemkundig onderzoeksbureau doet dit onderzoek volgens het Protocol Bodemkaart (pdf).
Rapport opsturen
Het rapport van het onderzoek stuurt u naar:
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
t.a.v. Grondsoortenkaart
Postbus 40225
8004 DE Zwolle
U stuurt ook deze gegevens mee:
- uw naam, adresgegevens en telefoonnummer
- uw relatienummer
- het rapport van het bodemkundig onderzoek, waaruit blijkt dat de grondsoort anders is dan op de grondsoortenkaart
- een uitleg van uw bedenkingen bij de Grondsoortenkaart
Alterra beoordeelt het rapport
Wij sturen het rapport naar Alterra om het te laten beoordelen. Zij gaan over de Grondsoortenkaart. Als wij de beoordeling van Alterra hebben ontvangen, krijgt u hiervan bericht. Dit duurt meestal niet meer dan 4 weken.
Grondsoort veranderd?
Heeft Alterra beoordeeld dat de grondsoort veranderd moet worden? Dan mag u daar direct van uitgaan, ook met terugwerkende kracht. U ziet een verandering misschien niet meteen in Mijn percelen. Maar als de grondsoort veranderd is, mag u hier al wel van uitgaan. Bijvoorbeeld bij hoeveel mest u dan op deze grondsoort mag gebruiken.
Dit kunt u zien in Mijn percelen door bij de legenda Grondsoorten aan te vinken.