Arabische oryx
Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.
Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.
Algemene informatie
Familie | Bovidae |
---|---|
Subfamilie | Antilopinae |
Genus | Oryx |
Soort | Oryx leucoryx |
Gedomesticeerd | Nee |
Kruising | Nee |
Volwassen grootte |
|
Gewicht | 65-75 kg (m), 54-70 kg (v) |
Dieet | Herbivoor |
Natuurlijke leefomgeving |
|
Levensverwachting | c. 20 jaar wild, 18-30 jaar gevangenschap. |
IUCN-status | “Endangered” |
CITES | Bijlage A |
Risicoklasse F
Arabische oryxen zijn in staat ernstige letselschade te veroorzaken bij de mens. Daarnaast zijn in vier risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Om deze redenen valt de Arabische oryx onder risicoklasse F.
Samenvatting beoordeling van de Arabische oryx
Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Zoönosen | ! (signalerend) | Bij Arabische oryxen zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium tuberculosis complex, Coxiella burnetii, Chlamydia abortus en Brucella abortus/melitensis aangetoond. Bij meerdere sympatrische en aanverwante soorten binnen het genus (Oryx) zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Rift Valley fever virus en rabiësvirus aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Letselschade | XF | Bij Arabische oryxen is er gevaar op zeer ernstig letsel bij de mens, waardoor de Arabische oryx direct onder risicoklasse F valt. |
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Voedselopname | X |
|
Ruimtegebruik/veiligheid | X |
|
Thermoregulatie | X | De Arabische oryx is aangepast aan een woestijnklimaat. |
Sociaal gedrag | X | Arabische oryxen hebben een dominantiehiërarchieën met lineaire en despotische kenmerken. |
Beoordeling per risicofactor
Risico's voor de mens
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG1 | ! (signalerend) | Bij Arabische oryxen zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium tuberculosis complex (van Ingen et al., 2012; van Pittius et al., 2012; Rietkerk et al., 1993), Coxiella burnetii (Greth et al., 1992), Chlamydia abortus (Greth et al., 1992) en Brucella abortus/melitensis (Greth et al., 1992; Ostrowski et al., 2002) aangetoond. Bij meerdere sympatrische en aanverwante soorten binnen het genus (Oryx) zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Rift Valley fever virus (Fagbo, 2002; Fall et al., 2016; Olive et al., 2012; Pienaar & Thompson, 2013) en rabiësvirus (Hikufe et al., 2019) aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG2 | XF |
De Arabische oryx weegt 54-75 kg en beide geslachten beschikken over een paar zeer lange, speerachtige hoorns van 60-150 cm lang, die ze als wapen gebruiken (Groves et al., 2011; Price, 1989). Vrouwtjes verdedigen hun kalveren tegen roofdieren (Stewart, 1963). Arabische oryxen zijn wilde, schuwe dieren en het hanteren van Arabische oryxen vereistervaring en deskundigheid van de houder (O’Donovan & Bailey, 2006; Stewart, 1963; Wolfe, 2015). Gezien de grootte, morfologie en het gedrag van Arabische oryxen kunnen ze zeer ernstig letsel bij de mens veroorzaken, waardoor de Arabische oryx direct onder risicoklasse F valt. |
Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
V1 | De Arabische oryx is een mixed-feeder, die voornamelijk graast (Groves et al., 2011; Hofmann, 1989). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V2 | X | De Arabische oryx heeft hypsodonte kiezen (Damuth & Janis, 2011; Ghassemi-Khademi & Madjdzadeh, 2019; Kaiser et al., 2013). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V3 | X | De Arabische oryx is voornamelijk actief in de ochtend en avond. Arabische oryxen kunnen meer dan 7 uur per dag spenderen aan herkauwen. Arabische oryxen foerageren op grassen in zeer aride gebieden, waardoor ze grote afstanden moeten afleggen om te foerageren (Gosling, 1986; Groves et al., 2011; Price, 1989; Stewart, 1963). In 24 uur kunnen individuen zich over 93 km verplaatsen (Price, 1989). Arabische oryxen zijn herkauwende mixed-feeders met een hoge passeersnelheid in de pens, waardoor frequent foerageren noodzakelijk is (Hofmann, 1989). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V4 | Het dieet van Arabische oryxen bestaat voornamelijk uit gras, maar tijdens het droge seizoen ook kruiden, wortels, knollen en fruit (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
R1 | Arabische oryxen hebben een home range van 5-1000 km2 groot en volgen de regenval. Home ranges van verschillende kuddes overlappen met elkaar (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R2 | X | De jongen van Arabische oryxen gebruiken een beschutte verstopplaats (Groves et al., 2011; Price, 1989). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R3 | X | Arabische oryxen hebben een primaire vluchtreactie (Brashares et al., 2000; O’Donovan & Bailey, 2006; Stewart, 1963). Arabische oryxen zijn waargenomen capture myopathy te ontwikkelen (Blumstein et al., 2015). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R4 | X | Arabische oryxen en aanverwante soorten binnen het genus (Oryx) graven diepe kuilen (max. 1 m) in het zand om te schuilen, af te koelen, te foerageren en drinkwater te zoeken. Arabische oryxen graven zelfs wanneer er voldoende voedingsmiddelen en drinkwater beschikbaar zijn (Asmodé, 1990; Groves et al., 2011; Stewart, 1963). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R5 | Voor Arabische oryxen zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Groves et al., 2011; Stewart, 1963). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
T1 | X |
Arabische oryxen leven in woestijnklimaat (Groves et al., 2011; Price, 1989; Schultz, 2005; Stewart, 1963; Wolfe, 2015). De gemiddelde minimumtemperatuur in de woestijnen van het Arabisch schiereiland waar Arabische oryxen voorkomen is 20 °C (met een uiterste minimumtemperatuur van 2 °C) en de gemiddelde maximumtemperatuur is 39 °C (met een uiterste maximumtemperatuur van 47 °C). De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid is 50 mm en de luchtvochtigheid is gemiddeld 30% (Meteoblue, 2021; Schultz, 2005). De Arabische oryx is aangepast aan een woestijnklimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
T2 | Arabische oryxen graven kuilen in het zand om een koele ligplaats te creëren tijdens het heetst van de dag (Groves et al., 2011). Dit gedrag is een gedragsmatige adaptatie aan het leven in een woestijnklimaat, maar is niet obligaat. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
T3 | Arabische oryxen zijn jaarrond actief (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
S1 | Arabische oryxen hebben een polygame leefwijze en vormen harems (Groves et al., 2011; Price, 1989). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
S2 | X | Arabische oryxen vormen kuddes van c.10-100 individuen. Een kudde bestaat uit één dominant mannetje, verscheidene volwassen vrouwtjes en de nakomelingen. Ondergeschikte mannetjes verlaten de kudde vaak, op zoek naar nieuw terrein waar zij zelf een harem kunnen stichten. Vrouwtjes zonder kalf leiden de kudde tijdens het foerageren, vrouwtjes met kalf volgen daarop, gevolgd door het dominante mannetje en de ondergeschikte mannetjes zijn laatste (Groves et al., 2011). Er is sprake van een dominantiehiërarchie met lineaire en despotische kenmerken. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
S3 | Vrouwtjes zijn vanaf 18 maanden geslachtsrijp, kunnen één keer per jaar werpen en hebben een postpartum oestrus. Vrouwtjes zijn 8,5-9 maanden drachtig en krijgen per worp één jong. Arabische oryxen kunnen zich jaarrond voortplanten (Groves et al., 2011; Price, 1989; Wolfe, 2015). Arabische oryxen hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Verwijzingen
Asmodé, J. (1990). Food choice and digging behaviour of naive Arabian oryx reintroduced in their natural environment. Rev Ecol. 45. 295-301.
Blumstein, D. T., Buckner, J., Shah, S., Patel, S., Alfaro, M. E. & Natterson-Horowitz, B. (2015). The evolution of capture myopathy in hooved mammals: a model for human stress cardiomyopathy? Evol Med Public Health. 2015(1). 195-203.
Brashares, J. S., Garland Jr, T. & Arcese, P. (2000). Phylogenetic analysis of coadaptation in behavior, diet, and body size in the African antelope. Behavioral Ecology. 11(4). 452-463.
Damuth, J. & Janis, C. M. (2011). On the relationship between hypsodonty and feeding ecology in ungulate mammals, and its utility in palaeoecology. Biological Reviews. 86. 733-758.
Fagbo, S. F. (2002). The evolving transmission pattern of Rift Valley Fever in the Arabian Peninsula. Annals New York Academy of Sciences. 969. 201-204.
Fall, I. S., Ndayimirije, N., Yoti, Z., Minkoulou, E., Fekadu, S. T., Sodjinou, V. D., Rajatonirina, S., Yahaya, A. A. & Bagayoko, M. (2016). Mapping the risk and distribution of epidemics in the WHO African region. Cité du Djoué, Congo: WHO Regional Office for Africa.
Ghassemi-Khademi, T. & Madjdzadeh, S. M. (2019). Phylogenetic relationships within the tribe hippotragini (Antilopinae: Bovidae) based on mitochondrial genome. Jordan Journal of Biological Sciences. 12(3). 297-305.
Gosling, L. M. (1986). Economic consequences of scent marking in mammalian territoriality. In D. Duvall et al., Chemical signals in vertebrates (pp. 385-395). New York: Plenum Press.
Greth, A., Calvez, D., Vassart, M. & Lefèvre, P. C. (1992). Serological survey for bovine bacterial and viral pathogens in captive Arabian oryx (Oryx leucoryx Pallas, 1776). Revue scientifique et technique (International Office of Epizootics). 11(4). 1163-1168.
Groves, C. P., Leslie Jr., D. M., Huffman, B. A., Valdez, R., Habibi, K., Weinberg, P. J., Burton, J. A., Jarman, P. J. & Robichaud, W. G. (2011). Family Bovidae (Hollow-horned Ruminants). In D. E. Wilson & R. A. Mittermeier, Handbook of the mammals of the world (pp. 444-779). Barcelona: Lynx Edicions.
Hikufe, E. H., Freuling, C. M., Athingo, R., Shilongo, A., Ndevaetela, E., Helao, M., Shiindi, M., Hassel, R., Bishi, A., Khaiseb, S., Kabajani, J., van der Westhuizen, J., Torres, G., Britton, A., Letshwenyo, M., Schwabenbauer, K., Mettenleiter, T. C., Denzin, N., Amler, S., Conraths, F. J., Müller, T. & Maseke, A. (2019). Ecology and epidemiology of rabies in humans, domestic animals and wildlife in Namibia, 2011-2017. PLOS Neglected Tropical Diseases. 13(4). e0007355.
Hofmann, R. R. (1989). Evolutionary steps of ecophysiological adaptation and diversification of ruminants: a comparative view of their digestive system. Oecologia. 78. 443-457.
van Ingen, J., Rahim, Z., Mulder, A., Boeree, M. J., Simeone, R., Brosch, R. & Van Soolingen, D. (2012). Characterization of Mycobacterium orygis as M. tuberculosis complex subspecies. Emerging Infectious Diseases. 18(4). 653-655.
Kaiser, T. M., Müller, D. W., Fortelius, M., Schulz, E., Codron, D. & Clauss, M. (2013). Hypsodonty and tooth facet development in relation to diet and habitat in herbivorous ungulates: implications for understanding tooth wear. Mammal Review. 43(1). 34-46.
Meteoblue. (2021). Mītan, Oman. Opgehaald van Meteoblue: https://www.meteoblue.com/en/weather/historyclimate/climatemodelled/m%c….
O'Donovan, D. & Bailey, T. (2006). Restraint of Arabian oryx (Oryx leucoryx) in Dubai, United Arab Emirates using a mobile raceway. Proceedings of the 2nd Conference of the International Congress of Zookeepers, Vol. 7, (pp. 110-119). Gold Coast, Australia.
Olive, M. M., Goodman, S. M., & Reynes, J. M. (2012). The role of wild mammals in the maintenance of Rift Valley fever virus. Journal of wildlife diseases, 48(2), 241-266.
Ostrowski, S., Anajariyya, S., Kamp, E. M. & Bedin, E. (2002). Isolation of Brucella melitensis from an Arabian oryx (Oryx leucoryx). The Veterinary Record. 150. 186-188.
Pienaar, N. J., & Thompson, P. N. (2013). Temporal and spatial history of Rift Valley fever in South Africa: 1950 to 2011. Onderstepoort Journal of Veterinary Research, 80(1), 1-13.
van Pittius, N. C., Perrett, K. D., Michel, A. L., Keet, D. F., Hlokwe, T., Streicher, E. M., Warren, R. M. & van Helden, P. D. (2012). Infection of American buffalo (Syncerus caffer) by Oryx bacillus, a rare member of the antelope clade of the Mycobacterium tuberculosis complex. Journal of Wildlife Diseases. 48(2). 849-857.
Price, M. R. (2006). Animal re-introductions, the Arabian oryx in Oman. Cambridge University Press.
Rietkerk, F. E., Griffin, F. T., Wood, B., Mubarak, S. M., Delima, E. C., Badri, O. M., Lindsary, N. B. & Williamson, D. T. (1993). Treatment of bovine tuberculosis in an Arabian oryx (Oryx leucoryx). Journal of Zoo and Wildlife Medicine. 24(4). 523-527.
Schultz, J. (2005). The ecozones of the world, the ecological divisions of the geosphere. Aachen, Germany: Springer.
Stewart, D. R. (1963). The Arabian oryx (Oryx leucoryx pallas). African Journal of Ecology. 1(1). 103-117.
Wolfe, B. A. (2015). Chapter 63 Bovidae (except sheep and goats) and Antilocapridae. In R. E. Miller & M. E. Fowler, Fowler's Zoo and Wild Animal Medicine, Volume 8 (pp. 626-645). Saunders.