Bergzebra
Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.
Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.
Algemene informatie
Familie | Equidae |
---|---|
Subfamilie | - |
Genus | Equus |
Soort | Equus zebra |
Ondersoorten | E. z. hartmannae (Hartmann’s bergzebra) E. z. zebra (Kaapse bergzebra) |
Gedomesticeerd | Nee |
Kruising | Nee |
Volwassen grootte |
|
Gewicht | 240-380 kg |
Dieet | Herbivoor |
Natuurlijke leefomgeving |
|
Levensverwachting | 17 jaar |
IUCN-status | “Vulnerable” |
CITES | Bijlage B |
Risicoklasse F
Bergzebra’s zijn in staat ernstige letselschade te veroorzaken bij de mens. Daarnaast zijn in vier risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Om deze reden valt de bergzebra onder “risicoklasse F”.
Samenvatting beoordeling van de bergzebra
Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Zoönosen | ! (signalerend) | Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het aan- of afwezig zijn van (zeer) hoog-risico zoönotische pathogenen, maar bij de sympatrische en aanverwante soort binnen hetzelfde genus (Equus) de steppezebra (E. quagga) zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Leptospira interrogans, het Crimean-Congo hemorrhagic fever virus, het Rift Valley fever virus en het rabiësvirus aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Letselschade | XF | Bij bergzebra’s is er gevaar op zeer ernstig letsel bij de mens, waardoor de bergzebra direct onder risicoklasse F valt. |
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Voedselopname | X |
|
Ruimtegebruik/veiligheid | X | Bergzebra’s hebben een sterke vluchtreactie. |
Thermoregulatie | X | De bergzebra is aangepast aan een savanneklimaat. |
Sociaal gedrag | X | Bergzebra’s hebben een lineaire dominantie hiërarchie. |
Beoordeling per risicofactor
Risico's voor de mens
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG1 | ! (signalerend) | Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het aan- of afwezig zijn van (zeer) hoog-risico zoönotische pathogenen, maar bij de sympatrische en aanverwante soort binnen hetzelfde genus (Equus) de steppezebra (E. quagga) zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Leptospira interrogans (Anderson & Rowe, 1998), het Crimean-Congo hemorrhagic fever virus (Burt et al., 1993), het Rift Valley fever virus (Evans et al., 2008) en het rabiësvirus (Swanepoel et al., 1993) aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG2 | XF |
De bergzebra weegt 240-380 kg (Rubenstein, 2011). Zebra’s worden beschreven als agressief, onvoorspelbaar en paniekerig (Diamond, 2002; Wiedner et al., 2012). Niet gedomesticeerde paardachtigen kunnen gericht schoppen en bijten, en halen veel sneller uit dan gedomesticeerde paarden. Bergzebra’s worden over het algemeen onhandelbaar vanaf de puberteit. Volwassen dieren zijn niet in bedwang te houden zonder risico op schade bij de hanteerder of het dier. Ze moeten gesedeerd worden om ze te kunnen verplaatsen of behandelen (Brubaker & Coss, 2015; Fowler, 1995; Wiedner et al., 2012). Gezien de grootte, morfologie en het gedrag van bergzebra’s kunnen ze zeer ernstig letsel bij de mens veroorzaken, waardoor de bergzebra direct onder risicoklasse F valt. |
Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
V1 | De bergzebra is een grazer (Mendoza & Palmqvist, 2007; Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V2 | X | De bergzebra heeft hypsodonte gebitselementen (Kaiser et al., 2013; Mendoza & Palmqvist, 2007; Taylor et al., 2016). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V3 | X | Bergzebra’s foerageren meer dan de helft van de tijd dat het licht is (Rubenstein, 2011). Bergzebra’s zijn niet-herkauwende grazers met een hoge passeersnelheid in de achterdarm, waardoor langdurig foerageren noodzakelijk is (Bunnell & Gillingham, 1985; Janis, 1976). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V4 | Het dieet van bergzebra’s bestaat uit een grote variatie aan grassen, enigszins aangevuld met browse materiaal (Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
R1 | Bergzebra’s hebben een home range van ongeveer 3-16 km2. Ze leven in harems met overlappende home ranges. Bergzebra’s zijn niet territoriaal (Penzhorn, 1982; Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R2 | Bergzebra’s gebruiken geen afgezonderde nestplaats (Penzhorn, 1988; Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R3 | X | Bergzebra’s kunnen intens en onvoorspelbaar reageren, wat kan leiden tot ernstige letselschade bij de dieren zelf. Een panikerend individu kan andere individuen in paniek brengen, waardoor er een stormloop kan ontstaan. Botsingen met hekken kunnen bij paardachtigen schedel- en wervenfracturen veroorzaken, uitglijden en vallen kan leiden tot botbreuken en schade aan zacht weefsel (Wiedner et al., 2012). Bergzebra’s zijn waargenomen capture myopathy te ontwikkelen (Blumstein et al., 2015). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R4 | Bergzebra’s gebruiken geen holen of kuilen (Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R5 | Voor bergzebra’s zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Joubert, 1972a). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
T1 | X | Bergzebra’s leven in een savanneklimaat (Rubenstein, 2011; Schultz, 2005). De gemiddelde minimumtemperatuur in de heuvelachtige steppes van Zuid-Afrika waar bergzebra’s voorkomen is 9 °C (met een uiterste minimumtemperatuur van -9 °C) en de gemiddelde maximumtemperatuur is 21 °C (met een uiterste maximumtemperatuur van 42 °C). De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid is 500 mm en de luchtvochtigheid is gemiddeld 55% (Meteoblue, 2021; Schultz, 2005. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
T2 | Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat bergzebra’s gebruik maken van een speciale zoel-, koel- of opwarmplaats (Joubert, 1972a; Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
T3 | Bergzebra’s zijn jaarrond actief (Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
S1 | Bergzebra’s hebben een polygame leefwijze (Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
S2 | X | Bergzebra’s leven in harems en bachelorgroepen. In een harem heeft het dominante mannetje de hoogste positie. Er is sprake van een despotische dominantiehiërarchie. Binnen de minder vaste bachelorgroepen lijkt geen sterke dominantie hiërarchie aanwezig te zijn (Boyd et al., 2016; Joubert, 1972b; Penzhorn, 1984). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
S3 | Vrouwtjes zijn vanaf 2 jaar geslachtsrijp en kunnen 1 keer per 1-3 jaar werpen. Vrouwtjes zijn 12 maanden drachtig en krijgen per worp 1 jong (Penzhorn, 1985). Bergzebra’s hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Verwijzingen
Anderson, E. C. & Rowe, L. W. (1998). The prevalence of antibody to the viruses of bovine virus diarrhoea, bovine herpes virus 1, rift valley fever, ephemeral fever and bluetongue and to Leptospira sp in free-ranging wildlife in Zimbabwe. Epidemiology & Infection. 121(2). 441-449.
Blumstein, D. T., Buckner, J., Shah, S., Patel, S., Alfaro, M. E. & Natterson-Horowitz, B. (2015). The evolution of capture myopathy in hooved mammals: a model for human stress cardiomyopathy? Evol Med Public Health. 2015(1). 195-203.
Boyd, L., Scorolli, A., Nowzari, H. & Bouskila, A. (2016). Chapter 2. Social Organization of Wild Equids. In: J. I. Ransom & P. Kaczensky, Wild equids: Ecology, management, and conservation, Part I Ecology (pp. 7-22). Baltimore: JHU Press.
Brubaker, A. S. & Coss, R. G. (2015). Evolutionary constraints on equid domestication: Comparison of flight initiation distances of wild horses (Equus caballus ferus) and plains zebras (Equus quagga). Journal of Comparative Psychology. 129(4). 366-376.
Bunnell, F. L. & Gillingham, M. P. (2018). Chapter 3 - Foraging Behavior: Dynamics of Dining Out. In: R. J. Hudson & R. G. White, Bioenergetics of Wild Herbivores (pp. 53-79). CRC Press.
Burt, F. J., Swanepoel, R. & Braack, L. E. O. (1993). Enzyme-linked immunosorbent assays for the detection of antibody to Crimean-Congo haemorrhagic fever virus in the sera of livestock and wild vertebrates. Epidemiology & Infection. 111(3). 547-558.
Diamond, J. (2002). Evolution, consequences and future of plant and animal domestication. Nature. 418(6898). 700-707.
Evans, A., Gakuya, F., Paweska, J. T., Rostal, M., Akoolo, L., Van Vuren, P. J., Manyibe, T., Macharia, J. M., Ksiazek, T. G., Feikin, D. R., Breiman, R. F. & Kariuki Njenga, M. (2008). Prevalence of antibodies against Rift Valley fever virus in Kenyan wildlife. Epidemiology & Infection. 136(9). 1261-1269.
Fowler, M. (1995). Chapter 23 Hoofed Stock. In M. Fowler, Restraint and handling of wild and domestic animals (pp. 270-303). Hoboken: Wiley-Blackwell.
Janis, C. (1976). The evolutionary strategy of the Equidae and the origins of rumen and cecal digestion. Evolution. 757-774.
Joubert, E. (1972a). Activity patterns shown by Hartmann zebra Equus zebra hartmannae in South West Africa with reference to climatic factors. Madoqua. 1(5). 33-52.
Joubert, E. (1972b). The social organization and associated behaviour in the Hartmann zebra Equus zebra hartmannae. Madoqua. 1(6). 17-56.
Kaiser, T. M., Müller, D. W., Fortelius, M., Schulz, E., Codron, D. & Clauss, M. (2013). Hypsodonty and tooth facet development in relation to diet and habitat in herbivorous ungulates: implications for understanding tooth wear. Mammal Review. 43(1). 34-46.
Mendoza, M. & Palmqvist, P. (2007). Hypsodonty in ungulates: an adaptation for grass consumption or for foraging in open habitats? Journal of Zoology. 274(2). 1-9.
Meteoblue. (2021). Mountain Zebra National Park, South Africa. Opgehaald van Meteoblue: https://www.meteoblue.com/en/weather/historyclimate/climatemodelled/mou…;
Penzhorn, B. L. (1982). Home range sizes of Cape mountain zebras Equus zebra zebra in the Mountain Zebra National Park. Koedoe. 25(1). 103-108.
Penzhorn, B. L. (1984). A long‐term study of social organisation and behaviour of Cape mountain zebras Equus zebra zebra. Zeitschrift für Tierpsychologie. 64(2). 97-146.
Penzhorn, B. L. (1985). Reproductive characteristics of a free-ranging population of Cape mountain zebra (Equus zebra zebra). Reproduction. 73(1). 51-57.
Penzhorn, B. L. (1988). Equus zebra. Mammalian Species. 314. 1-7.
Rubenstein, D. (2011). Family Equidae. In D. Wilson & R. Mittermeier, Handbook of the mammals of the world volume 2: Hoofed mammals (pp. 106-143). Barcelona: Lynx.
Schultz, J. (2005). The ecozones of the world, The Ecological Divisions of the Geosphere (2 ed.). Berlin: Springer.
Swanepoel, R., Barnard, B. J. H., Meredith, C. D., Bishop, G., Bruckner, G. K., Foggin, C. M. & Hubschle, O. J. B. (1993). Rabies in southern Africa. Onderstepoort Journal of Veterinary Research. 60. 325-325.
Taylor, L. A., Müller, D. W., Schwitzer, C., Kaiser, T. M., Castell, J. C., Clauss, M. & Schulz‐Kornas, E. (2016). Comparative analyses of tooth wear in free‐ranging and captive wild equids. Equine Veterinary Journal. 48(2). 240-245.
Wiedner, E. B., Lindsay, W. A. & Isaza, R. (2012). Management of zebras and zebra hybrids (zebroids). Compend Contin Educ Vet. 34(9). E4.