Damhert

Gepubliceerd op:
30 november 2023

Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.

Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.

Algemene informatie

Algemene informatie (Mattioli, 2011)
Familie Cervidae
Subfamilie Cervinae
Genus Dama
Soort Dama dama
Gedomesticeerd Nee
Kruising Nee
Volwassen grootte
  • Kop-romp: 145- 155 cm (m), 130-145 cm (v)
  • Staart: 16-19 cm
  • Schofthoogte: 85-95 cm (m), 70-80 cm (v)
Gewicht 50-80 kg (m), 35-50 kg (v)
Dieet Herbivoor, mixed feeder
Natuurlijke leefomgeving
  • Verspreiding: Verspreid door Groot Brittannië en Europa tot aan de Zwarte Zee. Het damhert is geïntroduceerd in Noord- en Zuid-Amerika, Zuid-Afrika, Australië, Nieuw-Zeeland en de Fiji eilanden.
  • Habitat: Zeer flexibel. Komt voor in open bossen, open vlakten, aangelegd naaldbos en Mediterraan struikgewas tot op 1500 m boven zeeniveau.
Levensverwachting 15-20 jaar wild, 25 jaar gevangenschap
IUCN-status “Least Concern”
CITES Bijlage A (Dama dama mesopotamica)

Risicoklasse F

Damherten zijn in staat ernstige letselschade te veroorzaken bij de mens. Daarnaast zijn in drie risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Om deze redenen valt het damhert onder “risicoklasse F”.

Samenvatting beoordeling van het damhert

Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).

Gezondheid mens
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Zoönosen ! (signalerend) Bij het damhert zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium bovis, Coxiella burnetii, Leptospira interrogans en het rabiësvirus aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.
Letselschade XF Bij damherten is er gevaar op zeer ernstig letsel bij de mens, waardoor het damhert direct onder risicoklasse F valt.

 

Gezondheid en welzijn dier
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Voedselopname X
  • Het damhert heeft hypsodonte gebitselementen.
  • Damherten moeten dagelijks frequent foerageren.
Ruimtegebruik/veiligheid X
  • Damherten gebruiken een beschutte verstopplaats.
  • Damherten hebben een sterke vluchtreactie.
Thermoregulatie   In deze risicocategorie zijn geen risicofactoren van toepassing.
Sociaal gedrag X Damherten hebben een lineaire en/of despotische dominantiehiërarchie.

Beoordeling per risicofactor

Risico's voor de mens

Zoönosen
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG1 ! (signalerend) Bij het damhert zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium bovis (García-Jiménez et al., 2012), Coxiella burnetii (Candela et al., 2017), Leptospira interrogans (Espí et al., 2010) en het rabiësvirus (Zhu et al., 2015) aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.

 

Letselschade
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG2 XF

Het damhert weegt 50-80 kg (m) of 35-50 kg (v) en mannetjes beschikken over een gewei van 50-86 cm lang. Het schoffelgewei heeft een groot oppervlak met een sponsachtige kern dat grote krachten opvangt tijdens gevechten (Mattioli, 2011). Mannetjes zijn tijdelijk agressiever tijdens de bronst en gebruiken het schoffelgewei als wapen (Jennings et al., 2005). Damherten zijn wilde dieren en het hanteren van damherten vereist expertise van de houder (Masters & Flach, 2015).

Gezien de grootte, morfologie en het gedrag van damherten, kunnen ze zeer ernstig letsel bij de mens veroorzaken, waardoor het damhert direct onder risicoklasse F valt.

Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid

Voedselopname
Risicofactor Van toepassing Toelichting
V1   Het damhert is een mixed-feeder (Azorit et al., 2012; Mattioli, 2011). Gras maakt c.30% uit van het dieet, onafhankelijk van de voedselbeschikbaarheid van de omgeving (Huerta-Patricio et al., 2005). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
V2 X Het damhert heeft hypsodonte kiezen (Mendoza & Palmqvist, 2007; Petronio et al., 2011; Powers & Mead, 2019; Witzel et al., 2018). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V3 X Damherten zijn de gehele dag actief met 6-8 afwisselende periodes van foerageren-herkauwen-rusten-verplaatsen (Mattioli, 2011). Vrouwelijke damherten spenderen jaarrond ongeveer 40% van hun daglichturen aan foerageren. Volwassen mannetjes foerageren tijdens de bronst erg weinig, maar spenderen in april tot wel 60% van hun daglichturen aan foerageren (Apollonio & Di Vittorio, 2004). Damherten zijn herkauwende mixed-feeders met een hoge passeersnelheid in de pens, waardoor frequent foerageren noodzakelijk is (Hofmann, 1989). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V4   Het dieet van damherten bestaat uit grassen, vruchten en browsemateriaal (Azorit et al., 2012). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Ruimtegebrek/veiligheid
Risicofactor Van toepassing Toelichting
R1   Damherten hebben een home range van 70-200 ha. Home ranges overlappen aanzienlijk met elkaar (Mattioli, 2011). Mannetjes gebruiken o.a. geurmarkering om vrouwen te lokken, maar niet met territoriale doeleinden. Territoria binnen een lek kunnen gereduceerd zijn tot slechts 25 m2. Territoria buiten een lek zijn met 0,1-5 ha ook vrij klein (Alvarez et al., 990; Langbein & Thirgood, 1989). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R2 X De jongen van damherten gebruiken een beschutte verstopplaats (Gilbert, 1974; Kjellander et al., 2012). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
R3 X Het damhert heeft een primaire vluchtreactie en kan hoog springen hetgeen een gevaar op letsel oplevert in gevangenschap (De Boer et al. 2004). Er is waargenomen dat damherten capture myopathy ontwikkelen (Blumstein et al., 2015). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
R4   Damherten gebruiken geen holen of kuilen (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R5   Voor damherten zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Thermoregulatie
Risicofactor Van toepassing Toelichting
T1   Het damhert komt onder andere voor in een gematigd zeeklimaat (Groot Bruinderink et al., 2013; Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
T2   Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat damherten gebruik maken van een speciale zoel-, koel- of opwarmplaats (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
T3   Damherten zijn jaarrond actief (Obidziński et al., 2013). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Sociaal gedrag
Risicofactor Van toepassing Toelichting
S1   Damherten hebben een polygame leefwijze (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
S2 X Damhertvrouwtjes vormen familiegroepen bestaande uit 1-2 volwassen vrouwtjes met kalveren en jaarlingen. Vrouwtjesgroepen kunnen aggregaties vormen tot 200 individuen. In een familiegroep is het oudere vrouwtje dominant (Gilbert, 1974; Mattioli, 2011). Mannetjes leven solitair of vormen kleine, instabiele bachelor-groepen. Afhankelijk van het sociale systeem hebben mannetjes onderling een lineaire dominantiehiërarchie of zijn ze dominant in hun eigen territorium (Jennings et al., 2006; Langbein & Thirgood, 1989; Mattioli, 2011; Pecorella et al.,2019). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
S3   Vrouwtjes zijn vanaf 16 maanden geslachtsrijp en kunnen één keer per jaar werpen. Vrouwtjes zijn 229-234 dagen drachtig en krijgen per worp één jong. Damherten hebben een paarseizoen in oktober (Mattioli, 2011). Damherten hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

Verwijzingen

Alvarez, F., Braza, F. & San Jose, C. (1990). Coexistence of territoriality and harem defense in a rutting fallow deer population. Journal of Mammalogy. 71(4) 692-695.

Apollonio, M. & Di Vittorio, I. (2004). Feeding and reproductive behaviour in fallow bucks (Dama dama). Naturwissenschaften. 91(12). 579-584.

Azorit, C., Tellado, S., Oya, A. & Moro, J. (2012). Seasonal and specific diet variations in sympatric red and fallow deer of southern Spain: a preliminary approach to feeding behaviour. Animal Production Science. 52. 720-727.

Blumstein, D. T., Buckner, J., Shah, S., Patel, S., Alfaro, M. E. & Natterson-Horowitz, B. (2015). The evolution of capture myopathy in hooved mammals: a model for human stress cardiomyopathy? Evol Med Public Health. 2015(1). 195-203.

Candela, M. G., Caballol, A. & Atance, P. M. (2017). Wide exposure to Coxiella burnetii in ruminant and feline species living in a natural environment: zoonoses in a human-livestock-wildlife interface. Epidemiology & Infection. 145. 478-481.

de Boer, H. Y., van Breukelen, L., Hootsmans, M. J. & van Wierden, S. E. (2004). Flight distance in roe deer Capreolus capreolus and fallow deer Dama dama as related to hunting and other factors. Wildlife Biology. 10(1). 35-41.

Espí, A., Prieto, J. M. & Alzaga, V. (2010). Leptospiral antibodies in Iberian red deer (Cervus elaphus hispanicus), fallow deer (Dama dama) and European wild boar (Sus scrofa) in Asturias, Northern Spain. The veterinary Journal. 183. 226-227.

García-Jiménez, W. L., Fernández-Llario, P., Gómez, L., Benítez-Medina, J. M., García-Sánchez, A., Martínez, R., Risco, D., Gough, J., Ortiz-Peláez, A., Smith, N. H., Hermoso de Mendoza, J. & Salguero, F. J. (2012). Histological and immunohistochemical characterisation of Mycobacterium bovis induced granulomas in naturally infected fallow deer (Dama dama). Veterinary Immunology and Immunopathology. 149. 66-75.

Gilbert, B. K. (1974). The influence of foster rearing on adult social behavior in fallow deer Dama dama. In V. Geist & F. Walther, The behaviour of ungulates and its relation to management (pp. 247-273). Morges, Switserland: 1974.

Groot Bruinderink, G. W., Goedhart, P. W., Lammertsma, D. R. & Dekker, J. J. (2013). Schadeveroorzakende zoogdiersoorten in Nederland. Wageningen: Alterra Wageningen UR.

Hofmann, R. R. (1989). Evolutionary steps of ecophysiological adaptation and diversification of ruminants: a comparative view of their digestive system. Oecologia. 78. 443-457.

Hopster, H. (2019). Toetsingskader domesticatie en beoordeling 30 diersoorten. Wageningen: Wageningen University.

Huerta-Patricio, E., Cameron, K. D., Cameron, G. N. & Medellín, R. A. (2005). Chapter 21 – Conservation Implications of Exotic Game Ranching in the Texas Hill Country. In V. Sánchez-Cordero & R. A. Medellín, Contribuciones Mastozoológicas en Homenaje a Bernardo Villa (pp. 237-252). Conabio: Instituto de Ecología, UNAM.

Jennings, D. J., Gammell, M. P., Payne, R. J. & Hayden, T. J. (2005). An investigation of assessment games during fallow deer fights. Ethology. 111. 511-525.

Jennings, D. J., Gammell, M. P., Carlin, C. M. & Hayden, T. J. (2006). Is difference in body weight, antler length, age or dominance rank related to the number of fights between fallow deer (Dama dama)?. Ethology. 112(3). 258-269.

Kjellander, P., Svartholm, I., Bergvall, U. A. & Jarnemo, A. (2012). Habitat use, bed-site selection and mortality rate in neonate fallow deer Dama dama. Wildlife Biology. 18. 280-291.

Langbein, J. & Thirgood, S. J. (1989). Variation in mating systems of fallow deer (Dama dama) in relation to ecology. Ethology. 83(3). 195-214.

Masters, N. J. & Flach, E. (2015). Chapter 62 - Tragulidae, Moschidae, and Cervidae. In E. Miller & M. Fowler, Fowler's Zoo and Wild Animal Medicine, Volume 8 (pp. 611-625). Columbia en Davis: Saunders.

Mattioli, S. (2011). Family Cervidae. In D. E. Wilson & R. A. Mittermeier, Handbook of the mammals of the world (Vol. 2, pp. 350 - 443). Barcelona: Lynx Edicions.

Mendoza, M. & Palmqvist, P. (2007). Hypsodonty in ungulates: an adaptation for grass consumption or for foraging in open habitat? Journal of Zoology. 274. 134-142.

Obidziński, A., Kiełtyk, P., Borkowski, J., Bolibok, L. & Remuszko, K. (2013). Autumn-winter diet overlap of fallow, red, and roe deer in forest ecosystems, Southern Poland. Central European Journal of Biology. 8(1). 8-17.

Pecorella, I., Fattorini, N., Macchi, E. & Ferretti, F. (2019). Sex/age differences in foraging, vigilance and alertness in a social herbivore. Acta Ethologica. 22(1). 1-8.

Petronio, C., Bellucci, L., Martiinetto, E., Pandolfi, L. & Salari, L. (2011). Biochronology and palaeoenvironmental changes from the Middle Pliocene to the Late Pleistocene in Central Italy. Geodiversitas. 33(3). 485-517.

Powers, P. M. & Mead, A. J. (2019). Dental and Mandibular Anomalies in White-tailed Deer (Odocoileus virginianus) from Central Georgia. Georgia Journal of Science. 77(2). 1-11.

Witzel, C., Kierdorf, U., Frölich, K. & Kierdorf, H. (2018). The pay-off of hypsodonty - timing and dynamics of crown growth and wear in molars of Soay sheep. BMC Evolutionary Biology. 18(207). 1-14.

Zhu, H., Chen, X., Shao, X., Ba, H., Wang, F., Wang, H., Yang, Y., Sun, N., Ren, J., Cheng, S. & Wen, Y. (2015). Characterization of a virulent dog-orginated rabies virus affecting more than twenty fallow deer (Dama dama) in Inner Mongolia, China. Infection, Genetics and Evolution. 31. 127-134.

Bent u tevreden over deze pagina?