Drievingerige luiaard
Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.
Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.
Algemene informatie
De fylogenie van de drievingerige luiaard is onderwerp van uitvoerig taxonomisch onderzoek (Hayssen, 2009). Daarbij is vastgesteld dat het om verschillende soorten gaat die bij deze beoordeling zijn samengenomen onder de algemene naam de drievingerige luiaard. Daaronder vallen de hieronder vermelde taxa.
Familie | Bradypodidae |
---|---|
Subfamilie | - |
Genus | Bradypus |
Soort | Bradypus tridactylus (bleekkeel drievingerige luiaard) Bradypus pygmaeus (dwerg drievingerige luiaard) Bradypus torquatus (Braziliaanse / gemaande drievingerige luiaard) Bradypus variegatus (Boliviaanse / bruinkeel drievingerige luiaard) |
Gedomesticeerd | Nee |
Kruising | Nee |
Volwassen grootte | Kop-romp: 45-75 cm |
Gewicht | 3,4-6,5 kg |
Dieet | Folivoor |
Natuurlijke leefomgeving |
|
Levensverwachting | 30-40 jaar |
IUCN-status | “Least Concern” |
CITES | Niet vermeld |
Risicoklasse D
Bij de drievingerige luiaard zijn in drie risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Hierdoor valt de drievingerige luiaard in risicoklasse D.
Samenvatting beoordeling van de drievingerige luiaard
Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (X). Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Zoönosen | ! (signalerend) | Bij de drievingerige luiaard is het hoog-risico zoönotische pathogeen Coxiella burnetii aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Letselschade | De risicofactor in deze risicocategorie is niet van toepassing. |
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Voedselopname | X |
|
Ruimtegebruik/veiligheid | X | Drievingerige luiaards leven arboreaal. |
Thermoregulatie | X |
|
Sociaal gedrag | In deze risicocategorie zijn geen risicofactoren van toepassing. |
Beoordeling per risicofactor
Risico's voor de mens
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG1 | ! (signalerend) | Bij de drievingerige luiaard is het hoog-risico zoönotische pathogeen Coxiella burnetii aangetoond (Davoust, et al., 2014). Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG2 | Op basis van de grootte, morfologie en het gedrag van de drievingerige luiaard is het niet aannemelijk dat de dieren ernstig letsel zullen veroorzaken bij de mens (Pauli, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
V1 | X | De drievingerige luiaard is een herbivore browser. Drievingerige luiaards eten uitsluitend bladeren (Cliffe et al., 2015; Pauli, 2018). Het verteringsstelsel is fysiologisch aangepast aan het verteren van browse materiaal (Foley et al,. 1995; Gilmore et al., 2000; Pacheco et al., 2007). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V2 | X | De drievingerige luiaard heeft hypselodonte tanden (Berkovitz & Shellis, 2018; Davit-Beal et al., 2009; Santana et al., 2013). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V3 | Drievingerige luiaards zijn het grootste deel van de dag inactief. Een geobserveerde een drievingerige luiaard sliep gemiddeld 18,5 uur per dag (Hayssen, 2009). Eenzelfde activiteitspatroon kwam ook naar voren bij kapucijnluiaards (Bradypus variegatus) in het noorden van Venezuela, die gemiddeld 72,9% van de tijd rustten (Urbani & Bosque, 2007). Luiaards hebben een heel langzaam metabolisme, waardoor ze ondanks hun grootte in staat zijn om te kunnen leven van een dieet bestaande uit alleen bladeren. Hierdoor zijn luiaards relatief langzaam bewegende dieren, hetgeen geen probleem vormt omdat ze geen grote afstanden (20-40 m per dag) hoeven af te leggen om te foerageren (Foley et al., 1994; Pauli, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V4 | X | Het dieet van drievingerige luiaards bestaat bijna volledig uit Cecropia (Urticaceae), aangevuld met bladeren van de Ceiba samauma (Malvaceae), Elizabetha paraensis (Fabaceae) en Hevea viridis (Euphorbiaceae) (Pauli, 2018). De dominantie van Cecropia in het dieet hangt samen met een lage diversiteit aan microben in de voordarm (Dill-McFarland, et al., 2016). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
R1 | Drievingerige luiaards hebben een homerange van 1-20 ha. Homeranges tussen individuen kunnen overlappen. De meeste tijd binnen de homerange wordt slechts in enkele bomen doorgebracht waarbij ze grotendeels inactief zijn. Drievingerige luiaards leggen per dag 20-40 m af (Hayssen, 2009; Pauli, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R2 | Drievingerige luiaards gebruiken geen afgezonderde nestplaats (Pauli, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R3 | Drievingerige luiaards hebben geen primaire vluchtreactie. Drievingerige luiaards bewegen zich erg traag voort en hebben een gecamoufleerde vacht als bescherming (Hayssen, 2009; Pauli, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R4 | Drievingerige luiaards gebruiken geen holen of kuilen (Pauli, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R5 | X | Drievingerige luiaards leven arboreaal (Hayssen, 2009; Pauli, 2018). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
T1 | X |
Drievingerige luiaards leven in een tropisch klimaat (Pauli, 2018; Schultz, 2005). De gemiddelde minimumtemperatuur in de tropische bossen van de noordelijk Zuid-Amerika waar drievingerige luiaards voorkomen is 23 °C (met een uiterste minimumtemperatuur van 15 °C) en de gemiddelde maximumtemperatuur is 32 °C (met een uiterste maximumtemperatuur van 40 °C). De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid is 2500 mm en de luchtvochtigheid is 90% (Schultz, 2005). De thermoneutrale zone van de drievingerige luiaard heeft 24 °C als ondergrens. Luiaards zijn heterothermisch, waardoor de lichaamstemperatuur afhankelijk is van de omgevingstemperatuur (Gilmore et al., 2000; de Stefani Munao Diniz & Oliveira, 1999). De drievingerige luiaard is aangepast aan een tropisch klimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
T2 | X | Luiaards zijn door hun langzame metabolisme heterotherm, waardoor ze afhankelijk zijn van de omgevingstemperatuur om hun lichaamstemperatuur te reguleren. Luiaards doen aan zonnebaden in de ochtend om hun lichaamstemperatuur te reguleren en de activiteit van hun darmflora te stimuleren (Cliffe, et al., 2015; Gilmore et al., 2000; Pauli, 2018; Urbani & Bosque, 2007). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
T3 | Drievingerige luiaards zijn jaarrond actief (Pauli, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
S1 | Drievingerige luiaards hebben een polygame leefwijze (Hayssen, 2009; Pauli & Peery, 2012). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
S2 | Drievingerige luiaards leven solitair, maar hebben overlap in home ranges. Agressie tussen soortgenoten komt voor wanneer ze zich in dezelfde boom bevinden, maar er is geen sprake van een duidelijke hiërarchie (Hayssen, 2009; Pauli, 2008). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
S3 | Vrouwtjes zijn vanaf drie jaar geslachtsrijp en kunnen eens per jaar werpen. Vrouwtjes zijn 106-300 dagen drachtig en krijgen per worp één jong. Drievingerige luiaards hebben een paarseizoen van maart t/m juni (Hayssen, 2009; Pauli, 2018). Drievingerige luiaards hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Verwijzingen
Berkovitz, B. & Shellis, P. (2018). Chapter 6 – Xenarthra. In B. Berkovitz & P. Shellis, The Teeth of Mammalian Vertebrates (pp. 99-104). Academic Press.
Cliffe, R., Haupt, R., Avey-Arroyo, J. & Wilson, R. (2015). Sloths like it hot: ambient temperature modules food intake in the brown-throated sloth (Bradypus variegatus). PeerJ. 3(e875). 1-14.
Davit- Beal, T., Tucker, A. & Sire, J. (2009). Loss of teeth and enamel in tetrapods: fossil record, genetic data and morphological adaptations. Journal of Anatomy. 214. 477-501.
Davoust, B., Marié, J., de Santi, V. P., Berenger, J., Edouard, S. & Raoult, D. (2014). Three-toed sloth as putative reservoir of Coxiella burnetii, Cayenne, French Guiana. Emerging Infectious Diseases. 20(10). 1760-1761.
Dill-McFarland, K. A., Weimer, P. J., Pauli, J. N., Peery, M. Z. & Suen, G. (2016). Diet specialization selects for an unusual and simplified gut microbiota in two- and three-toed sloths. Environmental Microbiology. 18(5). 1391-1402.
Foley, W. J., Engelhardt, W. V. & Charles-Dominique, P. (1995). The passage of digesta, particle size, and in vitro fermentation rate in the three-toed sloth Bradypus tridactylus (Edentata: Bradypodidae). J Zool Lond. 236. 681-696.
Gilmore, D., Da-Costa, C. & Duarte, D. (2000). An Update on the Physiology of Two-and Three-toed Sloths. Brazilian Journal of Medical and Biological Research. 33(2). 129-146.
Grzimek, B. (1990). Grzimek’s Encyclopedia of Mammals. McGraw-Hill: New York
Hayssen, V. (2009). Bradypus tridactylus (Pilos: Bradypodidae). Mammalian Species. 839(1). 1-9.
Pacheco, M. A., Concepción, J. L., Rangel, J. D. R., Ruiz, M. C., Michelangeli, F. & Domínguez-Bello, M. G. (2007). Stomach lysozymes of the three-toed sloth (Bradypus variegatus), an arboreal folivore from the Neotropics. Comparative Biochemistry and Physiology, Part A. 147. 808-819.
Pauli, J. (2018). Family Bradypodidae (three-toed sloths). In D. Wilson & R. Mittermeier, Handbook of the mammals of the world: Insectivores, Sloths and Colugos (pp. 118-133). Barcelona: Lynx.
Pauli, J. & Peery, Z. (2012). Unexpected Strong Polygyny in the Brown-Throated. PLoS One. 7(12). 1-7.
Santana, L. N. S., Barbosa, L. V. M., Teixeira, F. B., Costa, A. M. P., Fernandes, L. M. P. & Lima, R. R. (2013). Morphology of the Dentin Structure of Sloths Bradypus tridactylus: A Light and Scanning Electron Microscopy Investigation. Journal of Veterinary Medicine. 42. 410-414.
Schultz, J. (2005). The ecozones of the world. Berlijn, Duitsland: Springer.
de Stefani Munao Diniz, L. & Oliveira, P. (1999). Clinical Problems of Sloths (Bradypus sp. and Choloepus sp.) in Captivity. Journal of Zoo and Wildlife Medicine. 30. 76-80.
Urbani, B. & Bosque, C. (2007). Feeding ecology and postural behaviour of the three-toed sloth (Bradypus variegatus flaccidus) in northern Venezuela. Mammalian Biology. 72(6). 321-329.
Wilson, D. & Reeder, D. (2005). Mammal species of the world: A taxonomic and geographic reference. Opgehaald van: https://www.departments.bucknell.edu/biology/resources/msw3/browse.asp?….