Eland

Gepubliceerd op:
30 november 2023

Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.

Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.

Algemene informatie

Algemene informatie (Mattioli, 2011)
Familie Cervidae
Subfamilie Capreolinae
Genus Alces
Soort Alces alces
Gedomesticeerd Nee
Kruising Nee
Volwassen grootte
  • Kop-romp: 250-300 cm (m), 240-290 cm (v)
  • Schofthoogte: 190-210 cm (m), 185-200 cm (v)
Gewicht 300-770 kg (m), 280-600 kg (v)
Dieet Herbivoor
Natuurlijke leefomgeving
  • Verspreiding: Holarctisch gebied met uitzondering van Groenland en IJsland.
  • Habitat: Boreale bossen, gemengd bos van de noordelijke gematigde zone, voornamelijk met vochtige, drassige gebieden. In Alaska ook op toendra. Komt voor tot op 1700 m boven zeeniveau in het Altaigebergte.
Levensverwachting 12-19 jaar
IUCN-status “Least Concern”
CITES Niet vermeld

Risicoklasse F

Elanden zijn in staat ernstige letselschade te veroorzaken bij de mens. Daarnaast zijn in vier risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Om deze redenen valt de eland onder “risicoklasse F”.

Samenvatting beoordeling van de eland

Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).

Gezondheid mens
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Zoönosen ! (signalerend) Bij elanden zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium bovis, Coxiella burnetii, Leptospira interrogans, het rabiësvirus, Francisella tularensis en Chronic Wasting Disease aangetoond. Dit leidt alleen in het geval van wildvang tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.
Letselschade XF Bij elanden is er gevaar op zeer ernstig letsel bij de mens, waardoor de eland direct onder risicoklasse F valt.

 

Gezondheid en welzijn dier
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Voedselopname X
  • De eland is een herbivore browser.
  • De eland heeft hypsodonte gebitselementen.
  • Elanden moeten dagelijks frequent foerageren.
Ruimtegebruik/veiligheid X
  • Elanden gebruiken een beschutte verstopplaats.
  • Elanden hebben een sterke vluchtreactie.
Thermoregulatie X Elanden zijn aangepast aan een arctisch en subarctisch klimaat.
Sociaal gedrag X Elanden hebben een dominantiehiërarchie.

Beoordeling per risicofactor

Risico's voor de mens

Zoönosen
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG1 ! (signalerend) Bij elanden zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium bovis (Miller & Sweeney, 2013), Coxiella burnetii (Marrie et al., 1993), Leptospira interrogans (Bourque & Higgins, 1984), het rabiësvirus (Sidorov et al, 2010), Francisella tularensis (Bourque & Higgins, 1984) en Chronic Wasting Disease (Benestad et al., 2016; Koutsoumanis et al., 2019; Osterholm et al., 2019) aangetoond. Dit leidt alleen in het geval van wildvang tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.

 

Letselschade
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG2 XF

De eland weegt gewicht 300-770 kg (m) of 280-600 kg (v) en stieren beschikken over een gewei (Mattioli, 2011). Vooral vrouwtjes met een kalf aan hun zij of mannetjes tijdens de bronst kunnen zich agressief naar mensen gedragen en zijn in staat ernstig letsel te veroorzaken (Gudmannsson et al., 2018). Elanden zijn wilde dieren en het hanteren van elanden vereist expertise van de houder (Masters & Flach, 2015).

Gezien de grootte, morfologie en het gedrag van elanden, kunnen ze zeer ernstig letsel bij de mens veroorzaken, waardoor de eland direct onder risicoklasse F valt.

Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid

Voedselopname
Risicofactor Van toepassing Toelichting
V1 X De eland is een herbivore browser. Elanden eten bladeren van bomen, (dwerg)struiken, kruiden en waterplanten. Het verteringsstelsel is aangepast op het verteren van browsemateriaal (Hofmann, 1989; Mattioli, 2011; Renecker & Hudson, 1990). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V2 X De eland heeft hypsodonte kiezen (Damuth & Janis, 2011; Kaiser et al., 2013; Mendoza & Palmqvist, 2007; Petronio et al., 2011; Powers & Mead, 2019). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V3 X In de zomer spenderen elanden 9-13 uur aan foerageren per dag en in de winter 6-8 uur per dag (Mattioli, 2011). De eland is een herkauwende browser met een hoge passeersnelheid in de pens, waardoor frequent foerageren noodzakelijk is (Hofmann, 1989; Renecker & Hudson, 1990). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V4   Het dieet van elanden bestaat uit de vegetatieve delen van bomen, struiken, dwergstruiken, kruiden en waterplanten (Mattioli, 2011; de Vos, 1958). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Ruimtegebrek/veiligheid
Risicofactor Van toepassing Toelichting
R1   Elanden hebben een home range van 2-90 km2 of hebben een nomadisch bestaan en leggen per dag een afstand af van gemiddeld 10-30 km. Migraties tot 500 km komen voor. Verplaatsingen worden voornamelijk bepaald door de sneeuwomstandigheden en het voedselaanbod (Mattioli, 2011). Elanden zijn niet territoriaal (Bowyer et al., 2003; Bowyer et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R2 X De jongen van elanden gebruiken een beschutte verstopplaats (Severud et al., 2019). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
R3 X Elanden passen hun vluchtreactie aan op de jachtstrategieën van verschillende roofdieren en kiezen daarbij tussen een defensieve opstelling of vluchten (Ericsson et al., 2015; Severud et al., 2019; de Vos, 1958). Bij vluchten kunnen elanden een maximale snelheid van 60 km/uur kunnen bereiken (Ericsson et al., 2015; Mattioli, 2011). Elanden zijn waargenomen capture myopathy te ontwikkelen (Blumstein et al., 2015; Paterson, 2014; Thompson et al., 2020). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
R4   Elanden gebruiken geen holen of kuilen (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R5   Voor elanden zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Thermoregulatie
Risicofactor Van toepassing Toelichting
T1 X

Elanden leven in arctische en subarctische klimaten (Hundertmark, 2016; Schultz, 2005). De gemiddelde minimumtemperatuur in de arctische en subarctische toendra van Noord-Amerika en Noord-Eurazië waar elanden voorkomen is -4 °C (met een uiterste minimumtemperatuur van -50) en de gemiddelde maximumtemperatuur is 2 °C (met een uiterste maximumtemperatuur van 27 °). De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid is 200-700 mm en de luchtvochtigheid is gemiddeld 70% (Schultz, 2005).

In de kustgebieden van Noord-Amerika en Eurazië ligt de gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid echter aanzienlijk hoger (Schultz, 2005). Elanden zijn kwetsbaar voor hittestress, waarschijnlijk omdat ze niet goed kunnen zweten en een erg lage bovenste kritieke temperatuur hebben (Monteith et al., 2015). In de zomer neemt boven de 14°C de ademhalingssnelheid toe en boven de 20°C beginnen elanden met hun mond open te hijgen (Renecker & Hudson, 1986).

Elanden zijn aangepast aan arctische en subarctische klimaten. Deze risicofactor is daarom van toepassing.

T2   Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat elanden gebruik maken van een speciale zoel-, koel- of opwarmplaats (van Beest et al., 2012; Bowyer et al., 2003; Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
T3   Elanden zijn jaarrond actief (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Sociaal gedrag
Risicofactor Van toepassing Toelichting
S1   Elanden hebben een polygame leefwijze (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
S2 X Elanden leven voornamelijk solitair, maar mannetjes kunnen groepen vormen. Oudere mannetjes zijn dominanter dan jongvolwassenen. Dominante mannetjes onderdrukken de voortplanting van jongere mannetjes, waardoor ze zich pas kunnen voortplanten vanaf 5 jaar (Geist, 1963; Mattioli, 2011; de Vos, 1958). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
S3   Vrouwtjes zijn vanaf 16-17 maanden geslachtsrijp en kunnen één keer per jaar werpen. Vrouwtjes zijn c.234 dagen drachtig en krijgen per worp 1-2 jongen. Elanden hebben een paarseizoen van september t/m oktober (Mattioli, 2011). Elanden hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

Verwijzingen

van Beest, F. M., Van Moorter, B. & Milner, J. M. (2012). Temperature-mediated habitat use and selection by a heat-sensitive northern ungulate. Animal Behaviour. 84. 723-735.

Benestad, S. L., Mitchell, G., Simmons, M., Ytrehus, B. & Vikøren, T. (2016). First case of chronic wasting disease in Europe in a Norwegian free-ranging reindeer. Veterinary Research. 47(1). 7.

Blumstein, D. T., Buckner, J., Shah, S., Patel, S., Alfaro, M. E. & Natterson-Horowitz, B. (2015). The evolution of capture myopathy in hooved mammals: a model for human stress cardiomyopathy? Evol Med Public Health. 2015(1). 195-203.

Bourque, M. & Higgins, R. (1984). Serologic studies on brucellosis, leptospirosis and tularemia in moose (Alces alces) in Quebec. Journal of Wildlife Diseases. 20(2). 95-99.

Bowyer, R. T., Van Ballenberghe, V. & Kie, J. G. (2003). Moose (Alces alces). In: G.A. Feldhamer, B.C. Thompson & J.A. Chapman, Wild mammals of North America: biology, management, and conservation, (2nd edn) (pp 931–964). Baltimore: The Johns Hopkins Univ Press.

Bowyer, R. T., Rachlow, J. L., Stewart, K. M. & Van Ballenberghe, V. (2011). Vocalizations by Alaskan moose: female incitation of male aggression. Behavioral Ecology and Sociobiology. 65(12). 2251-2260.

Damuth, J. & Janis, C. M. (2011). On the relationship between hypsodonty and feeding ecology in ungulate mammals, and its utility in palaeoecology. Biological Reviews. 86. 733-758.

Ericsson, G., Neumann, W. & Dettki, H. (2015). Moose anti-predator behaviour towards baying dogs in a wolf-free area. European journal of wildlife research. 61(4). 575-582.

Geist, V. (1963). On the Behaviour of the North American Moose (Alces alces andersoni Peterson 1950) in British Columbia. Behaviour. 20(3/4). 377-416.

Gudmannsson, P., Berge, J., Druid, H., Ericsson, G. & Eriksson, A. (2018). A unique fatal moose attack mimicking homocide. Journal of Forensic Science. 63(2). 622-625.

Hofmann, R. R. (1989). Evolutionary steps of ecophysiological adaptation and diversification of ruminants: a comparative view of their digestive system. Oecologia. 78. 443-457.

Hundertmark, K. (2016). Alces alces. The IUCN Red List of Threatened Species 2016: e.T56003281A22157381. https://dx.doi.org/10.2305/IUCN.UK.2016-1.RLTS.T56003281A22157381.en. Downloaded on 22 October 2020.

Kaiser, T. M., Müller, D. W., Fortelius, M., Schulz, E., Codron, D. & Clauss, M. (2013). Hypsodonty and tooth facet development in relation to diet and habitat in herbivorous ungulates: implications for understanding tooth wear. Mammal Review. 43(1). 34-46.

Koutsoumanis, K., Allende, A., Alvarez-Ordoñez, A., Bolton, D., Bover-Cid, S., Chemaly, M., Davies, R., De Cesare, A., Herman, L., Hilbert, F., Lindqvist, R., Nauta, M., Peixe, L., Ru, G., Skandamis, P., Suffredini, E., Andreoletti, O., Benestad, S. L., Comoy, E., Nonno, R., da Silva Felicio, T., Ortiz-Pelaez, A. & Simmons, M. M. (2019). Update on chronic wasting disease (SWD) III. EFSA Journal. 17(11). 1-63.

Marrie, T. J., Ambil, J. & Yates, L. (1993). Seroepidemiology of Coxiella burnetii among wildlife in Nova Scotia. American Journal of Tropical Medicine and Hygiene. 49(5). 613-615.

Masters, N. J. & Flach, E. (2015). Chapter 62 - Tragulidae, Moschidae, and Cervidae. In E. Miller & M. Fowler, Fowler's Zoo and Wild Animal Medicine, Volume 8 (pp. 611-625). Columbia en Davis: Saunders.

Mattioli, S. (2011). Family Cervidae. In D. E. Wilson & R. A. Mittermeier, Handbook of the mammals of the world (Vol. 2, pp. 350 - 443). Barcelona: Lynx Edicions.

Mendoza, M. & Palmqvist, P. (2007). Hypsodonty in ungulates: an adaptation for grass consumption or for foraging in open habitat? Journal of Zoology. 274. 134-142.

Miller, R. S. & Sweeney, S. J. (2013). Mycobacterium bovis (bovine tuberculosis) infection in North American wildlife: current status and opportunities for mitigation of risks of further infection in wildlife populations. Epidemiology & Infection. 141. 1357-1370.

Monteith, K. L., Klaver, R. W., Hersey, K. R., Holland, A. A., Thomas, T. P. & Kauffman, M. J. (2015). Effects of climate and plant phenology on recruitment of moose at the southern extent of their range. Oecologia. 178. 1137-1148.

Osterholm, M. T., Anderson, C. J., Zabel, M. D., Scheftel, J. M., Moore, K. A. & Appleby, B. S. (2019). Chronic wasting disease in Cervids: Implications for prion transmission to humans and other animal species. mBio. 10(4). 1-8.

Paterson, J. (2014). Chapter 12 - Capture Myopathy. In G. West, D. Heard & N. Caulkett, Zoo Animal and Wildlife Immobilization and Anesthesia (2nd ed.; 171-179). Hoboken, New Jersey: Wiley.

Petronio, C., Bellucci, L., Martiinetto, E., Pandolfi, L. & Salari, L. (2011). Biochronology and palaeoenvironmental changes from the Middle Pliocene to the Late Pleistocene in Central Italy. Geodiversitas. 33(3). 485-517.

Powers, P. M. & Mead, A. J. (2019). Dental and Mandibular Anomalies in White-tailed Deer (Odocoileus virginianus) from Central Georgia. Georgia Journal of Science. 77(2). 1-11.

Renecker, L. A. & Hudson, R. J. (1986). Seasonal energy expenditures and thermoregulatory responses of moose. Canadian Journal of Zoology. 64(2). 322-327.

Renecker, L. & Hudson, R. (1990). Digestive kinetics of moose (Alces alces), wapiti (Cervus elaphus) and cattle. Animal Science. 50(1). 51-61.

Schultz, J. (2005). The ecozones of the world, The Ecological Divisions of the Geosphere (2 ed.). Berlin: Springer.

Severud, W. J., DelGiudice, G. D. & Obermoller, T. R. (2019). Association of moose parturition and postparturition habitat with calf survival. The Journal of Wildlife Management. 83(1). 175-183.

Sidorov, G. N., Sidorova, D. G. & Poleshchuk, E. M. (2010). Rabies of wild mammals in Russia at the turn of the 20th and 21st centuries. Biology Bulletin. 37(7). 684-694.

Thompson, D. P., Crouse, J. A., McDonough, T. J., Barboza, P. S. & Jaques, S. (2020). Acute Thermal and Stress Response in Moose to Chemical Immobilization. Journal of Wildlife Management. 84(6). 1-12.

de Vos, A. (1958). Summer observations on moose behavior in Ontario. Journal of Mammalogy. 39(1). 128-139.

Bent u tevreden over deze pagina?