Europese haas

Gepubliceerd op:
30 november 2023

Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.

Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.

Algemene informatie

Algemene informatie (Grzimek, 1990; Hackländer & Schai-Braun, 2019; Schai-Braun & Hackländer, 2016)
Familie Leporidae
Subfamilie -
Genus Lepus
Soort Lepus europaeus
Gedomesticeerd Nee
Kruising Nee
Volwassen grootte Kop-romp: 550-680 mm
Gewicht 3,5-5 kg
Dieet Herbivoor
Natuurlijke leefomgeving
  • Verspreiding: Europa, West-Rusland en het noorden van het Midden-Oosten. De Europese haas is geïntroduceerd in Argentinië, Australië (Tasmanië), Barbados, Bolivië, Brazilië, Canada (Ontario), Chili, Falkland Eilanden (Malvinas), Grenada, Guadeloupe, Ierland, Kazakhstan, Nieuw Zeeland, Paraguay, Réunion, Zweden, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten (New York, New Jersey en Pennsylvania) en Uruguay.
  • Habitat: Struikgewasvlaktes in berggebied, gematigd en mediterraan klimaat en grasland tot op c.2300 m hoogte.
Levensverwachting 12 jaar wild, 7,4 jaar gevangenschap
IUCN-status "Least Concern"
CITES Niet vermeld

Risicoklasse D

Bij de Europese haas zijn in drie risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Hierdoor valt de Europese haas in risicoklasse D.

Samenvatting beoordeling van de  Europese haas

Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).

Gezondheid mens
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Zoönosen ! (signalerend) Bij de Europese haas zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium bovis, Coxiella burnetii, Leptospira interrogans, CrimeanCongo Hemorrhagic Fever virus, Yersinia pestis, Francisella tularensis, Tick-Borne Encephalitis en Chlamydia abortus aangetoond. Dit leidt alleen in het geval van wildvang tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.
Letselschade   In deze risicocategorie is de risicofactor niet van toepassing.

 

Gezondheid en welzijn dier
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Voedselopname X
  • De Europese haas heeft hypsodonte gebitselementen.
  • Europese hazen moeten dagelijks langdurig foerageren.
Ruimtegebruik/veiligheid X Europese hazen hebben een sterke vluchtreactie.
 
Thermoregulatie   In deze risicocategorie zijn geen risicofactoren van toepassing.
Sociaal gedrag X Europese hazen hebben een dominantiehiërarchie.
 

Beoordeling per risicofactor

Risico's voor de mens

Zoönosen
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG1 ! (signalerend) Bij de Europese haas zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium bovis (Cooke et al., 1993), Coxiella burnetii (Astobiza et al., 2011; Psaroulaki et al., 2014), Leptospira interrogans (Hartman & Broekhuizen, 1980; Winkelmayer et al., 2005), Crimean-Congo Hemorrhagic Fevervirus (L’vov et al., 2002; Tsokana et al., 2020), Yersinia pestis (Frölich et al., 2003), Francisella tularensis (Janse et al., 2017; Mostafavi et al., 2018; Winkelmayer et al., 2005), TickBorne Encephalitis (Hudson et al., 2001; Nosek & Grulich, 1967) en Chlamydia abortus (Ksyonz et al., 2011; Ksyonz et al., 2019) aangetoond. Dit leidt alleen in het geval van wildvang tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.

 

Letselschade
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG2   Op basis van de grootte, morfologie en het gedrag van de Europese haas is het niet aannemelijk dat de dieren ernstig letsel zullen veroorzaken bij de mens (Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid

Voedselopname
Risicofactor Van toepassing Toelichting
V1   De Europese haas is voornamelijk een grazer (Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
V2 X De Europese haas heeft een hypsodont gebit (Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V3 X De Europese haas is voornamelijk nachtactief. In de zomer zijn Europese hazen ook overdag actief (Schai-Braun & Hackländer, 2016). In de lente spenderen Europese hazen 18% van hun tijd overdag aan foerageren. In de zomer loopt dit op tot 29%. In de lente en zomer spenderen Europese hazen de hele nacht aan foerageren. In de herfst en vroege winter foerageren Europese hazen alleen ’s nachts. Na de winterzonnewende foerageren Europese hazen 8,5% van de tijd overdag en 61,5% ’s nachts (Homolka, 1986). De Europese haas drinkt haast geen water. Ze halen hun benodigde vocht uit planten of sneeuw (Schai-Braun & Hackländer, 2016). De Europese haas doet aan coprofagie om te compenseren voor een kort cecum. Op deze manier wordt het voedsel meermalig verteerd om optimaal voedingsstoffen vrij te maken en op te nemen (Naumova et al., 2015). Europese hazen spenderen veel tijd aan foerageren. Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V4   Het dieet van de Europese haas bestaat uit grassen, kruiden en landbouwgewassen (Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Ruimtegebrek/veiligheid
Risicofactor Van toepassing Toelichting
R1   De home range van Europese hazen is 12-330 ha, afhankelijk van de populatie. Home ranges van individuen overlappen en Europese hazen kunnen tijdens het paarseizoen groepen van tot wel 20 individuen vormen. Europese hazen vertonen geen territoriaal gedrag, zoals patrouilleren. Europese hazen hebben geurklieren, maar gebruiken geen geurmarkering voor hun territorium (Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R2   Europese hazen gebruiken geen afgezonderde nestplaats (Hackländer et al., 2002; Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. 
R3 X Europese hazen hebben een snelle anti-predator response en vluchten doelgericht naar struiken. Europese hazen kunnen langdurig vluchten en kunnen een maximumsnelheid van 80 km/uur behalen. Deze vluchtreactie in combinatie met het hebben van dunne botten vormt een risico op botbreuken, wanneer de Europese haas in een beperkte omgeving wordt gehouden (Schai-Braun & Hackländer, 2016; Valencak et al., 2003; Weterings et al., 2016). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
R4   Europese hazen gebruiken geen holen of kuilen (Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R5   Voor Europese hazen zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Thermoregulatie
Risicofactor Van toepassing Toelichting
T1   De Europese haas komt onder andere voor in een gematigd zeeklimaat (Schai-Braun & Hackländer, 2016; Schultz, 2005). De thermoneutrale zone van de Europese haas ligt tussen de 18 en 25 °C (Valencak et al., 2010). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
T2   Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat Europese hazen gebruik maken van een speciale zoel-, koel- of opwarmplaats (Schai-Braun & Hackländer, 2016; Sliwinski et al., 2019). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
T3   Europese hazen zijn jaarrond actief (Homolka, 1986; SchaiBraun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Sociaal gedrag
Risicofactor Van toepassing Toelichting
S1   Europese hazen hebben een polygame leefwijze (Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
S2   Europese hazen leven solitair, maar met overlap in home ranges. Europese hazen kunnen tijdens het paarseizoen groepen vormen. Ondanks dat ze niet territoriaal zijn, is er wel een duidelijke dominantiehiërarchie. Deze hiërarchie is het meest prominent tijdens foerageren en het paarseizoen (Holley, 1992; Schai-Braun & Hackländer, 2016). Wanneer meerdere hazen van dezelfde voedselbron moeten foerageren, leidt dit tot een monopolie voor de dominante haas (Monaghan & Metcalfe, 1985). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
S3   Vrouwtjes zijn vanaf 7-8 maanden geslachtsrijp en kunnen 1-5 (gemiddeld 3) keer per jaar werpen. Superfetatie komt voor en vergroot de worpgrootte met circa 35%. Vrouwtjes zijn ongeveer 42 dagen drachtig en krijgen per worp 1-3 jongen per worp. Europese hazen hebben een paarseizoen vanaf de winterzonnewende tot het einde van de zomer, met een piek in maart (Flux, 2009; Roellig et al., 2010; Schai-Braun & Hackländer, 2016). Europese hazen hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

Verwijzingen

Astobiza, I., Barral, M., Ruiz-Fons, F., Barandika, J. F., Gerrikagoitia, X., Hurtado, A. & García-Pérez, A. L. (2011). Molecular investigation of the occurrence of Coxiella burnetii in wildlife and ticks in an endemic area. Veterinary Microbiology. 147. 190-194.

Cooke, M. M., Jackson, R. & Coleman, J. D. (1993). Tuberculosis in a free-living brown hare (Lepus europaeus occidentalis). New Zealand Veterinary Journal. 41(3). 144-146.

Flux, J. E. C. (2009). Notes on New Zealand mammals 10. Effect of observer position on group size and level of aggression of mating brown hares. New Zealand Journal of Zoology. 36. 81-82.

Frölich, K., Wisser, J., Schmüser, H., Fehlberg, U., Neubauer, H., Grunow, R., Nikolaou, K., Priemer, J., Thiede, S., Streich, W. J. & Speck, S. (2003). Epizootiologic and Ecologic Investigations of the European Brown Hares (Lepus europaeus) in Selected Populations from Schleswig-Holstein, Germany. Journal of Wildlife Diseases. 39(4). 751-761.

Grzimek, B. (1990). Grzimek's Animal Life Encyclopedia. Mammals I - IV. ed. New York: McGraw-Hill Publishing Company.

Hackländer, K., Arnold, W. & Ruf, T. (2002). Postnatal development and thermoregulation in the precocial European hare (Lepus europaeus). J Comp Physiol B. 172. 183–190.

Hackländer, K. & Schai-Braun, S. C. (2019). Lepus europaeus. The IUCN Red List of Threatened Species 2019. Opgehaald van IUCN: https://www.iucnredlist.org/species/41280/45187424. 

Hartman, E. G. & Broekhuizen, S. (1980). Antibodies to Leptospira in European hares (Lepus europaeus Pallas) in the Netherlands. Zentralbl Veterinarmed B. 27(8). 640-649.

Holley, A. J. F. (1992). Studies on the biology of the brown hare (Lepus europaeus) with particular reference to behaviour. Durham theses, Durham University. Opgehaald van Durham E-Theses Online: http://etheses.dur.ac.uk/6135/. 

Homolka, M. (1986). Daily activity pattern of the European hare (Lepus europaeus). Folia Zoologica. 35(1). 33-42.

Hudson, P. J., Rizzoli, A., Rosà, R., Chemini, C., Jones, L. D. & Gould, E. A. (2001). Tick-borne encephalitis virus in northern Italy: molecular analysis, relationships with density and seasonal dynamics of Ixodes Ricinus. Medical and Veterinary Entomology. 15. 304-313.

Janse, I., Maas, M., Rijks, J. M., Koene, M., van der Plaats, R. Q., Engelsma, M., van der Tas, P., Braks, M., Stroo, A., Notermans, D. W., de Vries, M. C., Reubsaet, F., Fanoy, E., Swaan, C., Kik, M. J., IJzer, J., Jaarsma, R. I., van Wieren, S., de Roda-Husman, A. M., van Passel, M., Roest, H. & van der Giessen, J. (2017). Environmental surveillance during an outbreak of tularaemia in hares, the Netherlands, 2015. Euro Surveill. 22(35). 30607.

Ksyonz, I. M., Lobov, A. V. & Vityaz, M. V. (2011). Chlamydial Infection Among Wild Animals. Науковий вісник ЛНУВМБТ імені С.З. Ґжицького. 4(50). 193-196.

Ksyonz, I. M., Zezekalo, V. K., Peredera, S. B., Shcherbakova, N. C., Peredera, Zh. O., Kone, M. S., Rak, T. M., Kravchenko, S. O. & Kanivets, N. S. (2019). Chlamydial Infection Monitoring Within Wild Mammals in Ukraine. Світ медицини та біології. 1(67). 227-232.

L'vov, D. N., Dzharkenov, A. F., Aristova, V. A., Kovtunov, A. I., Gromashevskiĭ, V. L., Vyshemirskiĭ, O. I., Galkina, I. V., Larichev, V. F., Butenko, A. M. & L'vov, D. K. (2002). The isolation of Dhori viruses (Orthomyxoviridae, Thogotovirus) and Crimean-Congo hemorrhagic fever virus (Bunyaviridae, Nairovirus) from the hare (Lepus europaeus) and its ticks Hyalomma marginatum in the middle zone of the Volga delta, Astrakhan region, 2001. Voprosy Virusologii. 47(4). 32-36.

Monaghan, P. & Metcalfe, N. B. (1985). Group foraging in wild brown hares: effects of resource distribution and social status. Animal Behaviour. 33(3). 993-999.

Mostafavi, E., Ghasemi, A., Rohani, M., Molaeipoor, L., Esmaeili, S., Mohammadi, Z., Mahmoudi, A., Aliabadian, M. & Johansson, A. (2018). Molecular Survey of Tularemia and Plague in Small Mammals From Iran. 8(215). 1-8.

Naumova, E. I., Zharova, G. K., Chistova, T. Y. & Kuznetsova, T. A. (2015). The Effect of Coprophagy on the Size of Plant Fibers in the Digestive Tract of Hares Lepus europaeus and L. timidus (Lagomorpha, Leporidae). Biology Bulletin. 42. 426-431.

Nosek, J. & Grulich, I. (1967). The Relationship between the Tick-borne Encephalitis Virus and the Ticks and Mammals of the Tribeč Mountain Range. Bull World Health Organ. 36(1). 31-47.

Psaroulaki, A., Chochlakis, D., Angelakis, E., Ioannou, I. & Tselentis, Y. Coxiella burnetii in wildlife and ticks in an endemic area. Trans R Soc Trop Med Hyg. 108(10). 625-631.

Roellig, K., Goeritz, F., Fickel, J., Hermes, R., Hofer, H. & Hildebrandt, T. B. (2010). Superconception in mammalian pregnancy can be detected and increases reproductive output per breeding season. Nature Communications. 1(78). 1-7.

Schai-Braun, S. C. & Hackländer, K. (2016). Family Leporidae (Hares and Rabbits). In D. E. Wilson, T. E. Lacher Jr. & R. A. Mittermeier, Handbook of the mammals of the world. 6. Lagomorphs and Rodents I (pp. 62-149). Barcelona: Lynx Edicions.

Schultz, J. (2005). The Ecozones of the World: The Ecological Divisions of the Geosphere (2nd ed.). Stuttgart: Springer.

Sliwinski, K., Ronnenberg, K., Jung, K., Strauß, E. & Siebert, U. (2019). Habitat requirements of the European brown hare (Lepus europaeus Pallas 1778) in an intensively used agriculture region (Lower Saxony, Germany). BMC Ecol. 19(31). 1-11.

Tsokana, C. N., Sokos, C., Giannakopoulos, A., Birtsas, P., Valiakos, G., Spyrou, V., Athanasiou, L. V., Burriel, A. R. & Billinis, C. (2020). European Brown hare (Lepus europaeus) as a source of emerging and re‐emerging pathogens of Public Health importance: A review. Vet Med Sci. 6. 550– 564.

Valencak, T. G., Arnold, W., Tataruch, F. & Ruf, T. (2003). High content of polyunsaturated fatty acids in muscle phospholipids of a fast runner, the European brown hare (Lepus europaeus). J Comp Physiol B. 173. 695–702.

Valencak, T. G., Hackländer, K. & Ruf, T. (2010). Peak energy turnover in lactating European hares: a test of the heat dissipation limitation hypothesis. J Exp Biol. 213(16). 2832–2839.

Weterings, M. J. A., Zaccaroni, M., van der Koore, N., Zijlstra, L. M., Kuipers, H. J., van Langevelde, F. & van Wieren, S. E. (2016). Strong reactive movement response of the medium-sized European hare to elevated predation risk in short vegetation. Animal Behaviour. 115. 107-114.

Winkelmayer, R., Vodnansky, M., Paulsen, P., Gansterer, A. & Treml, F. (2005). Explorative study on the seroprevalence of Brucella-, Francisella- and Leptospira antibodies in the European hare (Lepuseuropaeus Pallas) of the Austrian – Czech border region. Vet Med Austria. 92. 131-135.

Bent u tevreden over deze pagina?