Ezel
De gedomesticeerde ezel staat op de huis- en hobbydierenlijst.
De wilde ezel staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.
Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.
Algemene informatie
Familie | Equidae |
---|---|
Subfamilie | - |
Genus | Equus |
Soort | Equus asinus (gedomesticeerde ezel) Equus africanus (wilde ezel) |
Ondersoorten | Equus africanus africanus (Nubische wilde ezel) Equus africanus somalicus (Somalische wilde ezel) |
Gedomesticeerd | Gedomesticeerde ezel: ja, ezels worden vanaf ca. 7000 jaar geleden gehouden en gedomesticeerd (Kimura et al. 2013; Wang et al. 2020; Meutchieye et al. 2014). Wilde ezel: nee |
Kruising | Nee |
Volwassen grootte |
Gedomesticeerde ezel: Wilde ezel:
|
Gewicht |
Gedomesticeerde ezel: Verschillend, een klein ras zoals de miniatuurezel weegt 92 kg, een groot ras als de Andalusische ezel weegt 400 kg. Wilde ezel: 270-280 kg |
Dieet | Herbivoren |
Natuurlijke leefomgeving |
|
Levensverwachting | Gedomesticeerde ezel: 27 jaar; Wilde ezel: 25-30 jaar. |
IUCN-status | Gedomesticeerde ezel: n.v.t. Wilde ezel: “Critically Endangered” |
CITES | Bijlage A (Equus africanus) |
Risicoklasse D (gedomesticeerde ezel) en F (wilde ezel)
Gedomesticeerde ezel: Bij de gedomesticeerde ezels zijn in drie risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Hierdoor valt de gedomesticeerde ezel in risicoklasse D.
Wilde ezel: Wilde ezels zijn in staat ernstige letselschade te veroorzaken bij de mens. Daarnaast zijn in vier risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Om deze reden valt de wilde ezel onder “risicoklasse F”.
Samenvatting beoordeling van de gedomesticeerde ezel en wilde ezel
Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (X). Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).
Risicocategorie | Gedomesticeerd | Wild | Toelichting |
---|---|---|---|
Zoönosen | ! (signalerend) | ! (signalerend) |
|
Letselschade | XF | Bij wilde ezels is er gevaar op zeer ernstig letsel bij de mens, waardoor de wilde ezel direct onder risicoklasse F valt. |
Risicocategorie | Gedomesticeerd | Wild | Toelichting |
---|---|---|---|
Voedselopname | X | X |
|
Ruimtegebruik/veiligheid | X |
|
|
Thermoregulatie | X | X |
|
Sociaal gedrag | X | X |
|
Beoordeling per risicofactor
Risico's voor de mens
Risicofactor | Gedomesticeerd | Wild | Toelichting |
---|---|---|---|
LG1 | ! (signalerend) | ! (signalerend) |
Bij de wilde ezel zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium bovis (Bryan et al., 2018), Leptospira interrogans (Benkirane et al., 2014; Roqueplo et al., 2011) en het rabiësvirus (Duarte et al., 2020) aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. Bij de gedomesticeerde ezel zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium bovis (Bryan et al., 2018), Leptospira interrogans (Benkirane et al., 2014; Roqueplo et al., 2011) en het rabiësvirus (Duarte et al., 2020) aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Risicofactor | Gedomesticeerd | Wild | Toelichting |
---|---|---|---|
LG2 | XF |
De wilde ezel weegt 270-280 kg. Mannelijke wilde ezels kunnen zich agressief opstellen naar mensen toe (Janssen & Allen, 2014; Rubenstein, 2011). Niet gedomesticeerde paardachtigen kunnen gericht schoppen en bijten, en halen veel sneller uit dan gedomesticeerde paarden. Volwassen dieren zijn niet in bedwang te houden zonder risico op schade bij de hanteerder of het dier. Ze moeten gesedeerd worden om ze te kunnen verplaatsen of behandelen (Fowler, 1995). Gezien de grootte, morfologie en het gedrag van wilde ezels kunnen ze zeer ernstig letsel bij de mens veroorzaken, waardoor de wilde ezel direct onder risicoklasse F valt. Er bestaan vele tientallen ezelrassen die zijn geselecteerd als last- of trekdier. Op basis van het gedrag van de gedomesticeerde ezel is het niet aannemelijk dat de dieren ernstig letsel zullen veroorzaken bij de mens (Bough, 2006; McGreevy, 2004; Navas et l., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing op gedomesticeerde ezels. |
Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid
Risicofactor | Gedomesticeerd | Wild | Toelichting |
---|---|---|---|
V1 | De wilde ezel is een mixed-feeder, die voornamelijk graast, maar ook kruiden en browse materiaal eet (Mendoza & Palmqvist, 2007; Rubenstein, 2011). De gedomesticeerde ezel is ook een mixed-feeder en eet zowel gras als browse materiaal afhankelijk van het habitat (Lamoot et al., 2005; Moehlman, 1998). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | ||
V2 | X | X | De wilde en gedomesticeerde ezel hebben hypsodonte kiezen (Kaiser et al., 2013; Mendoza & Palmqvist, 2007; du Toit & Dixon, 2012). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V3 | X | X | Wilde ezels spenderen een groot deel van hun tijd aan foerageren (Rubenstein, 2011). Gedomesticeerde ezels spenderen 31-58% van hun tijd aan foerageren (Moehlman, 1998, Moehlman et al., 1998). Wilde en gedomesticeerde ezels zijn niet-herkauwende grazers met een hoge passeersnelheid in de achterdarm, waardoor langdurig foerageren noodzakelijk is (Bunnell & Gillingham, 1985; Janis, 1976). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V4 | Het dieet van wilde en gedomesticeerde ezels bestaat uit een grote variatie aan grassen, kruiden en browse materiaal (Moehlman, 1998; Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Gedomesticeerd | Wild | Toelichting |
---|---|---|---|
R1 | X |
Mannelijke wilde ezels hebben territoria van gemiddeld 23 km2 groot (12-40 km2). Het territorium wordt gemarkeerd door hopen ontlasting. Mannetjes zijn dominant in hun eigen territorium, maar tolereren andere mannetjes wel in hun territorium. Ze laten hun dominantierang zien door duidelijk rechtop te staan met oren naar voren, door soortgenoten op een geritualiseerde manier te verjagen en door soortgenoten op geur te inspecteren. Vrouwelijke wilde ezels brengen hun tijd door in territoria van verschillende mannelijke ezels (Klingel, 1998). Deze risicofactor is daarom van toepassing. Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat gedomesticeerde ezels langs de grenzen van hun territorium patrouilleren of markeren. Het is ook niet aannemelijk dat een gedomesticeerde soort een territorium verdedigt, tenzij deze daarop geselecteerd is, aangezien dit het samenleven met de mens bemoeilijkt. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
|
R2 | Wilde en gedomesticeerde ezels gebruiken geen afgezonderde nestplaats (Mazzatenta et al., 2019; Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | ||
R3 | X |
Wilde ezels leven op vlaktes en kunnen onvoorspelbaar reageren (Janssen & Allen, 2014; Rubenstein, 2011). Botsingen met hekken kunnen bij paardachtigen schedel- en wervenfracturen veroorzaken, uitglijden en vallen kan leiden tot botbreuken en schade aan zacht weefsel (Janssen & Allen, 2014). Deze risicofactor is daarom van toepassing. Gedomesticeerde ezels hebben een minder sterke vluchtreactie dan paarden of wilde ezels en zullen minder snel in paniek raken. Bij gevaar rennen gedomesticeerde ezels weg, gebruiken ze hun tanden, poten en lichaamsgewicht ter verdediging, of staan ze stil uit angst (Burden & Thiemann, 2015). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
|
R4 | Wilde en gedomesticeerde ezels gebruiken geen holen of kuilen (Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | ||
R5 | Voor wilde en gedomesticeerde ezels zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Gedomesticeerd | Wild | Toelichting |
---|---|---|---|
T1 | X | X |
Wilde ezels leven in een woestijnklimaat (Rubenstein, 2011; Schultz, 2005). De gemiddelde minimumtemperatuur in de Danakil woestijn waar wilde ezels voorkomen is 27 °C (met een uiterste minimumtemperatuur van 2 °C) en de gemiddelde maximumtemperatuur is 39 °C (met een uiterste maximumtemperatuur van 42 °C). De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid is 150 mm en de luchtvochtigheid is gemiddeld 50% (Klingel, 1998; Meteoblue, 2021; Schultz, 2005). Wilde ezels zijn vooral actief op de koelere momenten van de dag, zoals de ochtend, eind van de middag en de nacht (Rubenstein, 2011). De wilde ezel is aangepast aan een woestijnklimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing. Gedomesticeerde ezels worden wereldwijd gehouden in verschillende klimaten (FAO, 2020b). Temperaturen tussen de 22-32°C zijn optimaal. Lagere temperaturen veroorzaken onderkoeling. Een relatieve luchtvochtigheid van 30-70% is optimaal, omdat een hogere luchtvochtigheid zorgt voor ademhalingsproblemen (Ayo et al., 2008; Ayo et al., 2014). Gedomesticeerde ezels zoeken daarom vaker beschutting bij lage temperaturen (0-9°C), bij regen en bij sterkere wind (Proops et al., 2019). Gedomesticeerde ezels hebben een minder dikke en dichte vacht dan paarden, en zijn minder goed bestand tegen kou, wind en regen (Barrio et al., 2019; Osthaus, 2018). Daarnaast hebben ezels hoeven met een microstructuur aangepast aan een droog klimaat, waardoor er makkelijker vocht uit de omgeving intrekt. Dit kan in een gematigd zeeklimaat zorgen voor overabsorptie van water, wat kan leiden tot gezondheidsproblemen als witte lijn ziekte en abces-formatie (Burden & Thiemann, 2015; Thiemann & Rickards, 2013). Bij de gedomesticeerde ezel bestaat het gevaar van gezondheidsproblemen veroorzaakt door leven in een gematigd klimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
T2 | Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat wilde en gedomesticeerde ezels gebruik maken van een speciale zoel-, koel- of opwarmplaats (Haddy et al., 2020; Proops et al., 2019; Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | ||
T3 | Wilde en gedomesticeerde ezels zijn jaarrond actief (Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Gedomesticeerd | Wild | Toelichting |
---|---|---|---|
S1 | Wilde en gedomesticeerde ezels hebben een polygame leefwijze (Moehlman, 1998; Rubenstein, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | ||
S2 | X | X | Wilde ezels leven in flexibele, tijdelijke groepen of solitair (behalve vrouwtjes met hun jong). Tijdelijke groepen kunnen tot wel 49 individuen groot zijn. Groepen bestaan uit minder mannetjes dan vrouwtjes, of helemaal uit eenzelfde geslacht. Sommige mannelijke wilde ezels behouden een territorium. Territoriale mannetjes zijn dominant over alle andere ezels in hun territorium (Klingel, 1998). Er is sprake van een despotische dominantiehiërarchie. Het sociale systeem van gedomesticeerde ezels verschilt per klimaat. In een droog klimaat verdedigen territoriale mannetjes een territorium en vormen zich tijdelijke groepen van minder dan 5 individuen. In een natter habitat leven ze in grotere groepen (5-13 individuen) met een haremstructuur bestaande uit één of meerdere mannetjes en meerdere vrouwtjes. Er is sprake van een dominantiehiërarchie met lineaire of despotische kenmerken afhankelijk van de groepsstructuur. Territoriale mannetjes hebben een despotische dominantiehiërarchie en een harem met meerdere mannejes heeft een lineaire dominantiehiërarchie (Canisso et al., 2009; Henry et al., 1991; Moehlman, 1998, Moehlman et al., 1998). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
S3 |
Vrouwelijke wilde ezels zijn vanaf 12 maanden geslachtsrijp, krijgen hun eerste jong pas na 4-5 jaar en kunnen 1 keer per 1-2 jaar werpen. Vrouwtjes zijn 330-365 dagen drachtig en krijgen per worp 1 jong. Wilde ezels hebben een paarseizoen in het natte seizoen tussen oktober en februari (Rubenstein, 2011; Tesfai et al., 2019). Wilde ezels hebben geen grote kans op overbevolking. Vrouwelijke gedomesticeerde ezels zijn vanaf 1-2 jaar geslachtsrijp, zijn poly-oestrisch en kunnen 1 keer per 1-2 jaar werpen. Vrouwtjes zijn 12 maanden drachtig en krijgen per worp 1 jong. Gedomesticeerde ezels kunnen zich jaarrond voortplanten, maar hebben een meer seizoensgebonden voortplanting in aride klimaten (Fielding, 1988; Galisteo & Perez-Marin, 2010). Gedomesticeerde ezels hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Verwijzingen
Ayo, J. O., Dzenda, T. & Zakari, F. O. (2008). Individual and diurnal variations in rectal temperature, respiration, and heart rate of pack donkeys during the early rainy season. Journal of Equine Veterinary Science. 28(5). 281-288.
Ayo, J. O., Dzenda, T., Olaifa, F., Ake, S. A. & Sani, I. (2014). Diurnal and seasonal fluctuations in rectal temperature, respiration and heart rate of pack donkeys in a tropical Savannah zone. Journal of Equine Science. 25(1). 1-6.
Barrio, E., Rickards, K. J. & Thiemann, A. K. (2019). Clinical Evaluation and Preventative Care in Donkeys. Veterinary Clinics: Equine Practice. 35(3). 545-560.
Benkirane, A., Noury, S., Hartskeerl, R. A., Goris, M. G. A., Ahmed, A. & Nally, J. E. (2016). Preliminary investigations on the distribution of Leptospira serovars in domestic animals in North‐West Morocco. Transboundary and Emerging Diseases. 63(2). e178-e184.
Bough, J. (2006). From value to vermin: A history of the donkey in Australia. Australian Zoologist. 33(3). 388-397.
Bryan, J., den Boon, P., McGuirk, J., Madigan, G., Skuce, R. & Fogarty, U. (2018). Tuberculosis caused by Mycobacterium bovis infection in a donkey. Equine Veterinary Education. 30(4). 172-176.
Bunnell, F. L. & Gillingham, M. P. (1985). Chapter 3 - Foraging Behavior: Dynamics of Dining Out. In: R. J. Hudson & R. G. White, Bioenergetics of Wild Herbivores (pp. 53-79). CRC Press.
Burden, F. & Thiemann, A. (2015). Donkeys are different. Journal of Equine Veterinary Science. 35(5). 376-382.
Canisso, I. F., Morel, M. D. & McDonnell, S. (2009). Strategies for the management of donkey jacks in intensive breeding systems. Equine Veterinary Education. 21(12). 652-659.
Dacre, I., Dixon, P. M. Gosden, L. (2008). Chapter 5 - Dental Problems. In: E. D. Svendsen, J. Duncan & D. Hadrill, The Professional Handbook of the Donkey (4th edition) (pp. 62-81). Essex: Whittet Books.
Duarte, N. F. H., Alencar, C. H., Cavalcante, K. K. D. S., Correia, F. G. S., Romijn, P. C., Araujo, D. B., Favoretto, S. R. & Heukelbach, J. (2020). Increased detection of rabies virus in bats in Ceará State (Northeast Brazil) after implementation of a passive surveillance programme. Zoonoses and Public Health. 67(2). 186-192.
FAO (2020a). Breed data sheet - Andaluza / Spain (Ass). Geraadpleegd: 17-09-2020. http://www.fao.org/dad-is/browse-by-country-and-species/en/
FAO (2020b). FAOstat – Live animals. Geraadpleegd: 17-09-2020. http://www.fao.org/faostat/en/#data/QA
Fielding, D. (1988). Reproductive characteristics of the jenny donkey—Equus asinus: a review. Tropical Animal Health and Production. 20(3). 161-166.
Fowler, M. (1995). Chapter 23 Hoofed Stock. In M. Fowler, Restraint and handling of wild and domestic animals (pp. 270-303). Hoboken: Wiley-Blackwell.
Galisteo, J. & Perez-Marin, C. C. (2010). Factors affecting gestation length and estrus cycle characteristics in Spanish donkey breeds reared in southern Spain. Theriogenology. 74(3). 443-450.
Gentry, A., Clutton-Brock, J. & Groves, C. P. (2004). The naming of wild animal species and their domestic derivatives. Journal of Archaeological Science. 31(5). 645-651.
Haddy, E., Burden, F. & Proops, L. (2020). Shelter seeking behaviour of healthy donkeys and mules in a hot climate. Applied Animal Behaviour Science. 222. 104898.
Henry, M., McDonnell, S. M., Lodi, L. D. & Gastalt, E. L. (1991). Pasture mating behaviour of donkeys (Equus minus) at natural and induced oestrus. J Reprod Fertil. 44. 77-86.
Janis, C. (1976). The evolutionary strategy of the Equidae and the origins of rumen and cecal digestion. Evolution. 757-774.
Janssen, D. L. & Allen, J. L. (2014). Chapter 57 - Equidae. In E.R. Miller & M.E. Fowler, Fowler's Zoo and Wild Animal Medicine, Volume 8 (E-Book) (pp. 559-567).
Kaiser, T. M., Müller, D. W., Fortelius, M., Schulz, E., Codron, D. & Clauss, M. (2013). Hypsodonty and tooth facet development in relation to diet and habitat in herbivorous ungulates: implications for understanding tooth wear. Mammal Review. 43(1). 34-46.
Kimura, B., Marshall, F., Beja-Pereira, A. et al. 2013. Donkey Domestication. Afr Archaeol Rev 30: 83–95. https://doi.org/10.1007/s10437-012-9126-8
Klingel, H. (1998). Observations on social organization and behaviour of African and Asiatic wild asses (Equus africanus and Equus hemionus). Applied Animal Behaviour Science. 60(2-3). 103-113.
Lamoot, I., Callebaut, J., Demeulenaere, E., Vandenberghe, C. & Hoffmann, M. (2005). Foraging behaviour of donkeys grazing in a coastal dune area in temperate climate conditions. Applied Animal Behaviour Science. 92(1-2). 93-112.
Matthews, N. S., Taylor, T. S. & Sullivan, J. A. (2002). A comparison of three combinations of injectable anesthetics in miniature donkeys. Veterinary Anaesthesia and Analgesia. 29(1). 36-42.
Mazzatenta, A., Veronesi, M. C., Vignola, G., Ponzio, P., Carluccio, A. & de Amicis, I. (2019). Behavior of Martina Franca donkey breed jenny-and-foal dyad in the neonatal period. Journal of Veterinary Behavior. 33. 81-89.
McGreevy, P. (2004). Chapter 5 - Social behavior. In: P. McGreevy, Equine behavior: A guide for veterinarians and equine scientists (pp. 119-150). Nottingham: Saunders ltd.
Mendoza, M. & Palmqvist, P. (2007). Hypsodonty in ungulates: an adaptation for grass consumption or for foraging in open habitats? Journal of Zoology. 274(2). 1-9.
Meteoblue. (2021). Asale, Ethiopia. Opgehaald van Meteoblue: https://www.meteoblue.com/en/weather/historyclimate/climatemodelled/asa…;
Meutchieye, F., Kwalar & F. Nyock 2014. Donkey Husbandry and Production Systems. In: Current Donkey Production & Functionality.
Moehlman, P. D. (1998). Feral asses (Equus africanus): intraspecific variation in social organization in arid and mesic habitats. Applied Animal Behaviour Science. 60(2-3). 171-195.
Moehlman, P. D., Fowler, L. E. & Roe, J. H. (1998). Feral asses (Equus africanus) of Volcano Alcedo, Galapagos: behavioral ecology, spatial distribution, and social organization. Applied Animal Behaviour Science. 60(2-3). 197-210.
Moehlman, P.D., Kebede, F. & Yohannes, H. (2015). Equus africanus. The IUCN Red List of Threatened Species. Opgehaald van IUCN: https://dx.doi.org/10.2305/IUCN.UK.2015-2.RLTS.T7949A45170994.en.
Mozaffari, A. A., Derakhshanfar, A., Alinejad, A. & Morovati, M. (2010). A comparative study on the adverse effects of flunixin, ketoprofen and phenylbutazone in miniature donkeys: haematological, biochemical and pathological findings. New Zealand Veterinary Journal. 58(5). 224-228.
Navas, F. J., Jordana, J., León, J. M., Arando, A., Pizarro, G., McLean, A. K. & Delgado, J. V. (2017). Measuring and modeling for the assessment of the genetic background behind cognitive processes in donkeys. Research in Veterinary Science. 113. 105-114.
Osthaus, B., Proops, L., Long, S., Bell, N., Hayday, K. & Burden, F. (2018). Hair coat properties of donkeys, mules and horses in a temperate climate. Equine Veterinary Journal. 50(3). 339-342.
Proops, L., Osthaus, B., Bell, N., Long, S., Hayday, K. & Burden, F. (2019). Shelter-seeking behavior of donkeys and horses in a temperate climate. Journal of Veterinary Behavior. 32. 16-23.
Roqueplo, C., Davoust, B., Mulot, B., Lafrance, B. & Kodjo, A. (2011). Mise en évidence sérologique de leptospires chez des équidés, camélidés et bovidés à Djibouti. Médecine Tropicale. 71(5). 517-518.
Rubenstein, D. (2011). Family Equidae. In D. Wilson & R. Mittermeier, Handbook of the mammals of the world volume 2 (pp. 106-143). Barcelona: Lynx Edicions.
Schultz, J. (2005). The ecozones of the world, The Ecological Divisions of the Geosphere (2 ed.). Berlin: Springer.
Tesfai, R. T., Owen-Smith, N., Parrini, F. & Moehlman, P. D. (2019). Viability of the critically endangered African wild ass (Equus africanus) population on Messir Plateau (Eritrea). Journal of Mammalogy. 100(1). 185-191.
Thiemann, A. & Rickards, K. (2013). Donkey hoof disorders and their treatment. In Practice. 35(3). 134-140.
du Toit, N. & Dixon, P. M. (2012). Common dental disorders in the donkey. Equine Veterinary Education. 24(1). 45-51.
Wang, C., Li, H., Guo, Y. et al. 2020. Donkey genomes provide new insights into domestication and selection for coat color. Nat Commun 11, 6014.