Grasmuis (Griselda groep)
Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.
Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.
Algemene informatie
Familie | Muridae |
---|---|
Subfamilie | Murinae |
Genus | Lemniscomys Griselda complex |
Soort |
|
Gedomesticeerd | Nee |
Kruising | Nee |
Volwassen grootte |
|
Gewicht | 33-82 g |
Dieet | Omnivoor |
Natuurlijke leefomgeving |
|
Levensverwachting | 1 jaar |
IUCN-status | "Least concern" |
CITES | Niet vermeld |
Risicoklasse D
Bij de grasmuizen behorend tot de Griselda groep zijn in drie risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Hierdoor vallen de grasmuizen behorend tot de Griselda groep in risicoklasse D.
Samenvatting beoordeling van de grasmuis (griselda groep)
Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Zoönosen | ! (signalerend) | Bij de aalstreepgrasmuis is het hoog-risico zoönotische pathogeen Crimean-Congo hemorrhagic fever aangetoond en bij de sympatrische en aanverwante soorten Lemniscomys barbarus en L. striatus zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Rabiës, Coxiella burnetii, en Yersinia pestis aangetoond. Dit leidt alleen bij wildvang, tot een signalerende toepassing van deze risicofactor voor grasmuizen behorend tot de Griselda groep. |
Letselschade | De risicofactor in deze risicocategorie is niet van toepassing. |
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Voedselopname | In deze risicocategorie zijn geen risicofactoren van toepassing. | |
Ruimtegebruik/veiligheid | X |
|
Thermoregulatie | X | Grasmuizen behorend tot de Griselda groep zijn aangepast aan een tropisch klimaat. |
Sociaal gedrag | X | Grasmuizen behorend tot de Griselda groep hebben een grote kans op overbevolking. |
Beoordeling per risicofactor
Risico's voor de mens
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG1 | ! (signalerend) | Bij de aalstreepgrasmuis is het hoog-risico zoönotische pathogeen Crimean-Congo hemorrhagic fever aangetoond (Spengler et al., 2016) en bij de sympatrische en aanverwante soorten Lemniscomys barbarus en L. striatus zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen rabiësvirus (Fichet-Calvet et al., 2014), Coxiella burnetii (Blanc & Bruneau, 1956; Fiedler, 1988), en Yersinia pestis (Arap-Siongok et al., 1977; Poland & Dennis, 1999) aangetoond. Dit leidt alleen bij wildvang, tot een signalerende toepassing van deze risicofactor voor grasmuizen behorend tot de Griselda groep. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG2 | Op basis van de grootte, morfologie en het gedrag van grasmuizen behorend tot de Griselda groep is het niet aannemelijk dat de dieren ernstig letsel zullen veroorzaken bij de mens (Denys et al., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
V1 | Grasmuizen behorend tot de Griselda groep zijn omnivoor (Henke et al., 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V2 | Grasmuizen behorend tot de Griselda groep hebben geen hypsodonte gebitselementen (Lacher et al., 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V3 | Grasmuizen behorend tot de Griselda groep hebben een duidelijke schemeractiviteit en herbivore aanpassingen aan het maagdarm systeem (Choate, 1972; Henke et al., 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V4 | Het dieet van grasmuizen behorend tot de Griselda groep bestaat uit plantaardig materiaal, zoals bladeren, zaden en insecten (Denys et al., 2017; Henke et al., 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
R1 | X | Enkelstreepgrasmuizen hebben een home range grootte van 1060 tot 1615 m2, die bij vrouwtjes overlapt, maar bij mannetjes niet. Grasmuismannetjes behorend tot de Griselda groep zijn agressief naar elkaar (Choate, 1972; Denys et al., 2017; Hagenah et al., 2006; Monadjem, 2013; Monadjem & Perrin, 1997; Packer, 1980). Soorten binnen de subfamilie Murinae beschikken over geurklieren, die onder andere voor territoriale doeleinden worden gebruikt (Arakawa et al., 2007; Denys et al., 2017). De exclusieve home ranges van enkelstreepgrasmuismannetjes, intolerantie naar soortgenoten en het vermogen om geurmarkering voor territoriale doeleinden te gebruiken duiden er op dat de mannetjes hun home range grenzen verdedigen. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R2 | X | Grasmuizen behorend tot de Griselda groep gebruiken een afgezonderde nestplaats voor het werpen en grootbrengen van jongen (Choate, 1972; Monadjem, 2013). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R3 | Grasmuizen behorend tot de Griselda groep hebben geen blindelingse vluchtreactie (Carleton, 2013). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R4 | Grasmuizen behorend tot de Griselda groep gebruiken bovengrondse nesten (Monadjem, 2013). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R5 | Voor grasmuizen behorend tot de Griselda groep zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Carleton, 2013). Deze risicofactor is niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
T1 | X |
Grasmuizen behorend tot de Griselda groep leven in een tropisch klimaat (Denys et al., 2017; Haim, 1981; Kennerley & van der Straeten, 2016; Schultz, 2005). De gemiddelde maandelijkse minimumtemperatuur komt niet onder de 18 °C. In sommige hoger gelegen gebieden kan in het droge seizoen de minimumtemperatuur onder het vriespunt komen en grasmuizen behorend tot de Griselda groep komen tot op een hoogte van 1200 meter voor (Child & Monadjem, 2016). In de warmste maanden ligt de gemiddelde temperatuur rond de 30 °C met maximum temperaturen van boven de 40 °C. De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid ligt tussen de 500-1500 mm (Schultz, 2005). Grasmuizen behorend tot de Griselda groep hebben een thermoneutrale zone tussen 30 en 34°C (Haim, 1981). Grasmuizen behorend tot de Griselda groep zijn aangepast aan een tropisch klimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
T2 | Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het gebruik van zoel-, koel-, of opwarmplaatsen. Het gebruik hiervan wordt ook niet aannemelijk geacht omdat grasmuizen behorend tot de Griselda groep schemeractief zijn (Carleton, 2013; Choate, 1972). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
T3 | Grasmuizen behorend tot de Griselda groep zijn jaarrond actief (Monadjem & Perrin, 2003). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
S1 | Sociale structuren binnen het genus (Lemniscomys) variëren en zijn slecht onderzocht (Denys et al., 2017). Grasmuizen behorend tot de Griselda groep hebben een solitaire leefwijze en zijn intolerant naar soortgenoten (Choate, 1972; Monadjem & Perrin, 1997; Packer, 1980). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
S2 | Grasmuizen behorend tot de Griselda groep hebben een overlappende home range tussen de seksen, maar niet binnen de seksen. Mannetjes leven solitair (Choate, 1972; Denys et al., 2017; Monadjem & Perrin, 1997; Packer, 1980). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
S3 | X | Grasmuizen behorend tot de Griselda groep hebben een postpartum oestrus (Scott & Meester, 1988). Vrouwtjes krijgen per worp tot 11 jongen (Monadjem & Perrin, 1997). De grasmuizen hebben een grote kans op |
Verwijzingen
Arap-Siongok, T., Njagi, A. & Masaba, S. (1977). Another focus of sylvatic plague in Kenya. East African Medical Journal. 54(12). 694-699.
Arakawa, H., Arakawa, K., Blanchard, D. C. & Blanchard, R. J. (2007). Scent marking behavior in male C57BL/6J mice: sexual and developmental determination. Behavioural Brain Research. 182(1). 73–79.
Ben Salem, I., Ben Ibrahim, A., Chetoui, M. & Nouira, S. (2018). Contribution to the study of the genus Lemniscomys (Rodentia: Muridae). Morphometric and molecular approaches. Biologia. 73. 339-349.
Blanc, G. & Bruneau, J. (1956). Isolation of Rickettsia burnetii from Two Species of Rodents in the Nefifik Forest, Morocco. Bulletin de la Société de Pathologie Exotique. 49(3). 431-434.
Carleton, M. (2013). Genus Lemniscomys Grass Mice. In D. Happold, Mammals of Africa. Volume III: Rodents, Hares and Rabbits (pp. 441-443). London: Bloomsbury Publishing.
Child, M. & Monadjem, A. (2016). Lemniscomys rosalia. The IUCN Red List of Threatened Species 2016. Opgehaald van IUCN: doi:10.2305/IUCN.UK.2016-3.RLTS.T11493A22439337.en
Choate, T. (1972). Behavioural studies on some Rhodesian rodents. Zoologica Africana. 7(1). 103-118.
Denys, C., Lalis, A., Aniskin, V., Gerbault-Seureau, M., Delapre, A., Gilissen, E., Merker, S. & Nicolas, V. (2020). Integrative taxonomy of Guinean Lemniscomys species (Rodentia, Mammalia). Journal of Vertebrate Biology. 69(2). 1-20.
Denys, C., Taylor, P., Burgin, C., Aplin, K., Fabre, P.-H., Haslauer, R., . . . Menzies, J. (2017). Family MURIDAE (TRUE MICE AND RATS, GERBILS AND RELATIVES). In D. Wilson, T. Lacher Jr. & R. Mittermeier, Handbook of the Mammals of the World. Vol. 7. Rodents II (pp. 536-886). Barcelona: Lynx Edicions.
Fichet-Calvet, E., Becker-Ziaja, B., Koivogui, L. & Günther, S. (2014). Lassa Serology in Natural Populations of Rodents and Horizontal Transmission. Vector Borne and Zoonotic Diseases. 14(9). 665-674.
Fiedler, L. (1988). Rodent problems in Africa. In I. Prakash, Rodent Pest Management (pp. 35-65). Boca Raton, Florida: CRC Press, Inc.
Hagenah, N., Olff, H. & Prins, H. (2006). Habitat utilisation of rodents in a savanna mosaic. In N. Hagenah, Among rodents and rhinos: interplay between small mammals and large herbivores in a South African savanna (pp. 64-84). Wageningen: Wageningen University & Research.
Haim, A. (1981). Heat production and dissipation in a South African diurnal murid Lemniscomys Griselda. South African Journal of Zoology. 16(1). 67-70.
Henke, Z., Sahd, L., Matthee, S. & Kotzé, S. (2018). Morphometric analsis of the gastrointestinal tract of four African muroid rodent species (Rhabdomys dilectus, Rhabdomys pumilio, Aethomys chrysophilus, and Lemniscomys rosalia). Journal of Morphology. 1-8.
Kennerley, R., & van der Straeten, E. (2016, Augustus 19). Lemniscomys roseveari. The IUCN Red List of Threatened Species 2016. Opgehaald van IUCN: doi:10.2305/IUCN.UK.2016-3.RLTS.T11494A22439460.en
Lacher Jr., T., Murphy, W., Rogan, J., Smith, A. & Upham, N. (2016). Evolution, phylogeny, ecology and conservation of the Clade Glires: Lagomorpha and Rodentia. In D. Wilson, T. Lacher Jr. & R. Mittermeier, Handbook of the Mammals of the World. Vol. 6. Lagomorphs and Rodents I (pp. 15-28). Barcelona: Lynx Edicions.
Monadjem, A. (2013). Lemniscomys rosalia Single-striped Grass Mouse (Single-striped Lemniscomys). In D. Happold, Mammals of Africa. Volume III: Rodents, Hares and Rabbits (pp. 449-451). London: Bloomsbury Publishing.
Monadjem, A. & Perrin, M. (1997). Population dynamics of Lemniscomys rosalia (Muridae: Rodentia) in a Swaziland grassland: effects of food and fire. South African Journal of Zoology. 129-135.
Monadjem, A. & Perrin, M. (2003). Population fluctuations and community struture of small mammals in a Swaziland grassland over a three-year period. African Zoology. 38(1). 127-137.
Packer, W. (1980). Nest-building and activity patterns in four sympatric rodent species. South African Journal of Zoology. 15. 50-55.
Poland, J. & Dennis, D. (1999). Treatment of Plague. In WHO, Plague Manual: Epidemiology, Distribution, Surveillance and Control (pp. 55-134).
Schultz, J. (2005). The Ecozones of the World. Berlin: Springer Verlag.
Scott, E. & Meester, J. (1988). Reproduction and postnatal development of the single-striped mouse, Lemniscomys rosalia. South African Jouranl of Wildlife Research. 18(4). 137-141.
Spengler, J., Bergeron, E. & Rollin, P. (2016). Seroepidemiological Studies of Crimean-Congo Hemorrhagic Fever Virus in Domestic and Wild Animals. PLoS Neglected Tropical Diseases. 10(1).