Huismuis

Gepubliceerd op:
30 november 2023

Dit dier staat op de huis- en hobbydierenlijst.

Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.

Algemene informatie

Algemene informatie (Denys et al., 2017; Musser et al., 2016; Goto, et al., 2013)
Familie Muridae
Subfamilie Murinae
Genus Mus
Soort Mus musculus
Gedomesticeerd Gedomesticeerde muis: ja
Wilde muis: nee
Kruising Nee
Volwassen grootte
  • Kop-romp: 70-103 mm
  • Staart: 67-104 mm
Gewicht 12-39 g
Dieet Omnivoor
Natuurlijke leefomgeving
  • Verspreiding: West-Europa en Noord-Afrika.
  • Habitat: Voornamelijk commensaal en wordt gevonden in veel habitats die door de mens gemaakt zijn, zowel in huizen als velden, rond vijvers, in bosschages, en groene eik boslandschappen.
Levensverwachting 1-2 jaar
IUCN-status “Least Concern”
CITES Niet vermeld

Risicoklasse C (gedomesticeerde huismuis) en F (wilde huismuis)

Gedomesticeerde huismuis: Bij de gedomesticeerde huismuis zijn in twee risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” meerdere risicofactoren vastgesteld. Hierdoor valt de gedomesticeerde huismuis in risicoklasse C.

Wilde huismuis: Bij de wilde huismuis zijn zeer hoog-risico zoönotische pathogenen aangetoond. Daarnaast zijn in twee risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” meerdere risicofactoren vastgesteld. Hierdoor valt de wilde huismuis onder “risicoklasse F”.

Samenvatting beoordeling van de huismuis

Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF).

Gezondheid mens
Risicocategorie Gedomesticeerd Wild Toelichting
Zoönosen ! (signalerend) XF (zeer hoog risico) Bij huismuizen zijn de zeer hoog-risico zoönotische pathogenen Dobrava-Belgrade virus en Leptospira interrogans aangetoond, waardoor de wilde huismuis alleen in geval van wildvang direct onder risicoklasse F valt. Daarnaast zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Seoul virus, Coxiella burnetii, Francisella tularensis, en Yersinia pestis 
aangetoond en bij sympatrische en aanverwante Murinae zijn de (zeer) hoog-risico zoönotische pathogenen Influenza A virus, Mycobacterium microti, Puumala virus, 
rabiësvirus, Crimean-Congo hemorrhagic fever virus, Tick-borne encephalitis virus, Anaplasma phagocytophilum, en Streptobacillus moniliformis aangetoond.
Letselschade     De risicofactor in deze risicocategorie is niet van toepassing.

 

Gezondheid en welzijn dier
Risicocategorie Gedomesticeerd Wild Toelichting
Voedselopname     In deze risicocategorie zijn geen risicofactoren van toepassing.
 
Ruimtegebruik/veiligheid X X
  • Huismuizen gebruiken een afgezonderde nestplaats.
  • Huismuizen gebruiken zelf gegraven holen.
Thermoregulatie     In deze risicocategorie zijn geen risicofactoren van toepassing.
Sociaal gedrag X X
  • Huismuizen hebben een despotische dominantiehiërarchie. 
  • Huismuizen hebben een grote kans op overbevolking.

Beoordeling per risicofactor

Risico's voor de mens

Zoönosen
Risicofactor Fok Wildvang Toelichting
LG1 ! (signalerend) XF (zeer hoog risico) Bij huismuizen zijn de zeer hoog-risico zoönotische pathogenen Dobrava-Belgrade virus (Weidmann et al., 2005) en Leptospira interrogans (Bleich & Nicklas, 2008; IzquierdoRodríguez et al., 2020; Jacoby et al., 2002; Marquez et al., 2019; Plata-Luis et al., 2016) aangetoond, waardoor de wilde huismuis alleen in geval van wildvang direct onder risicoklasse F valt. Daarnaast zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Seoul virus (McCaughey et al., 1996), Coxiella burnetii (Yadav et al., 1979), Francisella tularensis (Dobay et al., 2015), en Yersinia pestis (Mostafavi et al., 2018) aangetoond en bij sympatrische en aanverwante Murinae zijn de (zeer) hoog-risico zoönotische pathogenen Influenza A (Cummings et al., 2019), Mycobacterium microti (Cavanagh et al., 2002), Puumala virus (Heyman et al., 2009), rabiësvirus (Lei et al., 2009), Crimean-Congo hemorrhagic fever virus (Földes et al., 2019), Tick-borne encephalitis virus (Knap et al., 2012), Anaplasma phagocytophilum (Chastagner et al., 2016; Matei et al., 2018), en Streptobacillus moniliformis (Elliott, 2007) aangetoond.

 

Letselschade
Risicofactor Gedomesticeerd Wild Toelichting
LG2     Op basis van de grootte, morfologie en het gedrag van gedomesticeerde en wilde huismuizen is het niet aannemelijk dat de dieren ernstig letsel zullen veroorzaken bij de mens 
(Yarto-Jaramillo, 2014). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid

Voedselopname
Risicofactor Gedomesticeerd Wild Toelichting
V1     De huismuis is een omnivoor (Denys et al., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
V2     De huismuis heeft geen hypsodonte gebitselementen (Denys et al., 2017; Lacher et al., 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
V3     Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over hoeveel tijd wilde huismuizen aan foerageren besteden. Gedomesticeerde huismuizen foerageren gedurende de eerste en laatste 3 uur van de donkerperiode (Stengel et al., 2010; Yamada et al., 2017). Daarnaast hebben huismuizen geen hoge passeersnelheid, gezien de gemiddelde retentietijd 8-18 uur is waarna 50% van het eten verwerkt is (Karasov et al., 1986). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
V4     Het dieet van huismuizen bestaat uit granen, grassen, zaden, wortels, stengels, insecten en larven (Silver, 1995). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Ruimtegebrek/veiligheid
Risicofactor Gedomesticeerd Wild Toelichting
R1     Huismuizen hebben een home range die beperkt kan zijn tot 2 m2 (Katham & Mason, 2004). Vanwege deze kleine home ranges en het flexibele sociale systeem van de huismuizen (Mikesic & Drickamer, 1992), vervagen de grenzen tussen territoria. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R2 X X Huismuizen gebruiken een afgezonderde nestplaats voor het werpen en grootbrengen van jongen (Latham & Mason, 2004; Schmid-Holmes et al., 2001; Silver, 1995; Zelditch et al., 2003). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
R3     Huismuizen hebben geen blindelingse vluchtrectie (Blanchard et al., 1998) en zijn erg behendig. Ze kunnen tot 30 cm hoog springen en tot 2,5 m omlaag vallen zonder zichzelf te bezeren (Latham & Mason, 2004). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R4 X X Huismuizen kunnen zelf gegraven holen gebruiken (Latham & Mason, 2004; Schmid-Holmes et al., 2001). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
R5     Voor huismuizen zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Denys et al., 2017; Latham & Mason, 2004). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Thermoregulatie
Risicofactor Gedomesticeerd Wild Toelichting
T1     De huismuis komt onder andere voor in een gematigd zeeklimaat (Denys et al., 2017; Musser et al., 2016; Schultz, 2005). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
T2     Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat huismuizen gebruik maken van een speciale zoel-, koel- of opwarmplaats. Bovendien zijn huismuizen nachtdieren (Denys et al., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
T3     Huismuizen zijn jaarrond actief (Schubert et al., 2010). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Sociaal gedrag
Risicofactor Gedomesticeerd Wild Toelichting
S1     Huismuizen hebben een polygame leefwijze (Denys et al., 2017; Latham & Mason, 2004). Deze risicofactor is daarom  niet van toepassing.
S2 X X Huismuizen leven in verschillende sociale organisaties. Normaal gesproken zijn de populaties verdeeld in demes, die bestaan uit ca. 10 individuen; één dominant mannetje, meerdere volwassen vrouwtjes en hun jongen (Mikesic & Drickamer, 1992). Huismuizen kunnen ook in groepen leven met subordinate mannetjes (Denys et al., 2017) of  subordinate vrouwtjes, die onderdrukt worden in hun vruchtbaarheid (Latham & Mason, 2004). Er is sprake van een despotische dominantiehiërarchie. Deze risicofactor is daarom van toepassing.
S3 X X Vrouwtjes zijn vanaf 6 weken oud geslachtsrijp en hebben een postpartum oestrus (Silver, 1995). Vrouwtjes zijn 20-25 dagen drachtig en krijgen per worp tot 11 jongen (Denys et al., 2017). Huismuizen hebben een grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom van toepassing.

Verwijzingen

Blanchard, R., Hebert, M., Ferrari, P., Palanza, P., Figueira, R., Blanchard, D. & Parmigiani, S. (1998). Defensive Behaviors in Wild and Laboratory (Swiss) Mice: The Mouse Defense Test Battery. Physiology & Behavior. 65(2). 201-209.

Bleich, A. & Nicklas, W. (2008). Zoonosen bei Maus und Ratte als Labor- und Heimtiere. Berliner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift. 121. 241-255.

Cavanagh, R., Begon, M., Bennett, M., Ergon, T., Graham, I. M., de Haas, P. E. W., Hart, C. A., Koedam, M., Kremer, K., Lambin, X., Roholl, P. & van Soolingen, D. (2002). Mycobacterium microti Infection (Vole Tuberculosis) in Wild Rodent Populations. Journal of Clinical Microbiology. 40(9). 3281-3285.

Chastagner, A., Moinet, M., Perez, G., Roy, E., Mccoy, K. D., Plantard, O., Agoulon, A., Bastian, S., Butet, A., Rantier, Y., Verheyden, H., Cèbe, N., Leblond, A. & Vourc’h, G. (2016). Prevalence of Anaplasma phagocytophilum in small rodents in France. Ticks and Tick-borne Diseases. 7(5). 988-991.

Cummings, C., Hill, N., Puryear, W., Rogers, B., Mukherjee, J., Leibler, J. & Runstadler, J. (2019). Evidence of Influenza A in Wild Norway Rats (Rattus norvegicus) in Boston. Frontiers in Ecology and Evolution. 7(36).

Denys, C., Taylor, P., Burgin, C., Aplin, K., Fabre, P.-H., Haslauer, R., . . . Menzies, J. (2017). Family MURIDAE (TRUE MICE AND RATS, GERBILS AND RELATIVES). In D. Wilson, T. Lacher Jr. & R. Mittermeier, Handbook of the Mammals of the World. Vol. 7. Rodents II (pp. 536-886). Barcelona: Lynx Edicions.

Dobay, A., Pilo, P., Lindholm, A., Origgi, F., Bagheri, H. & König, B. (2015). Dynamics of a Tularemia Outbreak in a Closely Monitored Free-Roaming Population of Wild House Mice. PLoS One. 10(11). 

Elliott, S. (2007). Rat bite fever and Streptobacillus moniliformis. Clinical Microbiology Reviews. 20(1). 13-22.

Földes, F., Madai, M., Németh, V., Zana, B., Papp, H., Kemenesi, G., Bock-Marquette, I., Horváth, G., Herczeg, R. & Jakab, F. (2019). Serologic survey of the Crimean-Congo haemorrhagic fever virus infection among wild rodents in Hungary. Ticks and Tick-Borne Diseases. 10(6). 101258.

Goto, T, A. Tanave, K. Moriwaki,T. Shiroishi§,and T. Koide: Selection for reluctance to avoid humans during the domestication of mice. Genes, Brain and Behavior (2013) 12: 760–770 

Heyman, P., van Mele, R., Smajlovic, L., Dobly, A., Cochez, C. & Vandenvelde, C. (2009). Association between Habitat and Prevalence of Hantavirus Infections in Bank Voles (Myodes glareolus) and Wood Mice (Apodemus sylvaticus). Vector-Borne and Zoonotic Diseases. 9(2). 141-146.

Izquierdo-Rodríguez, E., Fernández-Álvarez, A., Martín-Carrillo, N., Marchand, B., Feliu, C., Miquel, J., Foronda, P. & Quilichini, Y. (2020). Pathogenic Leptospira species in rodents from Corsica (France). PLoS One. 15(6). 1-8.

Jacoby, R., Fox, J. & Davisson, M. (2002). Biology and Diseases of Mice. In Laboratory Animal Medicine(pp. 35-120).

Karasov, W., Petrossian, E., Rosenberg, L. & Diamond, J. (1986). How do food passage rate and assimilation differ between herbivorous lizards and nonruminant mammals? Journal of Comparative Physiology B. 156. 599-609.

Knap, N., Korva, M., Dolinsek, V., Sekirnik, M., Trilar, T. & Avsic-Zupanc, T. (2012). Patterns of TickBorne Encephalitis Virus Infection in Rodents in Slovenia. Vector-Borne and Zoonotic Diseases. 12(3). 236-242.
 

Lacher Jr., T., Murphy, W., Rogan, J., Smith, A. & Upham, N. (2016). Evolution, phylogeny, ecology and conservation of the Clade Glires: Lagomorpha and Rodentia. In D. Wilson, T. Lacher Jr. & R. Mittermeier, Handbook of the Mammals of the World. Vol. 6. Lagomorphs and Rodents I (pp. 15-28). Barcelona: Lynx Edicions.

Latham, N. & Mason, G. (2004). From house mouse to mouse house: the behavioural biology of freeliving Mus musculus and its implications in the laboratory. Applied Animal Behaviour Science. 86. 261-289.

Lei, Y., Wang, X., Li, H., Chen, X., Ye, B., Liu, F., Lan, J., Ye, X., Mei, J. & Tang, Q. (2009). New animal hosts of rabies virus in mountain areas in Zhejiang province. Zhonghua Liuxingbingxue Zazhi. 30(4). 344-347.

Marquez, A., Ulivieri, T., Benoit, E., Kodjo, A. & Lattard, V. (2019). House Mice as a Real Sanitary Threat of Human and Animal Leptospirosis: Proposal for Integrated Management. Biomed Research International. 1-9.

Matei, I. A., D'Amico, G., Ionică, A. M., Kalmár, Z., Corduneanu, A., Sándor, A. D., Fiţ, N., Bogdan, L., Gherman, C. M. & Mihalca, A. D. (2018). New records for Anaplasma phagocytophilum infection in small mammal species. Parasites & Vectors. 11(193).

McCaughey, C., Montgomery, W., Twomey, N., Addley, M., O'neill, H. & Coyle, P. (1996). Evidence of hantavirus in wild rodents in Northern Ireland. Epidemiology and Infection. 117. 361-365.

Mikesic, D. & Drickamer, L. (1992). Factors Affecting Home-Range Size in House Mice (Mus musculus domesticus) Living in Outdoor Enclosures. American Midland Naturalist. 127(1). 31-40.

Mostafavi, E., Ghasemi, A., Rohani, M., Molaeipoor, L., Esmaeili, S., Mohammadi, Z., Mahmoudi, A., Aliabadian, M. & Johansson, A. (2018). Molecular Survey of Tularemia and Plague in Small Mammals From Iran. Frontiers in Cellular and Infection Microbiology. 8(215).

Musser, G., Hutterer, R., Krystufek, B., Yigit, N. & Mitsain, G. (2016). Mus musculus. The IUCN Red List of Threatened Species 2016. Opgehaald van IUCN: doi:10.2305/IUCN.UK.2016-3.RLTS.T13972A22405706.en

Plata-Luis, J., Foronda, P., Martin-Alonso, A., Feliu, C., Alves, J., Gil, H. & Valladares, B. (2016). Leptospira interrogans in Rodents from Cape Verde. Vector-Borne and Zoonotic Diseases. 16(11). 731-733.

Schmid-Holmes, S., Drickamer, L., Robinson, A. & Gillie, L. (2001). Burrows and Burrow-Cleaning Behavior of House Mice (Mus musculus domesticus). The American Midland Naturalist. 146(1). 53-62.

Schubert, K., Boerema, A., Vaanholt, L., de Boer, S., Strijkstra, A. & Daan, S. (2010). Daily torpor in mice: high foraging costs trigger energy-saving hypothermia. Biology Letters. 6. 132-135.

Schultz, J. (2005). The ecozones of the world, the ecological divisions of the geosphere. Aachen, Germany: Springer.

Silver, L. (1995). Mouse Genetics: concepts and applications. Oxford: Oxford University Press. Retrieved from informatics.jax.org/silver/index.shtml

Stengel, A., Goebel, M., Wang, L., River, J., Kobelt, P., Mönnikes, H. & Taché, Y. (2010). Activation of brain somatostatin 2 receptors stimulates feeding in mice: Analysis of food intake microstructure. Physiology & Behavior. 101. 614-622.

Weidmann, M., Schmidt, P., Vackova, M., Krivanec, K., Munclinger, P. & Hufert, F. (2005). Identification of Genetic Evidence for Dobrava Virus Spillover in Rodents by Nested Reverse Transcription (RT)-PCR and TaqMan RT-PCR. Journal of Clinical Microbiology. 43(2). 808-812.

Yadav, M., Rarotra, J. & Sethi, M. (1979). The Occurrence of Coxiellosis among Rodents and Shrews in the Tarai Area of Uttar Pradesh. Journal of Wildlife Diseases. 15(1). 11-14.

Yamada, C., Mogami, S. & Hattori, T. (2017). Psychological stress exposure to aged mice causes abnormal feeding patterns with changes in the bout number. Aging. 9(11). 2269-2287. Yarto-Jaramillo, E. (2014). Rodentia. In R. E. Miller & M. Fowler, Fowler's Zoo and Wild Animal Medicine(1 ed., Vol. 8, pp. 262-304). Saunders.

Zelditch, M., Lundrigan, B., Sheets, H. & Garland Jr., T. (2003). Do precocial mammals develop at a faster rate? A comparison of rates of skull development in Sigmodon fulviventer and Mus musculus domesticus. Journal of Evolutionary Biology. 16. 708-720.

Bent u tevreden over deze pagina?