Indische muntjak / blaffend hert

Gepubliceerd op:
30 november 2023

Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.

Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.

Algemene informatie

Algemene informatie (Mattioli, 2011)
Familie Cervidae
Subfamilie Cervinae
Genus Muntiacus
Soort Muntiacus muntjak
Gedomesticeerd Nee
Kruising Nee
Volwassen grootte
  • Kop-romp: 90-120 cm
  • Staart: 17-19 cm
  • Schofthoogte: 50-70 cm
Gewicht 20-35 kg
Dieet Herbivoor
Natuurlijke leefomgeving
  • Verspreiding: Maleisië, Sumatra, Java, Bali, Borneo, Zuid-Laos, Zuid-Vietnam, Cambodja, Pakistan, India, Myanmar, Thailand, Sri Lanka, Zuid-China, Nepal, Bhutan en Bangladesh. 
  • Habitat: Indische muntjaks komen voor op een hoogte van 1000-3500 m boven zeeniveau in bladverliezende en groenblijvende bossen, exotische plantages en aangrenzende graslanden en akkers.
Levensverwachting 17 jaar
IUCN-status “Least Concern” 
CITES Niet vermeld

Risicoklasse F

Indische muntjaks zijn in staat ernstige letselschade te veroorzaken bij de mens. Daarnaast zijn in vier risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Om deze redenen valt de Indische muntjak onder “risicoklasse F”.

Samenvatting beoordeling van de Indische muntjak

Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).

Gezondheid mens
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Zoönosen ! (signalerend) Bij Indische muntjaks is het hoog-risico zoönotische pathogeen Mycobacterium tuberculosis complex aangetoond. Dit leidt alleen in het geval van wildvang tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.
Letselschade XF Bij Indische muntjaks is er gevaar op zeer ernstig letsel bij de mens, waardoor de Indische muntjak direct onder risicoklasse F valt.

 

Gezondheid en welzijn dier
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Voedselopname X
  • De Indische muntjak is een herbivore browser.
  • De Indische muntjak heeft hypsodonte gebitselementen.
  • Indische muntjaks moeten dagelijks frequent foerageren.
Ruimtegebruik/veiligheid X
  • Indische muntjaks gebruiken een beschutte verstopplaats.
  • Indische muntjaks hebben een sterke vluchtreactie.
Thermoregulatie X De Indische muntjak is aangepast aan een tropisch klimaat.
Sociaal gedrag X Indische muntjaks hebben een dominantiehiërarchie.

Beoordeling per risicofactor

Risico's voor de mens

Zoönosen
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG1 ! (signalerend) Bij Indische muntjaks is het hoog-risico zoönotische pathogeen Mycobacterium tuberculosis complex (Baviskar & Bhandarkar, 2010) aangetoond. Dit leidt alleen in het geval van wildvang tot een signalerende toepassing van deze risicofactor.

 

Letselschade
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG2 XF

De Indische muntjak weegt 20-35 kg en mannetjes beschikken over een gewei dat bestaat uit twee naar binnen gebogen stangen van 8-27 cm lang (Mattioli, 2011). De mannetjes gebruiken het gewei als wapen bij onderlinge gevechten (Oli & Jacobson, 1995). Mannetjes beschikken ook over een paar slagtanden, die ze gebruiken als wapen en diepe snijwonden kunnen veroorzaken (Barrette, 1977; Pei, 1996; Wegge & Mosand, 2015). De agressie bij de mannetjes is niet seizoensgebonden (Barrette, 1977; Mattioli, 2011). Het hanteren van Indische muntjaks vereist expertise van de houder (Masters & Flach, 2015).

Gezien de grootte, morfologie en het gedrag van Indische muntjaks kunnen ze zeer ernstig letsel bij de mens veroorzaken, waardoor de Indische muntjak direct onder risicoklasse F valt.

Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid

Voedselopname
Risicofactor Van toepassing Toelichting
V1 X De Indische muntjak is een mixed-feeder die voornamelijk browse materiaal eet (Hofmann, 1989; Mattioli, 2011). Het dieet van muntjaks bestaat voor 78-87% uit browse materiaal en voor 13-22% uit gras (Ilyas & Khan, 2003). Het verteringsstelsel van muntjaks is aangepast aan het verteren van browse materiaal (Lin et al., 2011). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V2 X De Indische muntjak heeft hypsodonte kiezen (Damuth & Janis, 2011; Kaiser et al., 2013; Mendoza & Palmqvist, 2007; Petronio et al., 2011; Powers & Mead, 2019). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V3 X Indische muntjaks zijn de gehele dag actief met name tijdens de schemer (Mattioli, 2011). Als kleine hertachtigen hebben Indische muntjaks een relatief hoog basaalmetabolisme en de Indische muntjak is een herkauwende mixed-feeder met een hoge passeersnelheid in de pens, waardoor frequent foerageren noodzakelijk is (Hofmann, 1989; Ilyas & Khan, 2003; Wegge & Mosand, 2015). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V4   Het dieet van Indische muntjaks bestaat uit vruchten, knoppen, jonge bladeren, kleine zaden, twijgen en jong gras (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Ruimtegebrek/veiligheid
Risicofactor Van toepassing Toelichting
R1   Mannelijke Indische muntjaks hebben een home range van gemiddeld 7 km2 en vrouwtjes van 6 km2. Indische muntjaks hebben gezamenlijke latrines die dienen als sociale ontmoetingsplaats. Ze hebben geurklieren op het hoofd en mannetjes spenderen veel tijd aan het aanbrengen van geurmerken. Geen van beide geslachten heeft exclusieve home ranges en er is ook overlap tussen kerngebieden van verschillende home ranges. De mannetjes leggen dagelijks gemiddeld 410 m af en de vrouwtjes 300 m (Mattioli, 2011; Wegge & Mosand, 2015). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R2 X De jongen van Indische muntjaks gebruiken een beschutte verstopplaats (Mattioli, 2011; Yahner, 1978). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
R3 X De Indische muntjak is schichtig en heeft een sterke vluchtreactie (Oli & Jacobson, 1995; Wiles & Weeks, 1981). Indische muntjaks zijn waargenomen capture myopathy te ontwikkelen (Blumstein et al., 2015). Dit duidt op een primaire vluchtreactie, deze risicofactor is daarom van toepassing.
R4   Indische muntjaks gebruiken geen holen of kuilen (Brodie & Brockelman, 2009). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R5   Voor Indische muntjaks zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Thermoregulatie
Risicofactor Van toepassing Toelichting
T1 X

Indische muntjaks leven in een tropisch klimaat (Ilyas & Khan, 2003; Mattioli, 2011; Schultz, 2005). De gemiddelde minimumtemperatuur in de tropische bossen van Zuid-Azië waar Indische muntjaks voorkomen is 21 °C (met een uiterste minimumtemperatuur van 16 °C) en de gemiddelde maximumtemperatuur is 30 °C (met een uiterste maximumtemperatuur van 38 °C). De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid is 1200 mm en de luchtvochtigheid is 80% (Meteoblue, 2020).

De Indische muntjak is aangepast aan een tropisch klimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing.

T2   Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat Indische muntjaks gebruik maken van een speciale zoel-, koel- of opwarmplaats (Brodie & Brockelman, 2009; Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
T3   Indische muntjaks zijn jaarrond actief (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Sociaal gedrag
Risicofactor Van toepassing Toelichting
S1   Indische muntjaks hebben een polygame leefwijze (Wegge & Mosand, 2015). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
S2 X Indische muntjaks leven solitair, maar hebben erg overlappende home ranges. Groepen tot 4 individuen kunnen voorkomen op foerageerlocaties. Indische muntjaks communiceren middels vocale en geursignalen. Er is sprake van een dominantiehiërarchie, waarbij ondergeschikte individuen een onderdanig gepiep of gezeur laten horen wanneer zij worden benaderd of worden weggejaagd door een dominanter individu (Mattioli, 2011; Oli & Jacobson, 1995; Wegge & Mosand, 2015). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
S3   Vrouwtjes zijn vanaf 8-10 maanden geslachtsrijp, kunnen één keer per jaar werpen en hebben een postpartum oestrus. Vrouwtjes zijn 210 dagen drachtig en krijgen per worp één jong. Indische muntjaks planten zich jaarrond voort (Mattioli, 2011). Indische muntjaks hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

Verwijzingen

Barrette, C. (1977). Fighting behavior of muntjac and the evolution of antlers. Evolution. 31(1). 169-176.

Baviskar, B. S. & Bhandarkar, A. G. (2010). Tuberculosis in a free ranging barking deer (Muntiacus muntjak). Zoos' Print (web version). 25(10). 25-26.

Blumstein, D. T., Buckner, J., Shah, S., Patel, S., Alfaro, M. E. & Natterson-Horowitz, B. (2015). The evolution of capture myopathy in hooved mammals: a model for human stress cardiomyopathy? Evol Med Public Health. 2015(1). 195-203.

Brodie, J. F. & Brockeman, W. Y. (2009). Bed site selection of red muntjak (Muntiacus muntjak) and sambar (Rusa unicolor) in a tropical seasonal forest. Ecological Research. 1-6.

Damuth, J. & Janis, C. M. (2011). On the relationship between hypsodonty and feeding ecology in ungulate mammals, and its utility in palaeoecology. Biological Reviews. 86. 733-758.

Hofmann, R. R. (1989). Evolutionary steps of ecophysiological adaptation and diversification of ruminants: a comparative view of their digestive system. Oecologia. 78. 443-457.

Ilyas, O. & Khan, J. A. (2003). Food habits of barking deer (Muntiacus muntjak) and goral (Naemorhedus goral) in Binsar Wildlife Sanctuary, India. Mammalia. 67(4). 521-532.

Kaiser, T. M., Müller, D. W., Fortelius, M., Schulz, E., Codron, D. & Clauss, M. (2013). Hypsodonty and tooth facet development in relation to diet and habitat in herbivorous ungulates: implications for understanding tooth wear. Mammal Review. 43(1). 34-46.

Lin, M., Ang, S., Yang, C., Hsu, J. & Wang, H. (2011). Study on the characteristics of gastrointestinal tract and rumen ecology of Formosan Reeves’. Journal of Applied Animal Research. 39(2). 142-146.

Masters, N. J. & Flach, E. (2015). Chapter 62 - Tragulidae, Moschidae, and Cervidae. In E. Miller & M. Fowler, Fowler's Zoo and Wild Animal Medicine, Volume 8 (pp. 611-625). Columbia en Davis: Saunders.

Mattioli, S. (2011). Family Cervidae. In D. E. Wilson & R. A. Mittermeier, Handbook of the mammals of the world (Vol. 2, pp. 350 - 443). Barcelona: Lynx Edicions.

Mendoza, M. & Palmqvist, P. (2007). Hypsodonty in ungulates: an adaptation for grass consumption or for foraging in open habitat? Journal of Zoology. 274. 134-142.

Meteoblue. (2020). Colombo, Sri Lanka. Opgehaald van Meteoblue: https://www.meteoblue.com/en/weather/historyclimate/climatemodelled/col….

Oli, M. K. & Jacobson, H. A. (1995). Vocalizations of barking deer (Muntiacus muntjak) in Nepal. Mammalia. 59(2). 179-186.

Pei, K. (1996). Post-natal growth of the Formosan Reeves' muntjac Muntiacus reevesi micrurus. Zoological Studies. 35(2). 111-117.

Petronio, C., Bellucci, L., Martiinetto, E., Pandolfi, L. & Salari, L. (2011). Biochronology and palaeoenvironmental changes from the Middle Pliocene to the Late Pleistocene in Central Italy. Geodiversitas. 33(3). 485-517.

Powers, P. M. & Mead, A. J. (2019). Dental and Mandibular Anomalies in White-tailed Deer (Odocoileus virginianus) from Central Georgia. Georgia Journal of Science. 77(2). 1-11.

Schultz, J. (2005). The ecozones of the world, The Ecological Divisions of the Geosphere (2 ed.). Berlin: Springer.

Wegge, P. & Mosand, H. M. (2015). Can the mating system of the size-monomorphic Indian muntjac (Muntiacus muntjak)be inferred from its social structure, spacing behaviour and habitat? A case study from lowland Nepal. Ethology, Ecology & Evolution. 27(2). 220-232.

Wiles, G. J. & Weeks, H. P. (1981). Barking behavior in Indian muntjacs (Muntiacus muntjak). Journal of Mammalogy. 62(1). 208-211.

Yahner, R. H. (1978). Some features of mother-young relationships in Reeve's muntjac (Muntiacus reevesi). Applied Animal Ethology. 4. 379-388.

Bent u tevreden over deze pagina?