Klein behaard gordeldier
Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.
Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.
Algemene informatie
De fylogenie van het klein behaard gordeldier is onderwerp van uitvoerig taxonomisch onderzoek (Abba et al., 2015; Superina & Abba, 2018). Daarbij is vastgesteld dat het om ondersoorten gaat die bij deze beoordeling zijn samengenomen onder de algemene naam het klein behaard gordeldier (Chaetophractus vellerosus). Daaronder vallen de hieronder vermelde taxa.
Familie | Chlamyphoridae |
---|---|
Subfamilie | Euphractinae |
Genus | Chaetophractus |
Soort | Chaetophractus vellerosus |
Ondersoort | Chaetophractus (v.) vellerosus (schreeuwend / klein behaard gordeldier) Chaetophractus (v.) nationi (Boliviaans / Andes behaard gordeldier) |
Gedomesticeerd | Nee |
Kruising | Nee |
Volwassen grootte |
|
Gewicht | 0,6-1,2 kg |
Dieet | Omnivoor |
Natuurlijke leefomgeving |
|
Levensverwachting | Gemiddeld 3 jaar, maximaal 6-10 jaar. |
IUCN-status | “Least Concern” |
CITES | Bijlage B (Chaetophractus nationi) |
Risicoklasse D
Bij het klein behaarde gordeldier zijn in drie risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” meerdere risicofactoren vastgesteld. Hierdoor valt het klein behaarde gordeldier in risicoklasse D.
Samenvatting beoordeling van het klein behaard gordeldier
Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Zoönosen | ! (signalerend) | Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het aan- of afwezig zijn van (zeer) hoogrisico zoönotische pathogenen, maar bij de sympatrische en aanverwante soort het bruin behaard gordeldier (Chaetophractus villosus), het zesbandgordeldier (Euphractus sexcinctus) en het kogelgordeldier (Tolypeutus matacus) zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium bovis, Mycobacterium leprae, Leptospira interrogans, Brucella suis biovar 1 en Eastern equine encephalitis virus aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Letselschade | De risicofactor in deze risicocategorie is niet van toepassing. |
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Voedselopname | X |
|
Ruimtegebruik/veiligheid | X |
|
Thermoregulatie | X |
|
Sociaal gedrag | In deze risicocategorie zijn geen risicofactoren van toepassing. |
Beoordeling per risicofactor
Risico's voor de mens
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG1 | ! (signaleren) | Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het aan- of afwezig zijn van (zeer) hoog-risico zoönotische pathogenen, maar bij de sympatrische en aanverwante soort het bruin behaard gordeldier (Chaetophractus villosus), het zesbandgordeldier (Euphractus sexcinctus) en het kogelgordeldier (Tolypeutus matacus) zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium bovis, Mycobacterium leprae, Leptospira interrogans, Brucella suis biovar 1 en Eastern equine encephalitis virus aangetoond (Bruce et al., 2000; Deem et al., 2009; Frota et al., 2012; Kin, 2015; Sharma et al., 2015; Silva et al., 2015; da Silva Ferreira et al., 2020; Truman et al., 2011). Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG2 | Op basis van de grootte, morfologie en het gedrag van het kleine behaarde gordeldier is het niet aannemelijk dat de dieren ernstig letsel zullen veroorzaken bij de mens (Aguilar & Superina, 2015; Superina, 2000; Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
V1 | Het klein behaard gordeldier is een omnivoor (Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V2 | X | Het klein behaard gordeldier heeft hypselodonte tanden (Berkovitz & Shellis, 2018; Vizcaíno, 2009). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V3 | X | Het klein behaard gordeldier door te graven met zijn voorpoten. Het dieet van klein behaarde gordeldieren bestaat uit o.a. arthropoden, plantaardig materiaal, kleine vertebraten en overige invertebraten (Superina & Abba, 2018). Wanneer ze niet ondergronds zijn, spenderen kleine behaarde gordeldieren een groot deel van hun tijd aan foerageren (Greegor, 1974). In het wild zijn gordeldieren ongeveer 5 uur per dag bezig met foerageren en slapen 16-20 uur per dag (Joiner, 2016; Superina, 2000). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V4 | Het dieet van klein behaarde gordeldieren bestaat uit arthropoden, plantaardig materiaal, kleine vertebraten en overige invertebraten (Superina & Abba, 2018). Het dieet kan per seizoen verschillen, met een veranderende focus op plantaardig of dierlijk materiaal, afhankelijk van beschikbaarheid (Greegor, 1980; Soibelzon et al., 2007). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
R1 | Klein behaarde gordeldieren hebben een home range van 0,23-5,3 ha. Er is sprake van grote overlap tussen home ranges van verschillende individuen (Carlini et al., 2016; Nardelli et al., 2020; Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R2 | X | Klein behaarde gordeldieren gebruiken een afgezonderde nestplaats voor het werpen en grootbrengen van jongen en als rustplaats (Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R3 | Bij gevaar rennen klein behaarde gordeldieren met hoge snelheid weg in een zigzaggend patroon richting een hol. Ze kunnen daarnaast ook luid schreeuwen om zo de predator te laten schrikken (Smith, 2008; Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R4 | X | Klein behaarde gordeldieren gebruiken uitsluitend zelfgegraven holen. Ze graven holen om in te rusten, jongen te werpen en verzorgen, om tijdelijk te schuilen, voor thermoregulatie of te foerageren. Gordeldieren hebben gespierde voorpoten met lange, sterke klauwen om mee te graven (Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R5 | Voor klein behaarde gordeldieren zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
T1 | X |
Klein behaarde gordeldieren leven in verschillende klimaten, namelijk in een droog subtropisch en tropisch klimaat (Schultz, 2005; Superina & Abba, 2018). De gemiddelde minimumtemperatuur in de meer gematigde gebieden van de Monte woestijn (Argentinië) waar klein behaarde gordeldieren voorkomen is 1 °C (met een uiterste minimumtemperatuur van -8 °C) en de gemiddelde maximumtemperatuur is 35 °C (met een uiterste maximumtemperatuur van 45 °C). De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid is 150 mm en de luchtvochtigheid is gemiddeld 50% (Meteoblue, 2021; Seitz & Puig, 2018). Het klein behaard gordeldier heeft nieren die goed zijn aangepast aan een droge leefomgeving (Greegor, 1974). Het klein behaard gordeldier heeft een hoge thermische geleidbaarheid en een laag metabolisme. De thermoneutrale zone van het klein behaard gordeldier ligt boven de 30°C (McNab, 1980; Superina, 2000). Het klein behaarde gordeldier komt voor in een droog subtropisch en tropisch klimaat en populaties zijn lokaal aangepast aan het klimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
T2 | X | Kleine behaarde gordeldieren warmen overdag in de winter op in de zon. Dit is tijdens koude winters nodig, omdat kleine behaarde gordeldieren een hoge thermische geleidbaarheid en een laag metabolisme hebben (Carlini et al., 2016; McNab, 1980). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
T3 | Klein behaarde gordeldieren zijn jaarrond actief (Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
S1 | Klein behaarde gordeldieren hebben een polygame leefwijze (Nardelli et al., 2020; Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
S2 | Klein behaarde gordeldieren leven solitair, maar hebben overlap in home ranges. Het kleine behaarde gordeldier heeft geen sociale organisatie en agonistisch gedrag tussen soortgenoten vindt nauwelijks plaats (Nardelli et al., 2020; Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
S3 | Vrouwtjes zijn vanaf 11 maanden geslachtsrijp en kunnen eens per jaar werpen. Vrouwtjes zijn 60 dagen drachtig en krijgen per worp 1-2 jongen (Superina & Abba, 2018). Kleine behaarde gordeldieren hebben een paarseizoen van de lente tot halverwege de zomer (Carlini et al., 2016). Klein behaarde gordeldieren hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Verwijzingen
Abba, A. M., Cassini, G. H., Valverde, G., Tilak, M., Vizcaíno, S. F., Superina, M. & Delsuc, F. (2015). Systematics of hairy armadillos and the taxonomic status of the Andean hairy armadillo (Chaetophractus nationi). Journal of Mammalogy. 96(4). 673–689.
Aguilar, R. & Superina, M. (2015). Xenarthra. In R. Miller, & M. Fowler, Fowler's Zoo and Wild Animal Medicine, Volume 8 (pp. 355-369). WB Saunders.
Berkovitz, B. & Shellis, P. (2018). Chapter 6 – Xenarthra. In B. Berkovitz & P. Shellis, The Teeth of Mammalian Vertebrates (pp. 99-104). Academic Press.
Bruce, S., Schroeder, T. L., Ellner, K., Rubin, H., Williams, T. & Wolf Jr., J. E. (2000). Armadillo exposure and Hansen’s disease: An epidemiologic survey in southern Texas. Journal of the American Academy of Dermatology. 43(2). 223-228.
Carlini, A. A., Soibelzon, E. & Glaz, D. (2016). Chaetophractus vellerosus (Cingulata: Dasypodidae). Mammalian Species. 48(937). 73-82.
Deem, S. L., Noss, A. J., Fiorello, C. V., Manharth, A. L., Robbins, R. G. & Karesh, W. B. (2009). Health assessment of free-ranging three-banded (Tolypeutes matacus) and nine-banded (Dasypus novemcinctus) armadillos in the Gran Chaco, Bolivia. Journal of Zoo and Wildlife Medicine. 40(2). 245256.
Frota, C. C., Lima, L. N. C., Rocha, A. D. S., Suffys, P. N., Rolim, B. N., Rodrigues, L. C., Barreto, M. L., Kendall, C. & & Kerr, L. R. S. (2012). Mycobacterium leprae in six-banded (Euphractus sexcinctus) and nine-banded armadillos (Dasypus novemcinctus) in Northeast Brazil. Memórias do Instituto Oswaldo Cruz. 107. 209-213.
Greegor, D. H. (1974). Comparative ecology and distribution of two species of armadillos, Chaetophractus vellerosus and Dasypus novemcinctus. The University of Arizona.
Greegor, D. H. (1980). Diet of the little hairy armadillo, Chaetophractus vellerosus, of northwestern Argentina. Journal of Mammalogy. 61(2). 331-334.
Joiner, W. J. (2016). Unraveling the Evolutionary Determinants of Sleep. Current Biology. 26(20). R1073–R1087.
Kin, M. S. (2015). Chaetophractus villosus reservorio y/o transmisor de algunas enfermedades infectocontagiosas y/o zoonóticas que afectan a los rumiantes y al hombre.
Meteoblue. (2021). San Juan, Argentina. Opgehaald van Meteoblue: https://www.meteoblue.com/en/weather/historyclimate/climatemodelled/-32….
McNab, B. K. (1980). Energetics and the limits to a temperate distribution in armadillos. Journal of Mammalogy. 61(4). 606-627.
Nardelli, M., Ibañez, E., Dobler, D., Illia, G., Abba, A. M. & Túnez, J. I. (2020). Genetic approach reveals a polygynous-polyandrous mating system and no social organization in a small and isolated population of the screaming hairy armadillo, Chaetophractus vellerosus. Genetica. 148. 125–133.
Schultz, J. (2005). The ecozones of the world, The Ecological Divisions of the Geosphere (2 ed.). Berlin: Springer.
Seitz, V. P. & Puig, S. (2018). Aboveground activity, reproduction, body temperature and weight of armadillos (Xenarthra, Chlamyphoridae) according to atmospheric conditions in the central Monte (Argentina). Mammalian Biology. 88(1). 43-51.
Sharma, R., Singh, P., Loughry, W. J., Lockhart, J. M., Inman, W. B., Duthie, M. S., Pena, M. T., Marcos, L. A., Scollard, D. M., Cole, S. T. & Truman, R. W. (2015). Zoonotic leprosy in the southeastern United States. Emerging Infectious Diseases. 21(12). 2127.
Silva, F. J. D., Santos, C. E. P. D., Silva, T. R., Silva, G. C. P., Loffler, S. G., Brihuega, B., Alarcon, M. F. F., Curci, V. C. M. & & Mathias, L. A. (2015). Search of leptospires and of antibodies against leptospires in animals and human beings in farms in Pantanal and Caatinga Brazilian biomes. Braz. J. Vet. Res. Anim. Sci. 234-248.
da Silva Ferreira, J., de Carvalho, F. M., Pessolani, M. C. V., de Paula Antunes, J. M. A., de Medeiros Oliveira, I. V. P., Moura, G. H. F., Truman, R. W., Peña, M. T., Sharma, R., Duthie, M. S., de Paula Souza E Guimarães, R. J., Fontes, A. N. B., NoelSuffys, P. & McIntosh, D. (2020). Serological and molecular detection of infection with Mycobacterium leprae in Brazilian six banded armadillos (Euphractus sexcinctus). Comparative Immunology, Microbiology and Infectious Diseases. 68. 101397.
Smith, P (2008). Chaetophractus vellerosus. FAUNA Paraguay Handbook of the Mammals of Paraguay, 12.
Soibelzon, E., Daniele, G., Negrete, J., Carlini, A. A. & Plischuk, S. (2007). Annual Diet of the Little Hairy Armadillo, Chaetophractus vellerosus (Mammalia, Dasypodidae), in Buenos Aires Province, Argentina. Journal of Mammalogy. 88(5). 1319–1324.
Superina, M. (2000). Biologie und Haltung von Gürteltieren (Dasypodidae).
Superina, M. & Abba, A.M. (2018). Family Chlamyphoridae. In D. E. Wilson, & R. A. Mittermeier, Handbook of the mammals of the world (Vol. 8, pp. 48 - 71). Barcelona: Lynx Edicions.
Truman, R. W., Singh, P., Sharma, R., Busso, P., Rougemont, J., Paniz-Mondolfi, A., Kapopoulou, A., Brisse, S., Scollard, D. M., Gillis, T. P. & Cole, S. T. (2011). Probable Zoonotic Leprosy in the Southern United States. N Engl J Med. 364. 1626-1633.
Vizcaíno, S. F. (2009). The teeth of the “toothless”: novelties and key innovations in the evolution of xenarthrans (Mammalia, Xenarthra). Paleobiology. 35(3). 343-366.