Nijlgau

Gepubliceerd op:
30 november 2023

Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.

Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.

Algemene informatie

Algemene informatie (Groves et al., 2011)
Familie Bovidae
Subfamilie Bovinae
Genus Boselaphus
Soort Boselaphus tragocamelus
Gedomesticeerd Nee
Kruising Nee
Volwassen grootte
  • Kop-romp: 180-210 cm (m)170 cm (v)
  • Staart: 46-53 cm (m), 45 cm (v)
  • Schofthoogte: 120-140 cm
Gewicht 200-288 kg (m), 120-212 kg (v)
Dieet Herbivoor
Natuurlijke leefomgeving
  • Verspreiding: Noordoost-Pakistan, laaggelegen delen van Zuid-Nepal en India. Geïntroduceerd in Zuid-Afrika, Texas en New Mexico (VS).
  • Habitat: Generalist, met een voorkeur voor vlak terrein en open bossen.
Levensverwachting 20-21 jaar gevangenschap
IUCN-status “Least Concern”
CITES Boselaphus tragocamelus (III Pakistan) bijlage C

Risicoklasse F

Nijlgaus zijn in staat ernstige letselschade te veroorzaken bij de mens. Daarnaast zijn in vier risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Om deze redenen valt de nijlgau onder “risicoklasse F”.

Samenvatting beoordeling van de nijlgau

Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X). 

Gezondheid mens
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Zoönosen ! (signalerend) Bij nijlgaus zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium tuberculosis complex (Priya et al., 2014; Thapa et al., 2015), Leptospira interrogans (Rao, 2011) en rabiësvirus (Chandrasekhar Reddy et al., 2015) aangetoond. Dit leidt tot de signalerende toepassing van deze risicocategorie.
Letselschade XF  Bij nijlgaus is er gevaar op zeer ernstig letsel bij de mens, waardoor de nijlgau direct onder risicoklasse F valt.

 

Gezondheid en welzijn dier
Risicocategorie Van toepassing Toelichting
Voedselopname X
  • De nijlgau heeft hypsodonte gebitselementen.
  • Nijlgaus moeten dagelijks frequent foerageren.
Ruimtegebruik/veiligheid X
  • Nijlgaus gebruiken een beschutte verstopplaats.
  • Nijlgaus hebben een sterke vluchtreactie.
Thermoregulatie X De nijlgau is aangepast aan een savanneklimaat.
Sociaal gedrag X Nijlgaus hebben een dominantiehiërarchie met lineaire en/of despotische kenmerken.

Beoordeling per risicofactor

Risico's voor de mens

Zoönosen
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG1 ! (signalerend) Bij nijlgaus zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium tuberculosis complex (Priya et al., 2014; Thapa et al., 2015), Leptospira interrogans (Rao, 2011) en rabiësvirus (Chandrasekhar Reddy et al., 2015) aangetoond. Dit leidt tot de signalerende toepassing van deze risicocategorie.

 

Letselschade
Risicofactor Van toepassing Toelichting
LG2 XF De nijlgau weegt 200-288 kg (m) en 120-212 kg (v) en de mannetjes beschikken korte, puntige hoorns van 15-24 cm. De mannetjes zijn agressiever tijdens de bronst en gebruiken de hoorns als wapen bij onderlinge gevechten, waarbij ze doelgericht op de hals of flanken richten. Deze conflicten kunnen ernstig letsel opleveren en dodelijk aflopen. De mannetjes kunnen agressief op mensen reageren en vrouwtjes verdedigen hun kalveren met een agressieve houding door te schoppen en te bijten (Groves et al., 2011; Khan, 1992). Gezien de grootte, morfologie en het gedrag van nijlgaus kunnen ze zeer ernstig letsel bij de mens veroorzaken, waardoor de nijlgau direct onder risicoklasse F valt.

Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid

Voedselopname
Risicofactor Van toepassing Toelichting
V1   De nijlgau is een mixed-feeder, die zich voedt met vruchten, grassen en kruiden (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
V2 X De nijlgau heeft hypsodonte kiezen (Groves et al., 2011; Mendoza & Palmqvist, 2007). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V3 X Nijlgaus zijn voornamelijk actief tijdens de schemer. Individuen verplaatsen zich over grote afstanden bij voedselschaarste. Nijlgaus zijn herkauwende mixed-feeders met een hoge passeersnelheid in de pens, waardoor frequent foerageren noodzakelijk is (Groves et al., 2011; Hofmann, 1989). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
V4   Het dieet van nijlgaus bestaat uit vruchten, grassen, houtachtige vegetatie en kruiden (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Ruimtegebrek/veiligheid
Risicofactor Van toepassing Toelichting
R1   In Texas, waar nijlgaus zijn geïntroduceerd, hebben vrouwtjes een gemiddelde home range van 8234 ha en mannetjes een gemiddelde home range van 6626 ha (Goolsby et al., 2017) De mannetjes doorkruisen hun home range dagelijks, maar verdedigen geen territorium (Groves et al., 2011). Tijdens de bronst verdedigen dominante stieren wel de directe omgeving rondom een vrouwtje (Sankar et al., 2004). Vrouwtjes gedragen zich niet territoriaal. Nijlgaus defeceren op gezamenlijke latrines van 3-6 m in diameter met communicatieve en geen territoriale doeleinden (Goolsby et al., 2017; Groves et al., 2011). Nijlgaus vertonen geen patrouilleer- of markeergedrag om een territorium te verdedigen. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R2 X De jongen van nijlgaus gebruiken een beschutte verstopplaats (Groves et al., 2011; Sankar et al., 2004). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
R3 X Nijlgaus hebben een voorkeur voor vlak en open terrein. Ze vluchten op grote afstand van potentieel gevaar en kunnen een snelheid van 48 km/uur behalen (Goolsby et al., 2017; Groves et al., 2011). Nijlgaus zijn waargenomen capture myopathy te ontwikkelen (Blumstein et al., 2015). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
R4   Nijlgaus gebruiken geen holen of kuilen (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
R5   Voor nijlgaus zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Thermoregulatie
Risicofactor Van toepassing Toelichting
T1 X Nijlgaus leven in een tropisch of savanneklimaat (Bailey, 2014; Bhat et al., 2012; Goolsby et al., 2017; Groves et al., 2011; Schultz, 2005). De gemiddelde minimumtemperatuur in de graslanden van India waar nijlgaus voorkomen is 22 °C (met een uiterste minimumtemperatuur van 1 °C) en de gemiddelde maximumtemperatuur is 36 °C (met een uiterste maximumtemperatuur van 47 °C). De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid is 600-1000 mm en de gemiddelde luchtvochtigheid is 40% (Bhat et al., 2012; Goolsby et al., 2017; Meteoblue, 2021; Prasad et al., 2020; Qureshi, 1991; Schultz, 2005). De nijlgau is aangepast aan een savanneklimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing.
T2   Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat nijlgaus gebruik maken van een speciale zoel-, koel- of opwarmplaats (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
T3   Nijlgaus zijn jaarrond actief (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

 

Sociaal gedrag
Risicofactor Van toepassing Toelichting
S1   Nijlgaus hebben een polygame leefwijze (Groves et al., 2011; Jarman, 1983). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.
S2 X Nijlgaus vormen jaarrond kleine groepjes van hoofdzakelijk hetzelfde geslacht. De samenstelling van de groepjes verandert constant en kan bestaan uit 1-2 volwassen vrouwtjes met nakomelingen, gemengde groepen van 3-6 vrouwtjes met jaarlingen en bachelorgroepen bestaande uit 2- 18 mannetjes. De mannetjes vechten om de hoogste dominantieposities voor en tijdens de bronst (Groves et al., 2011). Nijlgaus hebben een dominantiehiërarchie met lineaire/ en/of despotische kenmerken (Khan, 1992; Sankar et al., 2004). Deze risicofactor is daarom van toepassing.
S3   Vrouwtjes zijn vanaf 2 jaar geslachtsrijp, kunnen één keer per jaar werpen en hebben een postpartum oestrus. Vrouwtjes zijn 243-247 dagen drachtig en krijgen per worp 1-3 jongen. Nijlgaus in India hebben een paarseizoen in oktober-februari, maar nijlgaus in Texas kunnen zich jaarrond voortplanten (Groves et al., 2011). Nijlgaus hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing.

Verwijzingen

Bailey, R. G. (2014). Ecoregions, the ecosystem geography of the oceans and continents. Fort Colins, CO, USA: Springer.

Bhat, S. A., Telang, S., Wani, M. A. & Sheikh, K. A. (2012). Food habits of nilgai (Boselaphus tragocamelus) in Van Vihar National Park, Bhopal, Madhya Pradesh, India. Biomedical & Pharmacology Journal. 5(1). 141-147.

Blumstein, D. T., Buckner, J., Shah, S., Patel, S., Alfaro, M. E. & Natterson-Horowitz, B. (2015). The evolution of capture myopathy in hooved mammals: a model for human stress cardiomyopathy? Evol Med Public Health. 2015(1). 195-203.

Chandrasekhar Reddy, R. V., Mukherjee, F., Rana, S. K., Kanani, A., Surendra, K. S., Subramanian, B. M., Sharma, G. K. & Villupanoor, S. A. (2015). Rabies virus infection in domestic buffaloes and wild animals in India. Journal of Advanced Veterinary Research. 5(2). 68-83.

Goolsby, J. A., Singh, N. K., Ortega-S Jr., A., Hewitt, D. G., Campbell, T. A., Wester, D. & Pérez de León, A. A. (2017). Comparison of natural and artificial odor lures for nilgai (Boselaphus tragocamelus) and white-tailed deer (Odocoileus virginianus) in South Texas: Developing treatment for cattle fever tick eradication. International Journal for Parasitology: Parasites and Wildlife. 6. 100-107.

Groves, C. P., Leslie Jr., D. M., Huffman, B. A., Valdez, R., Habibi, K., Weinberg, P. J., Burton, J. A., Jarman, P. J. & Robichaud, W. G. (2011). Family Bovidae (Hollow-horned Ruminants). In D. E. Wilson & R. A. Mittermeier, Handbook of the mammals of the world (pp. 444-779). Barcelona: 
Lynx Edicions.

Hofmann, R. R. (1989). Evolutionary steps of ecophysiological adaptation and diversification of ruminants: a comparative view of their digestive system. Oecologia. 78. 443-457.

Jarman, P. (1983). Mating system and sexual dimorphism in large, terrestrial mammalian herbivores. Biological Reviews. 58. 485-520.

Khan, I. A. (1992). Distribution and crop raiding behaviour of nilgai in Western U.P. (in the villages of Aligarh District). Aligarh, India: Centre of Wildlife & Ornithology, Aligarh Muslim University.

Mendoza, M. & Palmqvist, P. (2007). Hypsodonty in ungulates: an adaptation for grass consumption or for foraging in open habitat? Journal of Zoology. 274. 134-142.

Meteoblue. (2021). Ranthambore National Park, India. Opgehaald van Meteoblue: https://www.meteoblue.com/en/weather/historyclimate/climatemodelled/ran…park_india_10171600.

Prasad, S., Singh, D. K. & Choudhary, S. K. (2020). Residential population structure and abundance of Nilgai, Boselaphus tragocamelus, (Pallas) in Bihar, India. Current Journal of Applied Science and Technology. 39(13). 110-117.

Priya, D. G., Sanunda, P., Khorajiya, J. H., Ghodasara, D. J., Joshi, B. P. & Prajapati, K. S. (2014). A case report of generalized tuberculosis in a captive nilgai (Boselaphus tragocamelus). Zoo's Print. 29(10). 17-18.

Qureshi, M. Q. (1991). Population status and movement of nilgai (Boselaphus tragocamelus, Pallas) in and around the village Gursikaran near Aligarh University. Aligarh (India): Centre of Wildlife & Ornithology, Aligarh Muslim University.

Rao, K. P. (2011). Bio-secure feed store at Kanpur Zoological Park. Zoo's Print. 16(7). 1-3.

Sankar, K., Johnsingh, A. J. & Acharya, B. (2004). Blue bull or nilgai (Boselaphus tragocamelus Pallas, 1766). In K. Sankar & S. P. Goyal, Ungulates of India. ENVIS Bulletin: Wildlife and Protected Areas, Vol. 07, No. 1. (pp. 29-40). Deheradun, India: Wildlife Institute of India.

Schultz, J. (2005). The ecozones of the world, the ecological divisions of the geosphere. Aachen, Germany: Springer.

Thapa, J., Nakajima, C., Maharjan, B., Poudel, A. & Suzuki, Y. (2015). Molecular characterization of Mycobacterium orygis isolates from wild animals of Nepal. Japanese Journal of Veterinary Research. 63(3). 151-158

Bent u tevreden over deze pagina?