Ree
Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.
Algemene informatie
Familie | Cervidae |
---|---|
Subfamilie | Capreolinae |
Genus | Capreolus |
Soort | Capreolus capreolus |
Gedomesticeerd | Nee |
Kruising | Nee |
Volwassen grootte |
|
Gewicht | 20-30 kg (m), 17-29 kg (v) |
Dieet | Herbivoor |
Natuurlijke leefomgeving |
|
Levensverwachting | 10-12 jaar |
IUCN-status | “Least Concern” |
CITES | Niet vermeld |
Risicoklasse F
Reeën zijn in staat ernstige letselschade te veroorzaken bij de mens. Daarnaast zijn in drie risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Om deze redenen valt de ree onder “risicoklasse F”.
Samenvatting beoordeling van de ree
Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Zoönosen | ! (signalerend) | Bij de ree zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium bovis, Coxiella burnetii, Leptospira interrogans en het rabiësvirus aangetoond. Dit leidt alleen in het geval van wildvang tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Letselschade | XF | Bij reeën is er gevaar op zeer ernstig letsel bij de mens, waardoor de ree direct onder risicoklasse F valt. |
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Voedselopname | X |
|
Ruimtegebruik/veiligheid | X |
|
Thermoregulatie | In deze risicocategorie zijn geen risicofactoren van toepassing. | |
Sociaal gedrag | X | Reeën hebben een lineaire dominantiehiërarchie. |
Beoordeling per risicofactor
Risico's voor de mens
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG1 | ! (signalerend) | Bij de ree zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium bovis (Gowtage-Sequeira et al., 2009; Jamin & Rivière, 2020; Lambert et al., 2017; Pate et al., 2011), Coxiella burnetii (Rijks et al., 2011; Tavernier et al., 2015), Leptospira interrogans (Slavica et al., 2008; Tavernier et al., 2015) en het rabiësvirus (Steck & Wandeler, 1980) aangetoond. Dit leidt alleen in het geval van wildvang tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG2 | XF | De ree weegt 20-30 kg (m) of 17-29 kg (v) en volwassen bokken beschikken over een kort gewei van 16-23 cm. Daarnaast hebben reeën puntige hoeven van 4,5 cm. Bokken vechten onderling om territoria te verdedigen (Mattioli, 2011). Reeën zijn wilde dieren en het hanteren van reeën vereist expertise van de houder (Masters & Flach, 2015). Gezien de morfologie en het gedrag van reeën, kunnen ze zeer ernstig letsel bij de mens veroorzaken, waardoor de ree direct onder risicoklasse F valt. |
Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
V1 | X | De ree is een herbivore browser. Het verteringsstelsel is aangepast aan het verteren van browse-materiaal (Hofmann, 1989; Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V2 | X | De ree heeft hypsodonte kiezen (Damuth & Janis, 2011; Kaiser et al., 2013; Mendoza & Palmqvist, 2007; Petronio et al., 2011; Powers & Mead, 2019). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V3 | X | Reeën zijn de gehele dag actief en wisselen perioden af van foerageren-herkauwen-rusten-verplaatsen. De ree heeft een relatief kleine pens-inhoud van 4-6 L. De ree is een herkauwende browser met een hoge passeersnelheid in de pens, waardoor frequent (9-11x per dag) foerageren noodzakelijk is (Hofmann, 1989; Mattioli, 2011). Reeën hebben tevens een lage capaciteit aan lichaamsvetopslag en daarom moeten de meeste voedingsstoffen direct uit het voedsel worden gehaald (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V4 | Het dieet van reeën bestaat uit knoppen, scheuten, bladeren. Bloemen, zaden en fruit (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
R1 | X | Reeën hebben een home range van 5-7 km2 in bebost gebied en 8-10 km2 in open landschap. Bokken zijn territoriaal tussen april en augustus. Bij een lage populatiedichtheid worden territoria dusdanig verdedigd dat een bok de enige bewoner van het gehele territorium is. Bij hogere dichtheden is er enige overlap tussen territoria en komen er satellietmannetjes voor. In het voorjaar en de zomer markeren en patrouilleren bokken hun territorium (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R2 | X | De jongen van reeën gebruiken een beschutte verstopplaats (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R3 | X | De ree is een springend hert met een sterke vluchtreactie (Mattioli, 2011; Padié et al., 2015). Reeën zijn gevoelig voor capture myopathy (Blumstein et al., 2015; Montané et al., 2002). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R4 | Reeën gebruiken geen holen of kuilen (Christen et al., 2018; Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R5 | Voor reeën zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
T1 | De ree komt onder andere voor in een gematigd zeeklimaat (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
T2 | Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat reeën gebruik maken van een speciale zoel-, koel- of opwarmplaats (Christen et al., 2018; Ewald et al., 2014; Mattioli, 2011; Mysterud, 1996; Mysterud & Østbye, 1995). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
T3 | Reeën zijn jaarrond actief (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
S1 | Reeën hebben een polygame leefwijze (Mattioli, 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
S2 | X | Reeën leven solitair gedurende het voortplantingsseizoen of in kleine groepjes buiten het voortplantingsseizoen. Regelmatig voegen volwassen dominante bokken zich bij een groepje. Meerdere familiegroepjes vormen samen grotere groepen van 6-8 individuen die samen weer grotere aggregaties kunnen vormen in open land en gedurende de winter. In het begin van het voorjaar worden de groepen instabiel, omdat bokken dan agressief beginnen te worden en hun positie binnen de dominantiehiërarchie beginnen te bepalen (Mattioli, 2011). Reeën hebben lineaire dominantiehiërarchieën. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
S3 | Vrouwtjes zijn vanaf 14 maanden geslachtsrijp en kunnen één keer per jaar werpen. Vrouwtjes zijn 150 dagen drachtig en krijgen per worp 1-3 jongen. Reeën hebben een paarseizoen van midden-juli t/m midden-augustus (Mattioli, 2011). Reeënhebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Verwijzingen
Blumstein, D. T., Buckner, J., Shah, S., Patel, S., Alfaro, M. E. & Natterson-Horowitz, B. (2015). The evolution of capture myopathy in hooved mammals: a model for human stress cardiomyopathy? Evol Med Public Health. 2015(1). 195-203.
Christen, N., Janko, C. & Rehnus, M. (2018). The effect of environmental gradients on the bed site selection of roe deer (Capreolus capreolus). Mammal Research. 63. 83-89.
Damuth, J. & Janis, C. M. (2011). On the relationship between hypsodonty and feeding ecology in ungulate mammals, and its utility in palaeoecology. Biological Reviews. 86. 733-758.
Ewald, M., Dupke, C., Heurich, M., Müller, J. & Reineking, B. (2014). LiDAR remote sensing of forest structure and GPS telemetry data provide insights on winter habitat selection of European roe deer. Forests. 5(6). 1374-1390.
Gowtage-Sequeira, S., Paterson, A., Lyashchenko, K. P., Lesellier, S. & Chambers, M. A. (2009). Evaluation of the CervidTB STAT-PAK for the detection of Mycobacterium bovis infection in wild deer in Great Britain. Clinical and Vaccine Immunology. 1449-1452.
Hofmann, R. R. (1989). Evolutionary steps of ecophysiological adaptation and diversification of ruminants: a comparative view of their digestive system. Oecologia. 78. 443-457.
Jamin, C., & Rivière, J. (2020). Assessment of bovine tuberculosis surveillance effectiveness in French wildlife: An operational approach. Preventive Veterinary Medicine. 175. 104881.
Kaiser, T. M., Müller, D. W., Fortelius, M., Schulz, E., Codron, D. & Clauss, M. (2013). Hypsodonty and tooth facet development in relation to diet and habitat in herbivorous ungulates: implications for understanding tooth wear. Mammal Review. 43(1). 34-46.
Lambert, S., Hars, J., Réveillaud, E., Moyen, J., Gares, H., Rambaud, T., Gueneau, E., Faure, E., Boschiroli, M. & Richomme, C. (2017). Host status of wild roe deer in bovine tuberculosis endemic areas. European Journal of Wildlife Research. 63(15). 1-9.
Masters, N. J. & Flach, E. (2015). Chapter 62 - Tragulidae, Moschidae, and Cervidae. In E. Miller & M. Fowler, Fowler's Zoo and Wild Animal Medicine, Volume 8 (pp. 611-625). Columbia en Davis: Saunders.
Mattioli, S. (2011). Family Cervidae. In D. E. Wilson & R. A. Mittermeier, Handbook of the mammals of the world (Vol. 2, pp. 350 - 443). Barcelona: Lynx Edicions.
Mendoza, M. & Palmqvist, P. (2007). Hypsodonty in ungulates: an adaptation for grass consumption or for foraging in open habitat? Journal of Zoology. 274. 134-142.
Montané, J., Marco, I., Manteca, X., López, J. & Lavín, S. (2002). Delayed Acute Myopathy in Three Roe Deer. Transboundary and Emerging Diseases. 49(2). 93-98.
Mysterud, A. (1996). Bed-site selection by adult roe deer Capreolus capreolus in southern Norway during summer. Wildlife Biology. 2(3). 101-106.
Mysterud, A. & Østbye, E. (1995). Bed-site selection by European roe deer (Capreolus capreolus) in southern Norway during winter. Canadian Journal of Zoology. 73(5). 924-932.
Padié, S., Morellet, N., Mark Hewison, A. J., Martin, J., Bonnot, N., Cargnelutti, B. & Chamaillé-Jammes, S. (2015). Roe deer at risk: teasing apart habitat selection and landscape constraints in risk exposure at multiple scale. Oikos. 124. 1536-1546.
Pate, M., Žolnir-Dovč, M., Kušar, D., Krt, B., Špičić, S., Cvetnić, Z. & Ocepek, M. (2011). The first report of Mycobacterium celatum isolation from domestic pig (Sus scrofa domestica) and roe deer (Capreolus capreolus) and an overview of human infection in Slovenia. Veterinary Medicine International. 1-8.
Petronio, C., Bellucci, L., Martiinetto, E., Pandolfi, L. & Salari, L. (2011). Biochronology and palaeoenvironmental changes from the Middle Pliocene to the Late Pleistocene in Central Italy. Geodiversitas. 33(3). 485-517.
Powers, P. M. & Mead, A. J. (2019). Dental and Mandibular Anomalies in White-tailed Deer (Odocoileus virginianus) from Central Georgia. Georgia Journal of Science. 77(2). 1-11.
Rijks, J. M., Roest, H. I., van Tulden, P. W., Kik, M. J., IJzer, J. & Gröne, A. (2011). Coxiella burnetii infection in roe deer during Q fever epidemic, the Netherlands. Emerging Infectious Diseases. 17(12). 2369-2371.
Slavica, A., Cvetnić, Ž., Milas, Z., Janicki, Z., Turk, N., Konjević, D., Severin, K., Tončić, J. & Lipej, Z. (2008). Incidence of leptospiral anitbodies in different game species over a 10-year period (1996-2005) in Croatia. European Journal of Wildlife Research. 54. 305-311.
Steck, F., & Wandeler, A. (1980). The epidemiology of fox rabies in Europe. Epidemiologic Reviews. 2. 71-96.
Tavernier, P., Sys, S. U., De Clercq, K., De Leeuw, I., Caij, A. B., De Baere, M., De Regge, N., Fretin, D., Roupie, V., Govaerts, M., Heyman, P., Vanrompay, D., Yin, L., Kalmar, I., Suin, V., Brochier, B., Dobly, A., De Craeye, S., Roelandt, S., Goossens, E. & Roels, S. (2015). Serologic screening for 13 infectious agents in roe deer (Capreolus capreolus) in Flanders. Infection Ecology & Epidemiology. 5(1). 29862.