Roodhalspademelon
Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.
Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.
Algemene informatie
Familie | Macropodidae |
---|---|
Subfamilie | Macropodinae |
Genus | Thylogale |
Soort | Thylogale thetis |
Gedomesticeerd | Nee |
Kruising | Nee |
Volwassen grootte |
|
Gewicht | 2-9 kg |
Dieet | Herbivoor |
Natuurlijke leefomgeving |
|
Levensverwachting | Circa 9 jaar |
IUCN-status | “Least Concern” |
CITES | Niet vermeld |
Risicoklasse E
Bij de roodhalspademelon zijn in vier risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Hierdoor valt de roodhalspademelon in risicoklasse E.
Samenvatting beoordeling van de roodhalspademelon
Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Zoönosen | ! (signalerend) | Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het aan- of afwezig zijn van (zeer) hoog risico zoönotische pathogenen, maar bij de sympatrische en aanverwante soort Macropus giganteus zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Coxiella burnetii en Leptospira interrogans aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Letselschade | De risicofactor in deze risicocategorie is niet van toepassing. |
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Voedselopname | X | Roodhalspademelons moeten dagelijks langdurig foerageren. |
Ruimtegebruik/veiligheid | X |
|
Thermoregulatie | X | De roodhalspademelon is aangepast aan een subtropisch klimaat. |
Sociaal gedrag | X | Roodhalspademelons hebben een dominantiehiërarchie. |
Beoordeling per risicofactor
Risico's voor de mens
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG1 | ! (signalerend) | Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het aan- of afwezig zijn van (zeer) hoog-risico zoönotische pathogenen, maar bij de sympatrische en aanverwante soort Macropus giganteus zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Coxiella burnetii (Cooper et al., 2012; Cooper et al., 2013) en Leptospira interrogans (Roberts et al., 2010) aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG2 | Op basis van de morfologie en het gedrag van roodhalspademelons (Eldridge & Coulson, 2015) is het niet aannemelijk dat de dieren ernstig letsel zullen veroorzaken bij de mens. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
V1 | De roodhalspademelon is een mixed-feeder (Eldridge & Coulson, 2015). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V2 | De roodhalspademelon heeft geen hypsodonte gebitselementen (Butler et al., 2014; Damuth & Janis, 2014). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V3 | X | Wallaby’s hebben een hoge passeersnelheid van voedsel door het verteringsstelsel en ligt de fermentatiesnelheid hoger bij kleine wallaby’s (Hume, 1982). Zij moeten hierdoor een groot gedeelte van de actieve tijd besteden aan foerageren. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V4 | Het dieet van roodhalspademelons bestaat uit grassen, browse (bomen, struiken, lianen), varens en schimmels (Eldridge & Coulson, 2015). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
R1 | Roodhalspademelons hebben een homerange van 11 ha voor vrouwtjes en 17 ha voor mannetjes (Eldridge & Coulson, 2015). Roodhalspademelons vertonen geen territoriaal gedrag (Fisher & Owens, 2000; Jarman, 1991). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
|
R2 | X | De jongen van roodhalspademelons gebruiken een beschutte verstopplaats (Jarman, 1991). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R3 | X | Roodhalspademelons komen zelden verder dan 70 m van de bosrand vandaan en vluchten bij verstoring snel terug naar de beschutting van de bossen (Eldridge & Coulson, 2015). Tijdens deze vlucht zien zij hekken niet als barrières (Fowler, 2011). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R4 | Roodhalspademelons gebruiken natuurlijke schuilplaatsen (Eldridge & Coulson, 2015). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R5 | Voor roodhalspademelons zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Eldridge & Coulson, 2015; Ellis et al., 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
T1 | X | Roodhalspademelons leven in een subtropisch klimaat (Ellis et al., 2016; Schultz, 2005). De gemiddelde temperatuur in een subtropisch klimaat ligt in de koudste maanden normaal gesproken niet onder de 5 °C, maar in uitzonderlijke gevallen kan in de koudste maanden de gemiddelde temperatuur op 2 °C liggen in meer continentale gebieden. De absolute minimumtemperatuur in de winter kan gedurende korte periodes sterk afnemen tot onder het vriespunt. De gemiddelde temperatuur ligt in de warmste maanden boven de 18 °C. De gemiddelde jaarlijkse neerslag ligt tussen de 1000-1500 mm (Schultz J. , 2005). De roodhalspademelon is aangepast aan een subtropisch klimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
T2 | Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat roodhalspademelons gebruik maken van een speciale zoel-, koel- of opwarmplaats (Eldridge & Coulson, 2015). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
T3 | Roodhalspademelons zijn jaarrond actief (Eldridge & Coulson, 2015). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
S1 | Roodhalspademelons hebben een polygame leefwijze (Radford et al., 1998). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
S2 | X | Roodhalspademelons leven voornamelijk solitair, maar foerageren soms in groepen van 10 tot meer individuen (Eldridge & Coulson, 2015). Mannetjes hebben een dominantiehiërarchie op basis van grootte, waarbij vrouwtjes de grootste mannetjes kiezen om zich mee voort te planten (Eldridge & Coulson, 2015; Radford et al., 1998). Er is sprake van een dominantiehiërarchie. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
S3 | Roodhalspademelons zijn vanaf 11-17 maanden oud geslachtsrijp. Vrouwtjes zijn 30 dagen drachtig en krijgen per worp 1 jong. Roodhalspademelons planten zich jaarrond voort (Eldridge & Coulson, 2015). Roodhalspademelons hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Verwijzingen
Butler, K., Louys, J. & Travouillon, K. (2014). Extending dental mesowear analyses to Australian marsupials, with applications to six Plio-Pleistocene kangaroos from southeast Queensland. Palaeogeography, Palaeoclimatology, Palaeocology. 408. 11-25.
Cooper, A., Barnes, T., Potter, A., Ketheesan, N., & Govan , B. (2012). Determination of Coxiella burnetii seroprevalence in macropods in Australia. Veterinary microbiology 155(2-4), 317-323.
Cooper, A., Stephens, J., Ketheesan, N., & Govan, B. (2013). Detection of Coxiella burnetii DNA in wildlife and ticks in northern Queensland, Australia. Vector-born and zoonotic diseases 13(1), 12-16.
Damuth, J., & Janis, C. (2014). A comparison of observed molar wear rates in extant herbivorous animals. Annales Zoologici Fennici 51 (1-2), 188-200.
Eldridge, M., & Coulson, G. (2015). Red-necked pademelon. In A. Russell, A. Mittermeier, & D. Wilson, Handbook of the Mammals of the World, Volume 5: Monotremes and Marsupials. Lynx Edicions.
Ellis, M., Denny, M., Burnett, S., & Lunney, D. (2016). Thylogale thetis. Opgehaald van The IUCN red list of Threatened Species: http://dx.doi.org/10.2305/IUCN.UK.2016-2.RLTS.T40573A21958455.en
Fisher, D. O. & Owens, I. P. F. (2000). Female home range size and the evolution of social organization in macropod marsupials. Journal of Animal Ecology. 69. 1083-1098.
Fowler, M. (2011). Chapter 21 Monotremes and marsupials. In M. Fowler, Restraint and handling of wild and domestic animals (pp. 249- 256). John Wiley & Sons.
Hume, I. (1982). The digestive physiology of marsupials. Comparative biochemistry and physiology. Part A: Physiology 71(1), 1-10.
Jarman, P. (1991). Social behavior and organization in the Macropodoidea. In B. Smuts, P. Slater, J. Rosenblatt, M. Milinski, & C. Snowdon, Advances in the study of behavior. San Diego: Academic Press Inc.
Radford, S., Croft, D., & Moss, G. (1998). Mate choice in female red-necked pademelons, Thylogale thetis (Marsupialia: Macropodoidea). Etholoy 104(3), 217-231.
Roberts, M., Smythe, L., Dohnt, M., Symonds, M., & Slack, A. (2010). Serologic-based investigation of leptospirosis in a population of free-ranging eastern grey kangaroos (Macropus giganteus) indicating the presence of Leptospira weilii serovar Topaz. Journal of Wildlife Diseases 46(2), 564-579.
Schultz, J. (2005). The Ecozones of the World. Berlin: Springer Verlag.
Wilson, D., & Reeder, D. (2005). Mammal species of the world. A taxonomic and geographic reference (3rd ed). Opgehaald van Mammal species of the world: https://www.departments.bucknell.edu/biology/resources/msw3