Sitatoenga / moerasbok
Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.
Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.
Algemene informatie
Familie | Bovidae |
---|---|
Subfamilie | Bovinae |
Genus | Tragelaphus |
Soort | Tragelaphus spekii (ook wel spekei) |
Ondersoorten |
|
Gedomesticeerd | Nee |
Kruising | Nee |
Volwassen grootte |
|
Gewicht | 75-125 kg (m), 50-57 kg (v) |
Dieet | Herbivoor |
Natuurlijke leefomgeving |
|
Levensverwachting | 12 jaar wild, 20 jaar gevangenschap. |
IUCN-status | “Least Concern” |
CITES | Niet vermeld |
Risicoklasse F
Sitatoenga’s zijn in staat ernstige letselschade te veroorzaken bij de mens. Daarnaast zijn in vier risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Om deze redenen valt de sitatoenga onder risicoklasse F.
Samenvatting beoordeling van de sitatoenga
Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Zoönosen | ! (signalerend) | Bij de sitatoenga zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium bovis en Leptospira interrogans aangetoond. Bij de sympatrische en aanverwante soort binnen hetzelfde genus (Tragelaphus) de grote koedoe (T. strepsiceros) zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen het rabiësvirus, Rift Valley fever virus en Brucella abortus aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Letselschade | XF | Bij sitatoenga’s is er gevaar op zeer ernstig letsel bij de mens, waardoor de sitatoenga direct onder risicoklasse F valt. |
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Voedselopname | X |
|
Ruimtegebruik/veiligheid | X |
|
Thermoregulatie | X | De sitatoenga is aangepast aan een tropisch (moeras)klimaat. |
Sociaal gedrag | X | Sitatoenga’s hebben een despotische dominantiehiërarchie |
Beoordeling per risicofactor
Risico's voor de mens
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG1 | ! (signalerend) | Bij de sitatoenga zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium bovis (Pavlik et al., 2002) en Leptospira interrogans (Moreno Beas, 2012) aangetoond. Bij de sympatrische en aanverwante soort binnen hetzelfde genus (Tragelaphus) de grote koedoe (T. strepsiceros) zijn de hoogrisico zoönotische pathogenen het rabiësvirus (Hübschle, 1988), Rift Valley fever virus (Pienaar & Thompson, 2013) en Brucella abortus (Condy & Vickers, 1972) aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG2 | XF |
De sitatoenga weegt 75-125 kg (m) of 50-57 kg (v) en mannetjes beschikken over 51-90 cm lange hoorns (Groves et al., 2011). Mannetjes gebruiken hun hoorns in onderlinge gevechten en kunnen elkaar daarbij doden (Breuer & Hockemba, 2007; Groves et al., 2011). Sitatoenga’s zijn wilde dieren en het hanteren van sitatoenga’s vereist ervaring en deskundigheid van de houder (Wolfe, 2015). Gezien de grootte, morfologie en het gedrag van sitatoenga’s kunnen ze zeer ernstig letsel bij de mens veroorzaken, waardoor de sitatoenga direct onder risicoklasse F valt. |
Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
V1 | De sitatoenga is een mixed-feeder, die zich voedt met waterplanten, kruiden, zeggen, grassen en struiken (Groves et al., 2011; May & Lindholm, 2013; Ndawula et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V2 | X | De sitatoenga heeft hypsodonte kiezen (Damuth & Janis, 2011; Fortelius et al., 2016; Kaiser et al., 2013; Mendoza & Palmqvist, 2007). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V3 | X | Sitatoenga’s foerageren meestal in het water, maar ook in de savanne. Ze wisselen periodes van foerageren af met periodes van rusten en herkauwen (May & Lindholm, 2013). Ze zijn vooral actief tijdens de schemering (Groves et al., 2011). Sitatoenga’s zijn herkauwende mixed-feeders met een hoge passeersnelheid in de pens, waardoor frequent foerageren noodzakelijk is (Hofmann, 1989). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V4 | Het dieet van sitatoenga’s bestaat uit waterplanten, kruiden, zeggen, grassen en struiken (May & Lindholm, 2013; Ndawula et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
R1 | In Bangweulu hebben mannelijke Sitatoenga’s een homerange van 0,363 km2 en vrouwtjes van 0,176 km2 en is er weinig verschil in grootte tussen het droge en natte seizoen (May & Lindholm, 2013; Warbington & Boyce, 2020). In Busanga hebben sitatoenga’s in het droge seizoen homeranges van 0,09-11,8 km2 en in het natte seizoen homeranges van ongeveer 0,6 km2 (May & Lindholm, 2013). Er is sprake van overlappende home ranges en mannetjes zijn over het algemeen niet territoriaal (May & Lindholm, 2013; Warbington & Boyce, 2020). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R2 | X | De jongen van sitatoenga’s gebruiken een beschutte verstopplaats (Groves et al., 2011, May & Lindholm, 2013). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R3 | X | Sitatoenga’s zijn schuwe dieren (Ndawula, 2011). Bij gevaar blijven sitatoenga’s eerst stilstaan, goed verborgen door hun cryptische strepen. Wanneer gevaar te dichtbij komt vluchten ze snel weg richting het water (Groves et al., 2011; May & Lindholm, 2013). Aanverwante soorten binnen het genus (Tragelaphus) zijn waargenomen capture myopathy te ontwikkelen (Blumstein et al., 2015). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R4 | Sitatoenga’s gebruiken geen holen of kuilen (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R5 | X | Sitatoenga’s leven in moerassen en worden beschreven als semi-aquatisch. Ze hebben een waterafstotende vacht en kunnen erg goed zwemmen (Groves et al., 2011). De hoeven van alle sitatoenga’s behalve de Nkosi Island sitatoenga (T. s. sylvestris) zijn morfologisch aangepast aan het manoeuvreren door moddergrond en moerassen. Deze morfologische aanpassing van de hoeven zorgt voor een beperkte mobiliteit op droog land (Groves et al., 2011, May & Lindholm, 2013). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
T1 | X |
Sitatoenga’s leven in een tropisch (moeras)klimaat (Groves et al., 2011; Schultz, 2005). De gemiddelde minimumtemperatuur in de tropische moerassen van Afrika waar sitatoenga’s voorkomen is 16 °C (met een uiterste minimumtemperatuur van 5 °C) en de gemiddelde maximumtemperatuur is 24 °C (met een uiterste maximumtemperatuur van 38 °C). De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid is 1200 mm en de gemiddelde luchtvochtigheid is 70% (Meteoblue, 2021; Schultz, 2005). Alle sitatoenga-soorten zijn morfologisch en fysiologisch aangepast aan het leven in een moerashabitat, met uitzondering van de Nkosi Island sitatoenga (T. s. sylvestris) die exclusief in dichtbegroeid droog tropisch bos leeft (Groves et al., 2011). De sitatoenga is aangepast aan een tropisch (moeras)klimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
T2 | Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat sitatoenga’s gebruik maken van een speciale zoel-, koel- of opwarmplaats (Groves et al., 2011; May & Lindholm, 2013; Starin, 2000). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
T3 | Sitatoenga’s zijn jaarrond actief (Groves et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
S1 | Sitatoenga’s hebben een polygame leefwijze (May & Lindholm, 2013). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
S2 | X | Sitatoenga’s leven solitair of in harems afhankelijk van het leefgebied. Een mannetje in een harem monopoliseert de vrouwtjes voor meerdere maanden tot jaren (Groves et al., 2011; Magliocca et al., 2002; May & Lindholm, 2013). Er is sprake van een despotische dominantiehiërarchie. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
S3 | Vrouwtjes zijn vanaf 2-2,5 jaar geslachtsrijp en kunnen één keer per jaar werpen. Vrouwtjes zijn 5,5-8 maanden drachtig en krijgen per worp één jong. Sitatoenga’s kunnen zich jaarrond voortplanten (Groves et al., 2011; Magliocca et al., 2002). Sitatoenga’s hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Verwijzingen
Blumstein, D. T., Buckner, J., Shah, S., Patel, S., Alfaro, M. E. & Natterson-Horowitz, B. (2015). The evolution of capture myopathy in hooved mammals: a model for human stress cardiomyopathy? Evol Med Public Health. 2015(1). 195-203.
Breuer, T. & Ndoundou Hockemba, M. (2008). Fatal interaction between two male sitatungas (Tragelaphus spekei gratus) at Mbeli Bai, Republic of Congo. African Journal of Ecology. 46(1). 110-112.
Condy, J. B. & Vickers D. B. (1972). Brucellosis in Rhodesian wildlife. Journal of the South African Veterinary Association. 43(2). 175-179.
Damuth, J. & Janis, C. M. (2011). On the relationship between hypsodonty and feeding ecology in ungulate mammals, and its utility in palaeoecology. Biological Reviews. 86. 733-758.
Fortelius, M., Žliobaitė, I., Kaya, F., Bibi, F., Bobe, R., Leakey, L., Leakey, M., Patterson, D., Rannikko, J. & Werdelin, L. (2016). An ecometric analysis of the fossil mammal record of the Turkana Basin. Phil Trans R Soc. B37120150232.
Groves, C. P., Leslie Jr., D. M., Huffman, B. A., Valdez, R., Habibi, K., Weinberg, P. J., Burton, J. A., Jarman, P. J. & Robichaud, W. G. (2011). Family Bovidae (Hollow-horned Ruminants). In D. E. Wilson & R. A. Mittermeier, Handbook of the mammals of the world (pp. 444-779). Barcelona: Lynx Edicions.
Hofmann, R. R. (1989). Evolutionary steps of ecophysiological adaptation and diversification of ruminants: a comparative view of their digestive system. Oecologia. 78(4). 443-457.
Hübschle, O. J. B. (1988). Rabies in the kudu antelope (Tragelaphus strepsiceros). Reviews of Infectious Diseases. 104. S629-S633.
IUCN SSC Antelope Specialist Group (2016). Tragelaphus spekii (errata version published in 2017). The IUCN Red List of Threatened Species 2016: e.T22050A115164901. Downloaded 01 December 2020. https://dx.doi.org/10.2305/IUCN.UK.2016-3.RLTS.T22050A50195827.en.
Kaiser, T. M., Müller, D. W., Fortelius, M., Schulz, E., Codron, D. & Clauss, M. (2013). Hypsodonty and tooth facet development in relation to diet and habitat in herbivorous ungulates: implications for understanding tooth wear. Mammal Review. 43(1). 34-46.
Magliocca, F., Quérouil, S. & Gautier-Hion, A. (2002). Grouping patterns, reproduction, and dispersal in a population of sitatungas (Tragelaphus spekei gratus). Canadian Journal of Zoology. 80(2). 245-250.
May, J. & Lindholm, R. (2013). Tragelaphus spekii Sitatunga. In: J. Kingdon & M. Hoffmann, Mammals of Africa Volume VI - Hippopotamuses, Pigs, Deer, Giraffe and Bovids (pp. 172-178). Bloomsbury.
Mendoza, M. & Palmqvist, P. (2007). Hypsodonty in ungulates: an adaptation for grass consumption or for foraging in open habitat? Journal of Zoology. 274. 134-142.
Meteoblue. (2021). Saiwa Swamp National Park, Kenya. Opgehaald van Meteoblue: https://www.meteoblue.com/en/weather/historyclimate/climatemodelled/sai…;
Moreno Beas, E. A. (2012). Seroprevalencia de nueve serovares de Leptospira interrogans en carnívoros, ungulados y primates silvestres en cautiverio. Memoria para optar al Título Profesional de Médico Veterinario. Universidad de Chile.
Ndawula, J., Tweheyo, M., Tumusiime, D. M. & Eilu, G. (2011). Understanding sitatunga (Tragelaphus spekii) habitats through diet analysis in Rushebeya‐Kanyabaha wetland, Uganda. African Journal of Ecology. 49(4). 481-489.
Pavlik, I., Machackova, M., Yayo Ayele, W., Lamka, J., Parmova, I., Melicharek, I., Hanzlikova, M., Körmendy, B., Nagy, G., Cvetnic, Z., Ocepek, M. & & Lipiec, M. (2002). Incidence of bovine tuberculosis in wild and domestic animals other than cattle in six Central European countries during 1990-1999. Vet Med – Czech. 47(5). 122-131.
Pienaar, N. J. & Thompson, P. N. (2013). Temporal and spatial history of Rift Valley fever in South Africa: 1950 to 2011. Onderstepoort Journal of Veterinary Research. 80(1). 1-13.
Schultz, J. (2005). The ecozones of the world, The Ecological Divisions of the Geosphere (2 ed.). Berlin: Springer.
Starin, E. D. (2000). Notes on sitatunga in The Gambia. African Journal of Ecology. 38(4). 339-342.
Warbington, C. H. & Boyce, M. S. (2020). Population density of sitatunga in riverine wetland habitats. Global Ecology and Conservation. 24. e01212.
Wolfe, B. A. (2015). Chapter 63 - Bovidae (except sheep and goats) and Antilocapridae. In R. E. Miller & M. E. Fowler, Fowler's Zoo and Wild Animal Medicine, Volume 8 (pp. 626-645). Saunders.