Sneeuwhaas
Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.
Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.
Algemene informatie
Familie | Leporidae |
---|---|
Subfamilie | - |
Genus | Lepus |
Soort | Lepus timidus |
Ondersoorten |
|
Gedomesticeerd | Nee |
Kruising | Nee |
Volwassen grootte | Kop-romp: 510-550 mm |
Gewicht | 2,4-3,4 kg |
Dieet | Herbivoor |
Natuurlijke leefomgeving |
|
Levensverwachting | 5-18 jaar wild, 1-8 jaar gevangenschap |
IUCN-status | “Least Concern” |
CITES | Niet vermeld |
Risicoklasse E
Bij de sneeuwhaas zijn in vier risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Hierdoor valt de sneeuwhaas in risicoklasse E.
Samenvatting beoordeling van de sneeuwhaas
Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Zoönosen | ! (signalerend) | Bij de sneeuwhaas is het hoog-risico zoönotische pathogeen Francisella tularensis aangetoond. Bij een sympatrische en aanverwante soort de Europese haas (Lepus europaeus) zijn de hoog risico zoönotische pathogenen Mycobacterium bovis, Coxiella burnetii, Leptospira interrogans, Crimean-Congo Hemorrhagic Fever virus, Yersinia pestis en Chlamydia abortus aangetoond. Dit leidt alleen in het geval van wildvang tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Letselschade | In deze risicocategorie is de risicofactor niet van toepassing. |
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Voedselopname | X |
|
Ruimtegebruik/veiligheid | X | Sneeuwhazen hebben een sterke vluchtreactie. |
Thermoregulatie | X | De sneeuwhaas is lokaal aangepast aan een boreaal-, hoogland- en bergklimaat. |
Sociaal gedrag | X | Sneeuwhazen hebben een lineaire dominantiehiërarchie. |
Beoordeling per risicofactor
Risico's voor de mens
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG1 | ! (signalerend) | Bij de sneeuwhaas is het hoog-risico zoönotische pathogeen Francisella tularensis aangetoond (Mörner et al., 1988). Bij een sympatrische en aanverwante soort de Europese haas (Lepus europaeus) zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Mycobacterium bovis (Cooke et al., 1993; Zimpel et al., 2020), Coxiella burnetii (Astobiza et al., 2011; Psaroulaki et al., 2014; Tälleklint & Jaenson, 1997), Leptospira interrogans (Hartman & Broekhuizen, 1980; Winkelmayer et al., 2005), Crimean-Congo Hemorrhagic Fever virus (L’vov et al., 2002; Tsokana et al., 2020), Yersinia pestis (Frölich et al., 2003) en Chlamydia abortus (Ksyonz et al., 2019) aangetoond. Dit leidt alleen in het geval van wildvang tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG2 | Op basis van de grootte, morfologie en het gedrag van de sneeuwhaas is het niet aannemelijk dat de dieren ernstig letsel zullen veroorzaken bij de mens (Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
V1 | De sneeuwhaas is een herbivore grazer in de zomer en een browser in de winter (Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V2 | X | De sneeuwhaas heeft een hypsodont gebit (Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V3 | X | De sneeuwhaas is voornamelijk nachtactief en de activiteit is afhankelijk van het circadiaanse ritme. In de zomer zijn sneeuwhazen ook dagactief (Schai-Braun & Hackländer, 2016). Sneeuwhazen foerageren de hele nacht en gebruiken de dag om te rusten (Bisi et al., 2013; Rehnus et al., 2016). In de winter foerageren sneeuwhazen 13 uur, 8-9 uur in de lente en 8 uur in de zomer (Angerbjörn & Flux, 1995). De sneeuwhaas drinkt haast geen water. Ze halen hun benodigde vocht uit planten en sneeuw (Schai-Braun & Hackländer, 2016). De sneeuwhaas doet aan coprofagie om te compenseren voor een kort cecum. Op deze manier wordt het voedsel meermalig verteerd om optimaal voedingsstoffen vrij te maken en op te nemen (Naumova et al., 2015). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V4 | Het dieet van de sneeuwhaas bestaat uit bladeren, twijgen, schors, mos en korstmos (Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
R1 | De homerange van sneeuwhazen varieert aanzienlijk, afhankelijk van de locatie. In de naaldboombossen van Scandinavië (L. t. timidus & sylvaticus) is de homerange c.200 ha, terwijl in Schotland (L. t. scoticus), Ierland (L. t. hibernicus) en de Alpen (L. t. varronis) de homerange tussen de 5 en 435 ha ligt. Sneeuwhazen hebben overlappende homeranges, markeren hun territorium niet en patrouilleren niet (Angerbjörn & Flux, 1995; Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R2 | Sneeuwhazen gebruiken geen afgezonderde nestplaats (SchaiBraun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R3 | X | Sneeuwhazen hebben een snelle anti-predator response en vluchten doelgericht naar holen en rotsspleten. Deze vluchtreactie in combinatie met het hebben van dunne botten vormt een risico op botbreuken, wanneer de sneeuwhaas in een beperkte omgeving wordt gehouden (Rehnus et al., 2014; Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R4 | X | Sneeuwhazen graven afhankelijk van de populatie in sneeuw en grond en gebruiken ook holen van andere dieren (Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R5 | Voor sneeuwhazen zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
T1 | X | De sneeuwhaas komt voor in verschillende klimaten, namelijk in een boreaal-, hoogland- en bergklimaat (Schai-Braun & Hackländer, 2016; Schultz, 2005). De gemiddelde minimumtemperatuur in de boreale bossen van Rusland waar sneeuwhazen voorkomen is -1 °C (met een uiterste minimumtemperatuur van -40 °C) en de gemiddelde maximumtemperatuur is 7 °C (met een uiterste maximumtemperatuur van 33 °C). De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid is 600 mm en de luchtvochtigheid is gemiddeld 80% (Meteoblue, 2020; Schultz, 2005). De thermoneutrale zone van de sneeuwhaas ligt tussen de 10 en 20 °C (Pyörnilä et al., 1992). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
T2 | Uit gedetailleerd gedragsonderzoek is niet gebleken dat sneeuwhazen gebruik maken van een speciale zoel-, koel- of opwarmplaats (Nieminen & Mustonen, 2008; Schai-Braun & Hackländer, 2016; Solomonov et al., 2008). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
T3 | Sneeuwhazen zijn jaarrond actief (Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
S1 | Sneeuwhazen hebben een polygame leefwijze (Schai-Braun & Hackländer, 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
S2 | X | Sneeuwhazen leven in groepen van 2-5 (soms 20-100) individuen (Hamill et al., 2007; Schai-Braun & Hackländer, 2016). Bij voedselovervloed ontstaat onder de mannetjes een lineaire dominantiehiërarchie. De hiërarchie correleert positief met gewicht en houdt stand gedurende het paarseizoen tot en met de voedselschaarste tijdens de winter. Tijdens de winter is de hiërarchie nog steeds aanwezig, maar zijn de agonistische gedragingen tussen mannetjes in mindere mate aanwezig (Hewson & Hinge, 1990; Hewson, 1990). Dominante mannetjes hebben meer reproductief succes dan de subordinate mannetjes (Rehnus & Palme, 2017). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
S3 | Vrouwtjes zijn vanaf 1-2 jaar geslachtsrijp en kunnen 1-3 keer per jaar werpen, afhankelijk van de populatie. Vrouwtjes hebben een postpartum oestrus en superfetatie komt voor. Vrouwtjes zijn 46-55 dagen drachtig en krijgen per worp 1-3 jongen. Sneeuwhazen hebben een paarseizoen van januari t/m september en start afhankelijk van de temperatuur (Kauhala et al., 2005; Schai-Braun & Hackländer, 2016). Sneeuwhazen hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Verwijzingen
Angerbjörn, A. & Flux, J. E. C. (1995). Lepus timidus. Mammalian Species. 495. 1-11.
Astobiza, I., Barral, M., Ruiz-Fons, F., Barandika, J. F., Gerrikagoitia, X., Hurtado, A. & García-Pérez, A. L. (2011). Molecular investigation of the occurrence of Coxiella burnetii in wildlife and ticks in an endemic area. Veterinary Microbiology. 147. 190-194.
Bisi, F., Nodari, M., Dos Santos Oliveira, N. M., Ossi, F., Masseroni, E., Preatoni, D. G., Wauters, L. A. & Martinoli, A. (2013). Habitat selection and activity patterns in Alpine mountain hare (Lepus timidus varronis). Mammalian Biology. 78. 28-33.
Cooke, M. M., Jackson, R. & Coleman, J. D. (1993). Tuberculosis in a free-living brown hare (Lepus europaeus occidentalis). New Zealand Veterinary Journal. 41(3). 144-146.
Frölich, K., Wisser, J., Schmüser, H., Fehlberg, U., Neubauer, H., Grunow, R., Nikolaou, K., Priemer, J., Thiede, S., Streich, W. J. & Speck, S. (2003). Epizootiologic and Ecologic Investigations of the European Brown Hares (Lepus europaeus) in Selected Populations from Schleswig-Holstein, Germany. Journal of Wildlife Diseases. 39(4). 751-761.
Grzimek, B. (1990). Grzimek's Animal Life Encyclopedia. Mammals I - IV. ed. New York: McGraw-Hill Publishing Company.
Hamill, R. M., Doyle, D. & Duke, E. J. (2007). Microsatellite Analysis of Mountain Hares (Lepus timidus hibernicus): Low Genetic Differentiation and Possible Sex-Bias in Dispersal. Journal of Mammalogy. 88(3). 784-792.
Hartman, E. G. & Broekhuizen, S. (1980). Antibodies to Leptospira in European hares (Lepus europaeusPallas) in the Netherlands. Zentralbl Veterinarmed B. 27(8). 640-649.
Hewson, R. (1990). Behaviour, population changes and dispersal of mountain hares (Lepus timidus) in Scotland. J Zool Lond. 220. 287-309.
Hewson, R. & Hinge, M. D. C. (1990). Characteristics of the Home Range of Mountain Hares Lepus timidus. Journal of Applied Ecology. 27(2). 651-666.
Kauhala, K., Helle, P. & Hiltunen, M. (2005). Population dynamics of mountain hare Lepus timidus populations in Finland. Wildlife Biology. 11(4). 299-307.Ksyonz, I. M., Lobov, A. V. & Vityaz, M. V. (2011). Chlamydial Infection Among Wild Animals. Науковий вісник ЛНУВМБТ імені С.З. Ґжицького. 4(50). 193-196.
Ksyonz, I. M., Zezekalo, V. K., Peredera, S. B., Shcherbakova, N. C., Peredera, Zh. O., Kone, M. S., Rak, T. M., Kravchenko, S. O. & Kanivets, N. S. (2019). Chlamydial Infection Monitoring Within Wild Mammals in Ukraine. Світ медицини та біології. 1(67). 227-232.
L'vov, D. N., Dzharkenov, A. F., Aristova, V. A., Kovtunov, A. I., Gromashevskiĭ, V. L., Vyshemirskiĭ, O. I., Galkina, I. V., Larichev, V. F., Butenko, A. M. & L'vov, D. K. (2002). The isolation of Dhori viruses (Orthomyxoviridae, Thogotovirus) and Crimean-Congo hemorrhagic fever virus (Bunyaviridae, Nairovirus) from the hare (Lepus europaeus) and its ticks Hyalomma marginatum in the middle zone of the Volga delta, Astrakhan region, 2001. Voprosy Virusologii. 47(4). 32-36.
Meteoblue. (2020). Velsk, Russia. Opgehaald van Meteoblue: https://www.meteoblue.com/en/weather/historyclimate/climatemodelled/61…;
Mörner, T., Sandström, G., Mattsson, R. & Nilsson, P. O. (1988). Infections with Francisella tularensis biovar palaearctica in hares (Lepus timidus, Lepus europaeus) from Sweden. Journal of Wildlife Diseases. 24(3). 422-433.
Naumova, E. I., Zharova, G. K., Chistova, T. Y. & Kuznetsova, T. A. (2015). The Effect of Coprophagy on the Size of Plant Fibers in the Digestive Tract of Hares Lepus europaeus and L. timidus (Lagomorpha, Leporidae). Biology Bulletin. 42. 426-431.
Nieminen, P. & Mustonen, A. (2008). A preliminary study on the seasonal body temperature rhythms of the captive mountain hare (Lepus timidus). Cryobiology. 56(2). 163-167.
Psaroulaki, A., Chochlakis, D., Angelakis, E., Ioannou, I. & Tselentis, Y. Coxiella burnetii in wildlife and ticks in an endemic area. Trans R Soc Trop Med Hyg. 108(10). 625-631.
Pyörnilä, A., Putaala, A., Hissa, R. & Sulkava, S. (1992). Adaptations to environment in the mountain hare (Lepus timidus): thermal physiology and histochemical properties of locomotory muscles. Canadian Journal of Zoology. 70(7). 1325-1330.
Rehnus, M., Wehrle, M. & Palme, R. (2014). Mountain hares Lepus timidus and tourism: stress events and reactions. Journal of Applied Ecology. 51. 6-12.
Rehnus, M., Braunisch, V., Hackländer, K., Jost, L. & Bollman, K. (2016). The seasonal trade-off between food and cover in the Alpine mountain hare (Lepus timidus). Eur J Wildl Res. 62. 11-21.
Rehnus, M. & Palme, R. (2017). How genetic data improve the interpretation of results of faecal glucocorticoid metabolite measurements in a free-living population. PLoS ONE. 12(8). e0183718.
Schai-Braun, S. C. & Hackländer, K. (2016). Family Leporidae (Hares and Rabbits). In D. E. Wilson, T. E. Lacher Jr. & R. A. Mittermeier, Handbook of the mammals of the world. 6. Lagomorphs and Rodents I(pp. 62-149). Barcelona: Lynx Edicions.
Schultz, J. (2005). The Ecozones of the World: The Ecological Divisions of the Geosphere (2nd ed.). Stuttgart: Springer.
Smith, A. T. & Johnston, C. H. (2019). Lepus timidus. The IUCN Red List of Threatened Species 2019. Opgehaald van IUCN: https://www.iucnredlist.org/species/11791/45177198.
Solomonov, N. G., Anufriev, A. I., Yadrikhinskii, V. F., Okhlopkov, I. M. & Solomonova, T.N. (2008). Ecological and physiological characteristics of the mountain hare (Lepus timidus) cold resistance in the northeastern Siberia. Dokl Biol Sci. 419. 139–142.
Tälleklint, L. & Jaenson, T. G. T. (1997). Infestation of mammals by Ixodes ricinus ticks (Acari: Ixodidae) in south–central Sweden. Experimental & Applied Acarology. 21. 755–771.
Tsokana, C. N., Sokos, C., Giannakopoulos, A., Birtsas, P., Valiakos, G., Spyrou, V., Athanasiou, L. V., Burriel, A. R. & Billinis, C. (2020). European Brown hare (Lepus europaeus) as a source of emerging and re‐emerging pathogens of Public Health importance: A review. Vet Med Sci. 6. 550– 564.
Winkelmayer, R., Vodnansky, M., Paulsen, P., Gansterer, A. & Treml, F. (2005). Explorative study on the seroprevalence of Brucella-, Francisella- and Leptospira antibodies in the European hare (Lepus europaeus Pallas) of the Austrian – Czech border region. Vet Med Austria. 92. 131-135.
Zimpel, C. K., Patané, J. S. L., Guedes, A. C. P., de Souza, R. F., Silva-Pereira, T. T., Camargo, N. C. S., de Souza Filho, A. F., Ikuta, C. Y., Neto, J. S. F., Setubal, J. C., Heinemann, M. B. & Sa Guimaraes, A. M. (2020). Global Distribution and Evolution of Mycobacterium bovis Lineages. Frontiers in Microbiology. 11(843). 1-19