Streepmuis
Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.
Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.
Algemene informatie
Familie | Muridae |
---|---|
Subfamilie | Murinae |
Genus | Rhabdomys |
Soort | Rhabdomys pumilio |
Gedomesticeerd | Nee |
Kruising | Nee |
Volwassen grootte |
|
Gewicht | 24-54 g |
Dieet | Omnivoor |
Natuurlijke leefomgeving |
|
Levensverwachting | 1,5 maand in het wild, maar tot 2 jaar in gevangenschap |
IUCN-status | “Least Concern” |
CITES | Niet vermeld |
Risicoklasse F
Bij de streepmuis is een zeer hoog-risico zoönotisch pathogeen aangetoond. Daarnaast zijn in drie risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” meerdere risicofactoren vastgesteld. Om deze reden valt de streepmuis onder “risicoklasse F”.
Samenvatting beoordeling van de streepmuis
Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).
Risicocategorie | Fok | Wildvang | Toelichting |
---|---|---|---|
Zoönosen | ! (signalerend) | XF (zeer hoog risico) | Bij de streepmuis is het zeer hoog-risico zoönotische pathogeen Leptospira spp. aangetoond waardoor de streepmuis direct onder risicoklasse F valt in geval van wildvang. Ook is het hoog-risico zoönotische pathogeen Yersinia pestis aangetoond. |
Letselschade | De risicofactor in deze risicocategorie is niet van toepassing. |
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Voedselopname | In deze risicocategorie zijn geen risicofactoren van toepassing. | |
Ruimtegebruik/veiligheid | X |
|
Thermoregulatie | X |
|
Sociaal gedrag | X |
|
Beoordeling per risicofactor
Risico's voor de mens
Risicofactor | Fok | Wildvang | Toelichting |
---|---|---|---|
LG1 | ! (signalerend) | XF (zeer hoog risico) | Bij de streepmuis is het zeer hoog-risico zoönotische pathogeen Leptospira spp. (Dalu & Feresu, 1997) aangetoond waardoor de streepmuis direct onder risicoklasse F valt in geval van wildvang. Ook is het hoog-risico zoönotische pathogeen Yersinia pestis (Gratz, 1999) aangetoond. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG2 | Op basis van de grootte, morfologie en het gedrag van de streepmuis is het niet aannemelijk dat de dieren ernstig letsel zullen veroorzaken bij de mens (Denys et al., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
V1 | De streepmuis is een omnivoor (Happold, 2013). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V2 | De streepmuis heeft geen hypsodonte gebitselementen (Denys et al., 2017; Lacher et al., 2016). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V3 | Streepmuis-mannetjes kunnen dagelijks af met 1 uur foerageren, afhankelijk van de omstandigheden (Schradin, 2006), en streepmuizen hebben geen bijzondere aanpassingen van het maag-darm systeem, die zorgen voor de noodzaak om langdurig te foerageren (Henke et al., 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V4 | Het dieet van streepmuizen varieert per seizoen en bestaat uit insecten, slakken, wormen, zaden, vruchten, bladeren en stengels (Happold, 2013). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
R1 | X | Streepmuizen hebben een home range van 990 m2 . Mannetjes spenderen een deel van hun tijd aan het patrouilleren van de grens van deze home range (Denys et al., 2017; Schradin, 2006). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R2 | X | Streepmuizen gebruiken een afgezonderde nestplaats voor het werpen en grootbrengen van jongen (Happold, 2013). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R3 | Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over een sterke, blindelingse vluchtreactie, maar het bestaan hiervan wordt ook niet aannemelijk geacht, gezien streepmuizen een afgezonderde nestplaats of hol gebruiken (Happold, 2013). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R4 | X | Streepmuizen gebruiken zelf gegraven holen (Happold, 2013). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
R5 | Voor streepmuizen zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Denys et al., 2017). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
T1 | X | Streepmuizen leven in een tropisch en subtropisch klimaat (Denys et al., 2017; Schultz, 2005; Zduniak et al., 2019). De gemiddelde temperatuur in een subtropisch klimaat ligt in de koudste maanden normaal gesproken niet onder de 5 °C. De absolute minimumtemperatuur in de winter kan gedurende korte periodes sterk afnemen tot onder het vriespunt. De gemiddelde temperatuur ligt in de warmste maanden boven de 18 °C, maar komt zelden boven de 20 °C uit. De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid is maximaal 800-900 mm (Schultz, 2005). De streepmuis heeft een thermoneutrale zone tussen de 31-33°C (Haim & Fourie, 1980). De streepmuis is aangepast aan tropische en subtropische klimaten. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
T2 | X | Streepmuizen maken extensief gebruik van specifieke opwarmplekken in de vroege morgen (Zduniak et al., 2019). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
T3 | Streepmuizen zijn jaarrond actief (Rimbach et al., 2019). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
S1 | Streepmuizen hebben een polygame leefwijze (Rymer & Pillay, 2010; Schradin, 2006; Schradin et al., 2012). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
S2 | X | Streepmuizen leven in groepen met 1 dominant voortplantend mannetje en 4 voortplantende vrouwtjes (Rymer & Pillay, 2010; Schradin, 2006), die samen hun nakomelingen opvoeden. De nakomelingen blijven als helpers in het nest aanwezig en planten zich niet voort tot het volgende paarseizoen (Rymer & Pillay, 2010). Er is sprake van een despotische dominantiehiërarchie. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
S3 | X | Vrouwtjes zijn vanaf 6-7 weken geslachtsrijp en hebben een postpartum oestrus (Denys et al., 2017; Schradin, 2006). Vrouwtjes zijn 25 dagen drachtig en krijgen per worp tot 9 jongen (Denys et al., 2017). Streepmuizen planten zich voort na het regenseizoen (Happold, 2013). Streepmuizen hebben een grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
Verwijzingen
Dalu, J. & Feresu, S. (1997). Domestic rodents as reservoirs of pathogenic leptospira on two city of Harare farms: preliminary results of bacteriological and serological studies. Belgian Journal of Zoology. 127. 105-112.
Denys, C., Taylor, P., Burgin, C., Aplin, K., Fabre, . . . Menzies, J. (2017). Family MURIDAE (TRUE MICE AND RATS, GERBILS AND RELATIVES). In D. Wilson, T. Lacher Jr. & R. Mittermeier, Handbook of the Mammals of the World. Vol. 7. Rodents II (pp. 536-886). Barcelona: Lynx Edicions.
Gratz, N. (1999). Rodent Reservoirs & Flea Vectors of Natural Foci of Plague. In WHO, Plague Manual: Epidemiology, Distribution, Surveillance and Control (pp. 63-96).
Haim, A. & Fourie, F. l. (1980). Heat production in nocturnal (Praomys natalensis) and diurnal (Rhabdomys pumilio) South African murids. South African Journal of Zoology. 91-94.
Happold, D. (2013). Rhabdomys pumilio Four-striped Grass Mouse. In D. Happold, Mammals of Africa. Volume III: Rodents, Hares and Rabbits (pp. 545-547). London: Bloomsbury Publishing.
Henke, Z., Sahd, L., Matthee, S. & Kotzé, S. (2018). Morphometric analsis of the gastrointestinal tract of four African muroid rodent species (Rhabdomys dilectus, Rhabdomys pumilio, Aethomys chrysophilus, and Lemniscomys rosalia). Journal of Morphology. 1-8.
Lacher Jr., T., Murphy, W., Rogan, J., Smith, A. & Upham, N. (2016). Evolution, phylogeny, ecology and conservation of the Clade Glires: Lagomorpha and Rodentia. In D. Wilson, T. Lacher Jr. & R. Mittermeier, Handbook of the Mammals of the World. Vol. 6. Lagomorphs and Rodents I (pp. 15-
28). Barcelona: Lynx Edicions.
Rimbach, R., Blanc, S., Zahariev, A., Robin, J.-P., Pillay, N. & Schradin, C. (2019). Fat content of striped mice decreases during the breeding season but not during the food-restricted dry season. Journal of Experimental Biology. 222.
Rymer, T. & Pillay, N. (2010). Female mate choice for paternal care behaviour in African striped mice Rhabdomys pumilio: the role of experience. Behaviour. 147(9). 1101-1119.
Schradin, C. (2006). Whole-day follows of striped mice (Rhabdomys pumilio), a diurnal murid rodent. Journal of Ethology. 24. 37-43.
Schradin, C., Lindholm, A., Johannesen, J., Schoepf, I., Yuen, C.-H., König, B. & Pillay, N. (2012). Social flexibility and social evolution in mammals: a case study of the African striped mouse (Rhabdomys pumilio). Molecular Ecology. 21. 541-553.
Schultz, J. (2005). The Ecozones of the World. Berlin: Springer Verlag. Zduniak, M., Pillay, N. & Schradin, C. (2019). Basking African striped mice choose warmer locations to heat up: evidence from a field study. Journal of Zoology. 309(2). 133-139