Woestijnknobbelzwijn
Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.
Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.
Algemene informatie
Familie | Suidae |
---|---|
Subfamilie | Suinae |
Genus | Phacochoerus |
Soort | Phacochoerus aethiopicus |
Gedomesticeerd | Nee |
Kruising | Nee |
Volwassen grootte | Kop-romp: 100-145 cm |
Gewicht | 45-130 kg |
Dieet | Herbivoor |
Natuurlijke leefomgeving |
|
Levensverwachting | 7-18 jaar |
IUCN-status | “Least Concern” |
CITES | Niet vermeld |
Risicoklasse F
Woestijnknobbelzwijnen zijn in staat ernstige letselschade te veroorzaken bij de mens. Daarnaast zijn in vier risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Om deze redenen valt het woestijnknobbelzwijn onder risicoklasse F.
Samenvatting beoordeling van het woestijnknobbelzwijn
Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Zoönosen | ! (signalerend) | Bij het woestijnknobbelzwijn is het hoog-risico zoönotische pathogeen Mycobacterium bovis aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Letselschade | XF | Bij woestijnknobbelzwijnen is er gevaar op zeer ernstig letsel bij de mens, waardoor het woestijnknobbelzwijn direct onder risicoklasse F valt. |
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Voedselopname | X |
|
Ruimtegebruik/veiligheid | X |
|
Thermoregulatie | X |
|
Sociaal gedrag | X | Woestijnknobbelzwijnen hebben een dominantiehiërarchie. |
Beoordeling per risicofactor
Risico's voor de mens
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG1 | ! (signalerend) | Bij het woestijnknobbelzwijn is het hoog-risico zoönotische pathogeen Mycobacterium bovis (Bengis et al., 2004; Michel et al., 2006) aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG2 | XF | Het woestijnknobbelzwijn weegt 45-130 kg en beschikt over slagtanden (Meijaard et al., 2011). Zwijnen kunnen extreem agressief zijn wanneer ze bedreigd worden en gebruiken hun slagtanden om zich te verdedigen (Meijaard et al., 2011; Sutherland-Smith, 2015). Woestijnknobbelzwijnen kunnen mensen ernstig verwonden (Cumming, 1975; Estes, 1991) Gezien de grootte, morfologie en het gedrag van woestijnknobbelzwijnen kunnen ze zeer ernstig letsel bij de mens veroorzaken, waardoor het woestijnknobbelzwijn direct onder risicoklasse F valt. |
Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
V1 | Het woestijnknobbelzwijn is een mixed-feeder (Estes, 1991). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V2 | X | Het woestijnknobbelzwijn heeft hypsodonte kiezen (Mendoza & Palmqvist, 2007). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V3 | X | Woestijnknobbelzwijnen besteden gemiddeld 68% van hun actieve periode aan foerageren en leggen hierbij grote afstanden af (Somers et al., 1994; Somers, 1997). Woestijnknobbelzwijnen wroeten en grazen om aan voedsel te komen (Kingdon, 1979). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V4 | Het dieet van woestijnknobbelzwijnen bestaat uit grassen, ondergrondse wortelstokken van grassen en zegge, knollen en bollen (Estes, 1991). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
R1 | Woestijnknobbelzwijnen hebben een home range van 22-24 ha (Somers et al., 1994). Er is geen sprake van territoriaal gedrag (Somers et al., 1995). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R2 | X | Woestijnknobbelzwijnen gebruiken een afgezonderde nestplaats voor het werpen en grootbrengen van jongen en als nachtrustplaats (Meijaard et al, 2011; Somers et al., 1994; Somers et al., 1995; Sowls & Phelps, 1966). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R3 | X | Woestijnknobbelzwijnen zijn gevoelig voor capture myopathy, wat optreedt tijdens de vluchtreactie (Sutherland-Smith, 2015). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R4 | Woestijnknobbelzwijnen maken gebruik van holen van andere dieren (Sowls & Phelps, 1966). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R5 | Voor woestijnknobbelzwijnen zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (de Jong et al., 2016; Meijaard et al., 2011). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
T1 | X |
Woestijnknobbelzwijnen leven in een tropisch klimaat (de Jong et al., 2016; Schultz, 2005). De gemiddelde maandelijkse temperatuur komt niet onder de 18 °C. In de warmste maanden ligt de gemiddelde temperatuur rond de 30 °C met maximum temperaturen van boven de 40 °C. De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid ligt tussen de 500-1500 mm (Schultz, 2005). Het woestijnknobbelzwijn heeft geen dikke vacht, een dunne of geen vetlaag, en is thermolabiel (Melleti & Meijaard, 2017). Het woestijnknobbelzwijn is aangepast aan een tropisch klimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
T2 | X | Woestijnknobbelzwijnen maken gebruik van modderbaden (Estes, 1991; Somers et al., 1995). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
T3 | Woestijnknobbelzwijnen zijn jaarrond actief (Somers et al., 1994; Somers et al., 1995). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
S1 | Woestijnknobbelzwijnen hebben een polygame leefwijze (Meijaard et al., 2011; Somers et al., 1995). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
S2 | X | Woestijnknobbelzwijnen leven in groepen bestaande uit 2-9 individuen, al komen ze ook solitair voor. Een groep bestaat uit meerdere volwassen vrouwtjes en jongen of uit mannetjes (Melleti & Meijaard, 2017). In groepen zwijnen bestaat er gewoonlijk een dominantiehiërarchie (Sutherland-Smith, 2015). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
S3 | Woestijnknobbelzwijnen leven in groepen bestaande uit 2-9 individuen, al komen ze ook solitair voor. Een groep bestaat uit meerdere volwassen vrouwtjes en jongen of uit mannetjes (Melleti & Meijaard, 2017). In groepen zwijnen bestaat er gewoonlijk een dominantiehiërarchie (Sutherland-Smith, 2015). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
Verwijzingen
Bengis, R., Leighton, F., Fisscher, J., Artois, M., Mömer, T., & Tate, C. (2004). The role of wildlife in emerging and re-emerging zoonoses. Rev. sci. tech. Off. int. Epiz., 497-511.
Cumming, D. (1975). A technique for the capture of the warthog, Phacochoerus aethiopicus Pallas. African Journal of Ecology 13(2), 113-120.
de Jong, Y., Butynski, T., & d'Huart, J. (2016). Phacochoerus aethiopicus. Retrieved from The IUCN Red List of Threatened Species: http://dx.doi.org/10.2305/IUCN.UK.20161.RLTS.T41767A44140316.en
Estes, R. (1991). The behavior guide to African mammals. Berkeley, Los Angeles, London: University of California Press.
Kingdon, J. (1979). East African mammals: an atlas of evolution in Africa. Chicago: University of Chicago Press.
Meijaard, E., d'Huart, J., & Oliver, W. (2011). Handbook of the mammals of the world, Hoofed mammals Volume 2. Lynx Edicions.
Melleti, M., & Meijaard, E. (2017). Ecology, conservation and management of wild pigs and peccaries. Cambirdge University Press.
Mendoza, M., & Palmqvist, P. (2007). Hypsodonty in ungulates: an adaptation for grass consumption or for foraging in open habitat? Journal of Zoology, 134-142. doi:10.1111/j.14697998.2007.00365.x
Michel, A., Bengis, R., Keet, D., Hofmeyr, M., de Klerk, L., Cross, P., . . . Godfroid, J. (2006). Wildlife tuberculosis in South African conservation areas: Implications and challenges. Veterinary Microbiology, 112, 91-100. doi:10.1016/j.vetmic.2005.11.035
Schultz, J. (2005). The ecozones of the world, the ecological divisions of the geosphere. Aachen, Germany: Springer.
Somers, M. (1997). Activity patterns and activity budgets of warthogs (Phacochoerus aethiopicus) in the Eastern Cape Province, South Africa. African Journal of Ecology 35(1), 73-79.
Somers, M., & Penzhorn, B. (1992). Reproduction in a reintroduced warthog population in the eastern Cape Province. South African Journal of Wildlife Research 22, 57-60.
Somers, M., Penzhorn, B., & Rasa, A. (1994). Home range size, range use and dispersal of warthogs in the eastern Cape, South Africa. Journal of African Zoology 108(4), 361-374.
Somers, M., Rasa, A., & Penzhorn, B. (1995). Group structure and social behaviour of warthogs Phacochoerus aethiopicus. Acta Theriologica 40(3), 257-281.
Sowls, L., & Phelps, R. (1966). Body Temperatures of Juvenile Warthogs and Bushpigs. Journal of Mammology, 47(1), 134-137.
Sutherland-Smith, M. (2015). Suidae and Tayassuidae. In E. Miller, & M. Fowler, Fowler's Zoo and Wild Animal Medicine, Volume 8. Elsevier Health Sciences.