Zesbandgordeldier
Dit dier staat niet op de huis- en hobbydierenlijst.
Hieronder leest u de beoordeling over dit dier.
Algemene informatie
Familie | Chlamyphoridae |
---|---|
Subfamilie | Euphractinae |
Genus | Euphractus |
Soort | Euphractus sexcinctus |
Gedomesticeerd | Nee |
Kruising | Nee |
Volwassen grootte |
|
Gewicht | 3-7 kg |
Dieet | Omnivoor |
Natuurlijke leefomgeving |
|
Levensverwachting | 18 jaar gevangenschap |
IUCN-status | “Least Concern” |
CITES | Niet vermeld |
Risicoklasse D
Bij het zesbandgordeldier zijn in drie risicocategorieën voor “gezondheid en welzijn dier” één of meerdere risicofactor(en) vastgesteld. Hierdoor valt het zesbandgordeldier in risicoklasse D.
Samenvatting beoordeling van het zesbandgordeldier
Indien er sprake is van één of meerdere relevante ernstige zoönose(n) die slechts met gespecialiseerde maatregelen beheersbaar is/zijn wordt de risicofactor aangekruist (!), maar telt deze niet mee in de eindscore. Indien er sprake is van een relevante ernstige zoönose die niet of nauwelijks beheersbaar is of er sprake is van risico op ernstige letselschade komt de diersoort direct onder risicoklasse F te vallen (XF). Indien de risicofactor van toepassing is, wordt deze aangekruist (X).
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Zoönosen | ! (signalerend) | Bij het zesbandgordeldier zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Leptospira interrogans en Mycobacterium leprae aangetoond. Bij de sympatrische en aanverwante soort het bruin behaard gordeldier (Chaetophractus villosus) en het kogelgorderdier (Tolypeutes matacus) zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen pathogenen Mycobacterium bovis, Leptospira interrogans, Brucella suis biovar 1 en Eastern equine encephalitis virus aangetoond. Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Letselschade | De risicofactor in deze risicocategorie is niet van toepassing. |
Risicocategorie | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
Voedselopname | X |
|
Ruimtegebruik/veiligheid | X |
|
Thermoregulatie | X | Het zesbandgordeldier is aangepast aan een tropisch en subtropisch klimaat. |
Sociaal gedrag | In deze risicocategorie zijn geen risicofactoren van toepassing. |
Beoordeling per risicofactor
Risico's voor de mens
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG1 | ! (signalerend) | Bij het zesbandgordeldier zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen Leptospira interrogans (Silva et al., 2015) en Mycobacterium leprae aangetoond (Bruce et al., 2000; Frota et al., 2012; Sharma et al., 2015; da Silva Ferreira et al., 2020; Truman et al., 2011). Bij de sympatrische en aanverwante soort het bruin behaard gordeldier (Chaetophractus villosus) en het kogelgorderdier (Tolypeutes matacus) zijn de hoog-risico zoönotische pathogenen pathogenen Mycobacterium bovis, Leptospira interrogans, Brucella suis biovar 1 en Eastern equine encephalitis virus aangetoond (Deem et al., 2009; Kin, 2015). Dit leidt tot een signalerende toepassing van deze risicofactor. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
LG2 | Op basis van de grootte, morfologie en het gedrag van het zesbandgordeldier is het niet aannemelijk dat de dieren ernstig letsel zullen veroorzaken bij de mens (Aguilar & Superina, 2015; Redford & Wetzel, 1985; Superina, 2000). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risico's voor dierenwelzijn/diergezondheid
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
V1 | Het zesbandgordeldier is een omnivoor (Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
V2 | X | Het zesbandgordeldier heeft hypselodonte tanden (Berkovitz & Shellis, 2018; Vizcaíno, 2009). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V3 | X | Het zesbandgordeldier zoekt voedsel in de grond op basis van geur en graven wanneer ze iets gevonden hebben. Ze bewegen snel en kunnen tot wel 2 km afleggen tijdens het foerageren (Superina & Abba, 2018). In het wild zijn zesbandgordeldieren 4,4-5 uur per dag actief en slapen 16-20 uur per dag (Joiner, 2016; Maccarini et al., 2015; Superina, 2000). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
V4 | Het dieet van zesbandgordeldieren bestaat uit aas, kleine vertebraten, insecten, spinachtigen, vogeleieren en plantaardig materiaal (Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
R1 | Mannelijke zesbandgordeldieren hebben een homerange van 1,1-96,4 ha en vrouwtjes van 0,1-18,8 ha. Homeranges overlappen zowel binnen als tussen beide geslachten (Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R2 | X | Zesbandgordeldieren gebruiken een afgezonderde nestplaats voor het werpen en grootbrengen van jongen en als rustplaats (Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R3 | Bij gevaar gaan zesbandgordeldieren plat op de grond liggen, vluchten ze naar een bestaand hol of verstoppen ze zich in vegetatie om snel een nieuw hol te graven (Superina, 2000). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
R4 | X | Zesbandgordeldieren gebruiken uitsluitend zelf-gegraven holen. Ze gebruiken holen om in te rusten, om jongen in te werpen en verzorgen, om tijdelijk te schuilen en voor thermoregulatie (Maccarini et al., 2015; Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
R5 | Voor zesbandgordeldieren zijn er geen specifieke omgevingselementen essentieel (Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
T1 | X |
Zesbandgordeldieren leven in een tropisch en subtropisch klimaat (Maccarini et al., 2015; Romero et al., 2015; Schultz, 2005; Superina & Abba, 2018). De gemiddelde minimumtemperatuur in de tropische bossen van de ZuidAmerika waar zesbandgordeldieren voorkomen is 23 °C (met een uiterste minimumtemperatuur van 15 °C) en de gemiddelde maximumtemperatuur is 32 °C (met een uiterste maximumtemperatuur van 40 °C). De gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid is 2500 mm en de luchtvochtigheid is gemiddeld 90% (Schultz, 2005). Het zesbandgordeldier heeft een hoge thermische geleidbaarheid en een laag metabolisme (McNab, 1980). De thermoneutrale zone van het zesbandgordeldier ligt boven de 26 graden (Superina, 2000). Ze zijn voornamelijk actief bij temperaturen tussen 13,2 en 36,2°C (Maccarini et al., 2015). Het zesbandgordeldier is aangepast aan een tropisch en subtropisch klimaat. Deze risicofactor is daarom van toepassing. |
T2 | Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over het gebruik van zoel-, koel-, of opwarmplaatsen (Superina & Abba, 2018). De aanverwante en sympatrische soort het klein behaarde gordeldier (Chaetophractus vellerosus) warmt zich overdag op in de winter in leefgebieden met een koeler klimaat en heeft net als het zesbandgordeldier een hoge thermische geleidbaarheid en een laag metabolisme (Carlini et al., 2016; McNab, 1980). In tegenstelling tot het klein behaarde gordeldier komen zesbandgordeldieren niet voor in niet-tropische gebieden met temperatuurfluctuaties (Schultz, 2005; Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
T3 | Zesbandgordeldieren zijn jaarrond actief (Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Risicofactor | Van toepassing | Toelichting |
---|---|---|
S1 | Er is geen wetenschappelijke literatuur gevonden over de leefwijze van zesbandgordeldieren. Sympatrische en aanverwante soorten van dezelfde familie (Chlamyphoridae) hebben een polygame leefwijze (Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
S2 | Zesbandgordeldieren leven solitair, maar hebben overlap in homeranges (Superina & Abba, 2018). Zesbandgordeldieren zijn waargenomen gezamenlijk te foerageren van dezelfde bron en elkaar te achtervolgen. Vechtgedrag of een dominantiehiërarchie zijn niet waargenomen (Desbiez et al., 2006). De sympatrische en aanverwante soorten van de familie (Chlamyphoridae) hebben geen sociale organisatie en agonistisch gedrag tussen soortgenoten vindt nauwelijks plaats (Attias et al., 2020; Nardelli et al., 2020; Superina & Abba, 2018). Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. | |
S3 | Vrouwtjes zijn vanaf 9 maanden geslachtsrijp en kunnen 1-2 keer per jaar werpen. Vrouwtjes zijn 60-64 dagen drachtig en krijgen per worp 1-3 jongen. Zesbandgordeldieren hebben een paarseizoen van juli t/m december (Superina & Abba, 2018). Zesbandgordeldieren hebben geen grote kans op overbevolking. Deze risicofactor is daarom niet van toepassing. |
Verwijzingen
Aguilar, R. & Superina, M. (2015). Xenarthra. In R. Miller & M. Fowler, Fowler's Zoo and Wild Animal Medicine, Volume 8 (pp. 355-369). WB Saunders.
Attias, N., Gurarie, E., Fagan, W. F. & Mourão, G. (2020). Ecology and social biology of the southern three-banded armadillo (Tolypeutus matacus; Cingulata: Chlamyphoridae). Journal of Mammalogy. 1-14.
Berkovitz, B. & Shellis, P. (2018). Chapter 6 – Xenarthra. In B. Berkovitz & P. Shellis, The Teeth of Mammalian Vertebrates (pp. 99-104). Academic Press.
Bruce, S., Schroeder, T. L., Ellner, K., Rubin, H., Williams, T. & Wolf Jr., J. E. (2000). Armadillo exposure and Hansen’s disease: An epidemiologic survey in southern Texas. Journal of the American Academy of Dermatology. 43(2). 223-228.
Carlini, A. A., Soibelzon, E. & Glaz, D. (2016). Chaetophractus vellerosus (Cingulata: Dasypodidae). Mammalian Species. 48(937). 73-82.
Deem, S. L., Noss, A. J., Fiorello, C. V., Manharth, A. L., Robbins, R. G. & Karesh, W. B. (2009). Health assessment of free-ranging three-banded (Tolypeutes matacus) and nine-banded (Dasypus novemcinctus) armadillos in the Gran Chaco, Bolivia. Journal of Zoo and Wildlife Medicine. 40(2). 245256.
Desbiez, A. L. J., Borges, P. A. L. & Medri, Í, M. (2006). Chasing Behavior in Yellow Armadillos, Euphractus sexcinctus, in the Brazilian Pantanal. IUCN/SSC Anteater, Sloth and Armadillo Specialist Group. 66(1). 51-53.
Frota, C. C., Lima, L. N. C., Rocha, A. D. S., Suffys, P. N., Rolim, B. N., Rodrigues, L. C., Barreto, M. L., Kendall, C. & & Kerr, L. R. S. (2012). Mycobacterium leprae in six-banded (Euphractus sexcinctus) and nine-banded armadillos (Dasypus novemcinctus) in Northeast Brazil. Memórias do Instituto Oswaldo Cruz. 107. 209-213.
Joiner, W. J. (2016). Unraveling the Evolutionary Determinants of Sleep. Current Biology. 26(20). R1073–R1087.
Kin, M. S. (2015). Chaetophractus villosus reservorio y/o transmisor de algunas enfermedades infectocontagiosas y/o zoonóticas que afectan a los rumiantes y al hombre.
Maccarini, T., Attias, N., Medri, Í., Marinho-Filho, J. & Mourão, G. (2015). Temperature influences the activity patterns of armadillo species in a large neotropical wetland. Mammal Research. 60(4). 403-409.
McNab, B. K. (1980). Energetics and the limits to a temperate distribution in armadillos. Journal of Mammalogy. 61(4). 606-627.
Nardelli, M., Ibañez, E., Dobler, D., Illia, G., Abba, A. M. & Túnez, J. I. (2020). Genetic approach reveals a polygynous-polyandrous mating system and no social organization in a small and isolated population of the screaming hairy armadillo, Chaetophractus vellerosus. Genetica. 148. 125-133.
Redford, K. & Wetzel, R. (1985). Euphractus sexcinctus. Mammalian Species.
Romero, V. L., Kowalewski, M. M., Gomez, N. E. & Abba, A. M. (2019). Social behavior of Euphractus sexcinctus during a reproductive event in a protected forest of northeastern Argentina. Notas sobre Mamíferos Sudamericanos. versión on-line ISSN 2618-4788.
Schultz, J. (2005). The ecozones of the world, The Ecological Divisions of the Geosphere (2 ed.). Berlin: Springer.
Sharma, R., Singh, P., Loughry, W. J., Lockhart, J. M., Inman, W. B., Duthie, M. S., Pena, M. T., Marcos, L. A., Scollard, D. M., Cole, S. T. & Truman, R. W. (2015). Zoonotic leprosy in the southeastern United States. Emerging Infectious Diseases. 21(12). 2127.
Silva, F. J. D., Santos, C. E. P. D., Silva, T. R., Silva, G. C. P., Loffler, S. G., Brihuega, B., Alarcon, M. F. F., Curci, V. C. M. & & Mathias, L. A. (2015). Search of leptospires and of antibodies against leptospires in animals and human beings in farms in Pantanal and Caatinga Brazilian biomes. Braz. J. Vet. Res. Anim. Sci. 234-248.
da Silva Ferreira, J., de Carvalho, F. M., Pessolani, M. C. V., de Paula Antunes, J. M. A., de Medeiros Oliveira, I. V. P., Moura, G. H. F., Truman, R. W., Peña, M. T., Sharma, R., Duthie, M. S., de Paula Souza E Guimarães, R. J., Fontes, A. N. B., NoelSuffys, P. & McIntosh, D. (2020). Serological and molecular detection of infection with Mycobacterium leprae in Brazilian six banded armadillos (Euphractus sexcinctus). Comparative Immunology, Microbiology and Infectious Diseases. 68. 101397.
Smith, P. (2007). Euphractus sexcinctus. In: FAUNA Paraguay Handbook of the Mammals of Paraguay Number 5.
Superina, M. (2000). Biologie und Haltung von Gürteltieren (Dasypodidae).
Superina, M. & Abba, A.M. (2018). Family Chlamyphoridae. In D. E. Wilson & R. A. Mittermeier, Handbook of the mammals of the world (Vol. 8, pp. 48 - 71). Barcelona: Lynx Edicions.
Truman, R. W., Singh, P., Sharma, R., Busso, P., Rougemont, J., Paniz-Mondolfi, A., Kapopoulou, A., Brisse, S., Scollard, D. M., Gillis, T. P. & Cole, S. T. (2011). Probable Zoonotic Leprosy in the Southern United States. N Engl J Med. 364. 1626-1633.
Vizcaíno, S. F. (2009). The teeth of the “toothless”: novelties and key innovations in the evolution of xenarthrans (Mammalia, Xenarthra). Paleobiology. 35(3). 343-366.