Over de energiebesparingsplicht
De energiebesparingsplicht verplicht bedrijven en instellingen om alle energiebesparende maatregelen - met een terugverdientijd van 5 jaar of minder - uit te voeren. Heeft u een energiebesparingsplicht? Dan moet u daar eens in de 4 jaar over rapporteren. We helpen u via deze pagina om te bepalen aan welke plicht u moet voldoen en wat u daar verder bij nodig heeft.
Wat is de energiebesparingsplicht?
De energiebesparingsplicht geldt voor locaties met een relevante milieubelastende activiteit én met een jaarlijks energiegebruik vanaf 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas(equivalent).
De energiebesparingsplicht staat in de Omgevingswet beschreven in 2 besluiten:
- Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) - dit gaat over de milieubelastende activiteiten op een locatie.
- Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) - dit gaat over de gebouwen op een locatie, de zogenoemde gebruiksfuncties. Bijvoorbeeld een winkel- of kantoorfunctie.
De organisatie die de activiteiten uitvoert, bijvoorbeeld een winkel uitbaten, is verantwoordelijk voor de energiebesparingsplicht voor die activiteiten in de winkel.
De eigenaar van het gebouw is verantwoordelijk voor de energiebesparingsplicht voor het gebouw. Dit kan dezelfde organisatie zijn, maar dat hoeft niet. Voor één locatie kunnen dus 2 organisaties een energiebesparingsplicht hebben.
Onderaan deze pagina leggen we uit hoe u energiedragers, zoals diesel, omrekent naar een aardgasequivalent.
De energiebesparingsplicht geldt voor alle maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder. Deze terugverdientijd bepaalt u met een wettelijk vastgelegde methode en met wettelijk vastgelegde energieprijzen.
U kunt gebruik maken van de Erkende maatregelenlijst (EML). De Rijksoverheid heeft hiervoor al een doorrekening gemaakt van de meest gangbare maatregelen voor bedrijven en maatschappelijke instellingen, met meestal een terugverdientijd van 5 jaar of minder.
Maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder die geen energie besparen maar wel de CO2-uitstoot verminderen, vallen ook onder de energiebesparingsplicht. Denk hierbij aan hernieuwbare energie opwekken en overstappen naar een energiedrager met een lagere CO2-uitstoot.
Uitzonderingen
Qua maatregelen geldt een uitzondering voor de verbranding van (houtige) biomassa voor de productie van:
- elektriciteit, en
- laagwaardige warmte met een temperatuur tot 100 graden Celsius.
Dit met als doel om biogrondstoffen zo hoogwaardig mogelijk te gebruiken en laagwaardige toepassingen, zoals voor lage temperatuurwarmte, af te bouwen. Deze uitzondering is geen verbod op laagwaardige toepassingen, maar hiermee wordt voorkomen dat bedrijven en instellingen verplicht worden om deze toepassingen uit te voeren.
Een milieubelastende activiteit is een activiteit die slecht kan zijn voor het milieu.
- Voor een locatie met een milieubelastende activiteit uit hoofdstuk 3 van het Bal bepaalt het Rijk de (milieu)regels.
- Voor milieubelastende activiteiten die niet in hoofdstuk 3 van het Bal staan, bepaalt uw gemeente mogelijk (milieu)regels. Deze staan dan in het gemeentelijke Omgevingsplan.
Hoofdstuk 3 van het Bal heeft een aantal afdelingen. In afdeling 3.3 tot en met 3.11 staan milieubelastende activiteiten voor specifieke bedrijfstakken (activiteiten). Bijvoorbeeld voor datacenters, tankstations of de voedingsmiddelenindustrie.
In afdeling 3.2 staan bedrijfstakoverstijgende milieubelastende activiteiten. Specifiek voor energiebesparing staat in deze afdeling een milieubelastende activiteit voor bedrijfstakken die niet onder afdeling 3.3 tot en met 3.11 vallen. Hierdoor is de landelijke energiebesparingsplicht ook van toepassing op bedrijfstakken waarvoor normaal gesproken de gemeente de (milieu)regels bepaalt. Deze nieuwe milieubelastende activiteit heeft betrekking op de activiteiten in en om een gebouw op een locatie. Als er geen gebouw is, geldt de energiebesparingsplicht dus niet.
Een uitleg van de begrenzing van de locatie van deze nieuwe milieubelastende activiteit vindt u op de website van het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO). Worden er in één gebouw, of op de daarbij horende locatie, meerdere van deze activiteiten uitgevoerd? Kijk dan naar het energiegebruik per activiteit om te bepalen of de energiebesparingsplicht geldt voor de activiteitgebonden maatregelen. Voor de energiebesparingsplicht over de gebouwmaatregelen telt al het energiegebruik in het gebouw mee.
Heeft u vragen over bijvoorbeeld de begrenzing van uw milieubelastende activiteit? Neem dan contact op met uw omgevingsdienst. De lokale invulling van de wetgeving is de verantwoordelijkheid die bij die organisatie ligt. Wij doen hier geen uitspraken over.
Omgevingsvergunning milieu
Heeft u een Omgevingsvergunning milieu? Dan geldt de energiebesparingsplicht vanaf 1 juli 2023 ook voor u. Er kan dan sprake zijn van een overgangsrecht voor voorschriften over energiebesparing die in uw vergunning staan. Meer informatie hierover vindt u op de website van Informatiepunt Leefomgeving (IPLO).
Erkend monument
Is uw gebouw een erkend monument? Dan geldt de energiebesparingsplicht ook. Bij een monument is het niet zomaar mogelijk alle energiebesparende maatregelen uit te voeren. Lees meer hierover op de website van IPLO. Informatie over monumenten verduurzamen, vindt u op de pagina Monumenten en musea. Op de Erkende maatregelenlijst (EML) staat ook een specifieke technische randvoorwaarde voor erkende monumenten.
De energiebesparingsplicht geldt niet voor gebouwen en activiteiten die alléén gebruikmaken van op de locatie opgewekte hernieuwbare energie. Ook als er wel een aansluiting is op het net om niet-gebruikte hernieuwbare energie door te leveren.
Let op: als voor een andere energiedrager wél gebruikgemaakt wordt van een netaansluiting, is er wel een energiebesparingsplicht.
De energiebesparingsplicht geldt ook niet voor de volgende gebouwen:
- de gebruiksfuncties 'Woonfunctie' en 'Bouwwerk geen gebouw zijnde';
- een gebouw met een logiesfunctie dat minder dan 4 maanden per jaar wordt gebruikt en een verwacht energiegebruik heeft van minder dan 25% van het energiegebruik bij permanent gebruik;
- een alleenstaand gebouw met een gebruiksoppervlakte van minder dan 50 m2;
- een gebouw, dat door de overheid onteigend is en voor het doel van die onteigening zal worden gesloopt.
Valt uw gebouw in één van bovenstaande categorieën? Dan ligt het niet voor de hand om over deze gebouwmaatregelen nog een rapportage voor de informatieplicht in te dienen. Uw omgevingsdienst gaat hier over. Stem hierover daarom af moet uw omgevingsdienst.
Gebouw maximaal 2 jaar in gebruik
Heeft u een gebouw dat maximaal 2 jaar wordt gebruikt? Dan geldt er sinds de Omgevingswet ook geen energiebesparingsplicht voor uw gebouw. U moet wel een rapportage indienen voor de informatieplicht. Dit vanwege het gebruikte overgangsrecht voor de informatieplicht. In uw rapportage licht u dan toe waarom u de energiebesparende maatregelen niet (meer) gaat uitvoeren.
Gebouwen met een gedeeltelijke woonfunctie
Bij de Veelgestelde vragen vindt u meer informatie over gebouwen met een (gedeeltelijke) woonfunctie zoals appartementencomplexen, zorgwoningen en vakantieparken.
U rapporteert via de informatieplicht energiebesparing en/of via de onderzoeksplicht energiebesparing.
- Voor de gebouwmaatregelen geldt altijd de informatieplicht.
- Voor de activiteitgebonden maatregelen is de informatieplicht of de onderzoeksplicht van toepassing.
- Daarnaast geldt er voor sommige bedrijven ook een rapportageverplichting volgens de Europese Richtlijn Energie-Efficiëntie (EED), de EED-auditplicht.
Vastgoedeigenaar met meer dan 20 gebouwen?
Bent u vastgoedeigenaar van meer dan 20 gebouwen in Nederland en vallen deze onder toezicht van 2 of meer omgevingsdiensten? Dan kunt u meedoen aan de portefeuilleaanpak. Dit beperkt uw administratie en geeft u meer flexibiliteit. In ruil hiervoor moet uw vastgoed bovenwettelijke energieprestaties leveren.
U moet dan wel voor al uw gebouwen voldoen aan de informatieplicht. U rapporteert dan de adres- en energiegebruiksgegevens van uw gebouwen. En u voegt uw door het bevoegd gezag goedgekeurde portefeuilleroutekaart als bijlage bij.
Direct naar:
Wie controleert de rapportages?
Het lokale bevoegde gezag is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving van de energiebesparingsplicht, waaronder de informatie- en onderzoeksplicht. Voor de meeste bedrijven en instellingen is dat de gemeente. Voor locaties met een milieubelastende activiteit uit afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), de zogenaamde complexe bedrijven, is dat de provincie.
Er zijn 2 uitzonderingen.
- Het bevoegd gezag voor mijnbouwlocaties is het ministerie van Klimaat en Groene Groei.
- Het bevoegd gezag voor de meeste defensielocaties is het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Omgevingsdiensten hebben mandaat
Toezicht en handhaving op de energiebesparingsplicht, en de daarbij behorende informatie- en onderzoeksplicht, staat in het basistakenpakket van de omgevingsdiensten. Dit houdt in dat de gemeenten het mandaat voor toezicht en handhaving aan hun omgevingsdienst moeten geven. De omgevingsdiensten doen daarom voor vrijwel alle locaties de uitvoering van deze taken.
U dient uw onderzoeksplichtrapportage in via Mijn RVO. Uw omgevingsdienst en uw bevoegd gezag kunnen uw rapportage daar ophalen. De omgevingsdienst beoordeelt uw rapportage. Als uw rapportage niet voldoet, vraagt de omgevingsdienst u om de rapportage te verbeteren en aan te vullen.
Voor omgevingsdienst en bevoegd gezag:
Koploper willen zijn in energiebesparing
Hoe gaan supermarktketens om met de energiebesparingsplicht? Lidl volgt de trias energetica, een strategie om gebouwen energiezuinig te maken. De eerste stap daarin is de vraag naar energie beperken. "Alles wat niet hoeft, doen we niet", zegt Arnold Baas, teamleider Energie bij Lidl. "Als producten niet gekoeld hoeven te worden, doen we dat ook niet. Op deze en andere manieren willen we koploper zijn in energiebesparing."
Zo gaat u aan de slag
Controleer welke rapportageplicht u heeft
Vul het stappenplan in om te bepalen welke overheidsorganisatie voor u de milieuregels bepaalt en welke plichten voor u gelde. Geldt de informatieplicht? Dan geeft het stappenplan ook aan met welke Erkende Maatregelenlijst (EML) u hieraan kunt voldoen.
U kunt naast het stappenplan ook de Wetchecker Energiebesparing invullen. Dit is handig als u meerdere locaties heeft, en voor de locaties sneller wil bepalen welke wetten en plichten gelden. Bent u de eigenaar van een gebouw met huurder(s)? Kies dan in de Wetchecker bij uw bedrijfsactiviteit voor 'dienstverlening'. En vervolgens 'verhuur en handel van onroerend goed'.
U voert alle maatregelen uit met een terugverdientijd van 5 jaar of minder
Het is aan het bevoegd gezag om te bepalen of u hiermee voldoet aan de energiebesparingsplicht. De terugverdientijd bepaalt u volgens de terugverdientijdmethodiek.
U voert alle toepasselijke erkende maatregelen (EML-systematiek) uit
De Erkende Maatregelenlijsten (EML) bevatten maatregelen die meestal een terugverdientijd hebben van 5 jaar of minder. Voor elke toepasselijke erkende maatregel die u niet uitvoert, moet u een gelijkwaardige of betere maatregel nemen. Deze alternatieve maatregel moet net zo veel of meer energie besparen als de erkende maatregel.
U voert niet alle toepasselijke erkende maatregelen uit
Heeft u toch niet alle toepasselijke erkende maatregelen of een minimaal gelijkwaardig alternatief uitgevoerd? En gaat u dit ook niet doen? Dan moet u alsnog alle energiebesparende maatregelen uitvoeren, die voor uw specifieke situatie een terugverdientijd hebben van 5 jaar of minder.
De EML-systematiek is niet altijd van toepassing
Locaties van bedrijfstakken waarvoor het Rijk de milieuregels bepaalt (met een milieubelastende activiteit uit afdeling 3.3 tot en met 3.11 van het Bal) én met een jaarlijks energiegebruik vanaf 10 miljoen KWh elektriciteit of 170.000 m3 aardgas(equivalent) hebben een onderzoeksplicht energiebesparing. Voor deze locaties geldt de EML-systematiek niet.
Om het energiegebruik te bepalen voor de ondergrens moet worden gekeken naar het gezamenlijke energiegebruik van de activiteiten én de gebouw(en) op een locatie. Dit geldt voor de energiebesparingsplicht uit het Bal én voor de energiebesparingsplicht uit het Bbl.
- Het gaat om het jaarlijkse energiegebruik uit het meest recente representatieve jaar. Had u in een jaar bijvoorbeeld een productiestop? Dan is dat jaar niet typerend voor uw energiegebruik. Neem dan het energiegebruik van het jaar waarin de productie steeds doorging.
- Het energiegebruik is inclusief de zelf-opgewekte en -ingekochte (hernieuwbare) energie. (Zelf-opgewekte) energie die niet zelf wordt gebruikt maar wordt doorverkocht, telt niet mee. Dit geldt ook voor restwarmte.
- Elektriciteit of brandstof die u gebruikt voor voertuigen die zich buiten uw locatie bewegen, telt niet mee. Heeft u bijvoorbeeld een laadpaal voor elektrische auto’s? Dan telt alleen het elektriciteitsgebruik mee van voertuigen die op de locatie blijven. Bijvoorbeeld heftrucks.
- Het gaat om energiegebruik. Energiedragers die als grondstof worden gebruikt, tellen niet mee. Denk aan aardgas om kunstmest te produceren.
- Staat er een woning op uw locatie? Dan telt het energiegebruik hiervan niet mee. Heeft u geen tussenmeter voor uw woning? Op de website van Milieu Centraal vindt u gemiddelde jaargebruiken voor verschillende type woningen.
- Gebruikt u een warmte-koudeopslaginstallatie (WKO) of een gemeenschappelijk koudenet voor uw koudevraag? Of een WKK-installatie of een ketel om warmte en/of elektriciteit op te wekken? Bekijk dan ook de veelgestelde vragen informatieplicht hierover op de energiebesparingsplichtpagina.
Aardgasequivalent en omrekenwaarden
Een aardgasequivalent is de hoeveelheid kubieke meter (Nm3) aardgas die bij verbranding evenveel warmte oplevert als een bepaalde hoeveelheid van een andere energiedrager. 1 GJ ingenomen (stads)warmte komt bijvoorbeeld overeen met 31,6 Nm3 aardgasequivalent. De omrekenwaarden voor andere energiedragers vindt u in de tabel hieronder.
Energiedrager | Eenheid energiedrager in aeq | 25.000 Nm3 aeq = | 170.000 Nm3 = |
---|---|---|---|
Warmte (stadsverwarming, stoom) | 1 GJ = 31,6 Nm3 | 791 GJ | 5.380 GJ |
Huisbrandolie | 1 liter = 1,20 Nm3 | 20.833 liter | 141.667 liter |
Stookolie | 1 ton = 1.300 Nm3 | 19,2 ton | 130,8 ton |
Steenkool | 1 ton = 925 Nm3 | 27 ton | 183,8 ton |
Vloeibaar propaan | 1 liter = 0,73 Nm3 | 34.247 liter | 232.877 liter |
LPG | 1 liter = 0,95 Nm3 | 26.316 liter | 178.947 liter |
Diesel | 1 liter = 1,13 Nm3 | 22.124 liter | 150.443 liter |
Benzine | 1 liter = 1,04 Nm3 | 24.038 liter | 163.462 liter |
Droog hout | 1 kg = 0,48 Nm3 | 52.083 kg | 354.167 kg |
1 m3 niet-Gronings aardgas =X m3 aeq X=onderste verbrandingswaarde aardgas (MJ/m3)/31,65 MJ/m3 |
25.000 / X | 170.000 / X |