Veelgestelde vragen MOOI: subsidie en subsidiabele kosten
Hieronder vindt u de veelgestelde vragen over de subsidiabele kosten van de MOOI.
Subsidiabele kosten zijn kosten die in aanmerking komen voor subsidie (op basis van het steunkader). Of u er nu daadwerkelijk subsidie voor aanvraagt, is daarbij niet van belang. Deze kosten voert u op in de begroting.
Dat mag alleen als deze kosten uitkomen op € 25.000 of meer subsidie. Dit is met toepassing van het geldende subsidiepercentage. Dit is de ondergrens die de MOOI-regeling stelt.
De reden hiervoor is dat een consortium slagvaardig moet zijn. Het gaat erom dat deelnemers een significante (veelbetekenende) bijdrage leveren aan het project. En dat dit van toegevoegde waarde is voor het eindresultaat. Een partij kan een kleine, maar voor het project essentiële bijdrage leveren. Zeker de deelname van overheden (gemeente/provincie die geen subsidie mag ontvangen) kan waardevol zijn als belanghebbende.
Leveren partijen geen relevante bijdrage en gelden ze als opvulling van het consortium? Dan werkt dat negatief door in de beoordeling. Namelijk op de rangschikkingscriteria 'kwaliteit van het samenwerkingsverband' en 'kwaliteit van het project'.
Een partij die in 'in-kind' (in natura, dus niet met geld) bijdraagt aan het project moet een verklaring opstellen. Hierin staan de kosten die deze partij maakt gedurende de looptijd van het project. Hiervoor geldt dat:
- deze partij geen subsidie aanvraagt;
- de kosten wel bij de totale subsidiabele projectkosten (de kosten die in aanmerking komen voor subsidie) mogen worden worden opgeteld;
- deze partij meetelt bij de beoordeling van het samenwerkingsverband.
Deze partij moet de verklaring op eigen briefpapier opstellen. Die moet een gemandateerde (bevoegde persoon) van deze partij ondertekenen. Hierin moet minimaal staan:
- het bedrag van de in-kind bijdrage;
- een toelichting op de activiteiten;
- een toelichting op de reden dat deze partij deelneemt aan het project zonder subsidie.
De verklaring moet u met de aanvraag meesturen. Ontbreekt deze verklaring bij de aanvraag? Dan betekent dit dat de aanvraag onvolledig is. We kunnen die niet beoordelen en wijzen de aanvraag daarom af.
Gedurende de looptijd van het project moet deze partij een correcte en overzichtelijke administratie bijhouden. Daarin staan de uren en gemaakte en betaalde kosten voor ieder resultaat. Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie aan het eind van het project stuurt deze partij een verantwoording mee. Daarin staan de resultaten en kosten.
Nee, dat mag niet. Het staat partijen die geen subsidie willen of kunnen aanvragen, wel vrij om aan het project deel te nemen. Maar dit kan alleen als ze met toepassing van het geldende subsidiepercentage zouden uitkomen op € 25.000 subsidie of meer. Dit is de ondergrens van de MOOI-regeling.
Een voorwaarde voor een project is dat er minimaal € 2 miljoen aan totale subsidiabele kosten (kosten die in aanmerking komen voor subsidie) zijn. We stimuleren daarmee aanvragen die voldoende massa hebben. Samenwerkingsverbanden zetten daarmee flinke stappen. En we voorkomen hiermee een gefragmenteerde (verdeelde) inzet van publieke innovatiemiddelen.
Let op: het doel van de MOOI-regeling is niet een zo groot mogelijk consortium. Een consortium moet wel slagvaardig zijn. Het gaat er om dat deelnemers een aanzienlijke bijdrage leveren aan het project. Dit moet van toegevoegde waarde zijn voor het eindresultaat.
Als partijen niet flink bijdragen, dan werkt dat negatief door in de beoordeling. De rangschikking is dan lager op 'kwaliteit van het samenwerkingsverband' en 'kwaliteit van het project'. Alleen 'opvulling' van het consortium is niet wenselijk.
Heeft uw buitenlandse onderneming geen vaste inrichting of dochteronderneming in Nederland? Dan krijgt deze onderneming geen subsidie.
Heeft u een buitenlandse partner die wel activiteiten uitvoert in uw project? Dan mag u de kosten wel meenemen als subsidiabele kosten (kosten die vallen onder de subsidie). Uw buitenlandse partner is in dit geval een 'in-kind deelnemer'.
Het staat partijen die geen subsidie willen of kunnen aanvragen vrij om aan het project deel te nemen. Wanneer zij activiteiten uitvoeren in het project, mogen de kosten meegenomen worden als subsidiabele kosten (kosten die in aanmerking komen voor subsidie) in de begroting. Maar dit kan alleen als ze met toepassing van het geldende subsidiepercentage uitkomen op € 25.000 subsidie of meer. Dit is de ondergrens van de MOOI-regeling. Let op: het doel is niet om een zo groot mogelijk consortium te realiseren.
Ja, dat mag. Het kan voor het project van toegevoegde waarde zijn.
Volgens de Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR) krijgen geen subsidie:
- Rijksoverheid
- provincies
- gemeentes
- openbare lichamen
Waterschappen mogen wel subsidie krijgen.
Zijn de projectactiviteiten van provincies, gemeenten of andere overheden 'wettelijke taken'? Dan moeten we de bijdrage misschien verrekenen door de staatssteunregels. Zijn het 'niet-wettelijke taken'? Dan zien we het bestuursorgaan voor die activiteiten als onderneming. De bijdrage hoeven we dan niet te verrekenen. Meer leest u hierover in hoofdstuk 5.7 van de handleiding MOOI.
Subsidiabele kosten zijn kosten die volgens het steunkader in aanmerking komen voor subsidie. Het maakt daarbij niet uit of u er daadwerkelijk subsidie voor aanvraagt of niet. U mag deze kosten opvoeren in de begroting. Dat mag alleen als deze partij met het geldende subsidiepercentage uitkomt op € 25.000 subsidie of meer. Dit is de ondergrens van de MOOI-regeling.
- Woningcorporaties beschouwen we als ondernemingen. Zij kunnen daarom subsidie aanvragen.
- Organisaties die volgens de Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR) geen subsidie mogen krijgen, zijn:
- Rijksoverheid
- provincies
- gemeentes
- openbare lichamen
Voeren deze partijen activiteiten uit in het project? Dan mag u de kosten wél meenemen als subsidiabele kosten.
Ja, dat mag. Onderzoeksorganisaties kunnen geld krijgen van gemeenten, provincies, waterschappen en openbare instellingen (als ze rechtspersoon zijn). Die eigen bijdrage mag zijn voor:
- onderzoek en ontwikkeling
- niet-economische overige projectactiviteiten
Voor subsidies van de Rijksoverheid geldt dat onderzoeksorganisaties hiermee hun eigen aandeel in de projectkosten kunnen financieren. Het moet gaan om een bijdrage van een minister voor algemene exploitatie- en investeringskosten. Ook moeten de voorwaarden van de beschikking deze activiteiten toestaan. Voor onderzoek en ontwikkeling is dat het geval. Voor overige niet-economische projectactiviteiten is dat geen gegeven.
Andere subsidies van de Rijksoverheid brengen we in mindering op de MOOI-subsidie.
Er is geen verschil in subsidiepercentage als het gaat om niet-economische activiteiten. Voor de niet-economische activiteiten (IO en EO) en de overige niet-economische projectactiviteiten is het percentage 80% voor een onderzoeksorganisatie.
Overige projectactiviteiten van ondernemingen beschouwen we altijd als economisch van aard. Overige projectactiviteiten van onderzoeksorganisaties kunnen ook economisch van aard zijn.
Ondernemingen en onderzoeksorganisaties kunnen ook subsidie krijgen voor deze overige economische projectactiviteiten. U moet dan een getekende de-minimisverklaring meesturen.
Voert een onderzoeksorganisatie economische activiteiten uit? Dan moet u aangeven welke omvang deze organisatie heeft: klein, middelgroot of groot. Dit bepaalt of het subsidiepercentage 60%, 50% of 40% is.
Voor onderzoeksorganisaties geldt een beperking voor subsidie voor overige niet-economische activiteiten. Alleen de brede verspreiding van onderzoeksresultaten op een niet-exclusieve en niet-discriminerende basis kunnen subsidie krijgen. Andere overige projectactiviteiten beschouwen we als economisch van aard.
Wilt meer informatie over de definities van IO, EO en overige projectactiviteiten? Deze vindt u in paragraaf 5.2.3 t/m 5.2.5 van de handleiding MOOI.
Er zijn geen harde grenzen aan de omvang van eventuele uitbesteding van activiteiten. Toch mag u het project niet volledig uitbesteden. Dit is omdat inhuur van derden niet telt als daadwerkelijke samenwerking voor eigen rekening en risico.
De mate van uitbesteding raakt dus de kwaliteit van de samenwerking. Voor sommige taken kan uitbesteding voor de projectkwaliteit de beste optie zijn. Er moet altijd sprake blijven van een evenwichtige en kwalitatief goede samenwerking tussen meer projectpartners. Dit geldt voor het hele project.
Per deelnemer is er dus geen grens. Voor sommige deelnemers kan een substantiële (niet geringe) uitbesteding goed zijn. Het is belangrijk om altijd goed te motiveren waarom u hiervoor kiest. Waarom is dit in de ogen van het consortium de beste optie?
De subsidie voor overige projectactiviteiten is maximaal 5% van de totale subsidiabele kosten van het MOOI-project.
En het is niet meer dan € 350.000 per MOOI-project. En niet meer dan € 300.000 per onderneming, want dit is de maximale vrijstelling bij de de-minimisverordening.
- Ministerie van Klimaat en Groene Groei