(Een tractor rijdt door een wei. Beeldtitel: Gezamenlijk Belang, diergezondheid in de veehouderij. Johan Mostert:)
RUSTIGE MUZIEK
JOHAN MOSTERT: Zodra het weer eind september, oktober wordt zodra de vogeltrek is en ik hoor de vogels betekent dat voor mij wel: risico vogelgriep.
(Een boerenbedrijf vanuit de lucht.)
Je weet gewoon niet wat ze bij zich kunnen hebben.
(Een tractor rijdt over een smalle landweg.)
We zijn hier in 1990 gestart en we hebben altijd hier naar volle tevredenheid ons werk kunnen doen.
In 2003, meen ik, toen kwam de vogelgriep in Barneveld.
Maar dat was voor je gevoel een ver-van-je-bedshow.
TEUS KREUGER: In 2003 werden we totaal verrast.
Er waren wel draaiboeken, maar ze moesten nog afgestoft worden.
Dus er gingen nogal wat dingen niet helemaal goed in het begin.
En het brak ook nog uit midden in het centrum van de pluimveehouderij.
En daardoor kon het virus zich veel meer verspreiden dan gewenst was.
Daarna zijn de draaiboeken steeds beter geworden.
En nu door de monitoring, die veel stringenter is opgezet vinden we wat, dan hebben we het in het algemeen weer snel onder controle.
Ook bij uitbraken met hoog pathogeen die we de afgelopen jaren wel verschillende keren gekend hebben dan bleef het gelukkig bij enkele bedrijven.
(Teus zet een doos in een auto. Eenden drinken water.)
MOSTERT: Ik had wat eenden die niet helemaal fit waren.
De volgende morgen werden dat er al meer.
Ik had er toen een paar weggebracht naar mijn dierenarts.
Ik kwam tegen het avondeten nog een keer in de stal.
Dat werd gewoon steeds erger.
Toen heb ik mijn dierenarts weer gebeld en die zei ook: Ik kom wel kijken.
Toen was hij er ook niet zo gerust meer op.
En toen zei hij ook: Het is misschien toch goed om de NVWA in te seinen.
Dan wordt het zogenaamde specialistenteam ingeschakeld.
Dat is een dierenarts van de NVWA een dierenarts pluimvee van de Gezondheidsdienst en ik als practicus.
Als we dan maar iets van twijfel hebben, dan nemen we zowel swabs als bloedmonsters.
En die worden dan zo snel mogelijk naar Lelystad gebracht.
Binnen acht uur hebben we een voorlopige uitslag.
MOSTERT: Ik had het nooit kunnen denken dat vogelgriep nog een keer zo'n bedreiging zou worden voor ons bedrijf.
(In een laboratorium staat)
EEFKE WEESENDORP: Op het moment dat er bij een bedrijf een uitbraak is van vogelgriep, dan gaan we ook typeren.
Wat is dat voor virus? Hoe zitten die genetisch in elkaar?
Dan kunnen we vervolgens ook zien hoe zijn bepaalde uitbraken gerelateerd aan elkaar.
Of zien we het virus weer terug in bijvoorbeeld wilde dieren.
Het is voor de sector van belang om verspreiding tegen te gaan.
En onze analisten staan dus 24 uur per dag klaar om die resultaten zo snel mogelijk bij de NVWA en de veehouder te krijgen.
(Johan loopt tussen z'n eenden.)
MOSTERT: De dieren die weggehaald worden, die worden vergoed.
Dat wordt ook gewoon netjes gedaan.
Maar je hebt natuurlijk wel je vervolgschade.
Volgens het protocol mag je een dag of zestig geen dieren houden.
Zodra er een vogelgriepuitbraak is dan is Nederland de status 'vogelgriepvrij' kwijt.
En in al die tijd zijn er dus producten die niet geëxporteerd mogen worden.
Daar wordt dus eigenlijk de hele sector toch wel mee geschaad.
RUTH BOUWSTRA: Eigenlijk zijn er drie routes waarin je tot een verdenking kunt komen van vogelgriep.
Dat is via een ziekte op het bedrijf zelf.
Dat is op basis van de reguliere monitoring.
En dat is in de derde plaats op basis van het insturen van dieren waar je niet een andere diagnose kunt stellen en denkt: het kan ook nog vogelgriep zijn.
Zelfs als wij maar lichte twijfel hebben dan kan ik swabs nemen, insturen om het uit te sluiten.
En dat kost de pluimveehouder op dat moment geen geld, dat onderzoek.
Dat wordt ook betaald vanuit het Diergezondheidsfonds.
Eigenlijk is er een systeem dat voor iedereen beschikbaar is dat ook voor het collectief ervoor zorgt dat je je gezondheidsstatus kunt waarborgen en daarmee ook laagdrempelig veel informatie uit het veld kunt verzamelen.
(Een onderzoeker heeft een orgaan van een eend in een potje gedaan. Een koe staat te kauwen.)
INGETOGEN MUZIEK
KREUGER: In ons gebied hebben wij 18 jaar geleden mond-en-klauwzeer gehad.
Rundvee is daar volop getroffen.
Er werd gevaccineerd om het virus tegen te houden maar door allerlei handelsafspraken kon je dan de producten niet meer kwijt.
Dus al die dieren die gevaccineerd zijn hebben er wel voor gezorgd dat het virus uiteindelijk stopte maar al die dieren moesten daarna ook afgevoerd worden.
En de veehouders raakten hun complete veestapel kwijt.
(Koeien lopen een wei uit.)
FRANK POST: Als sterk exporterend land hebben we een probleem als onze melkproducten niet meer geëxporteerd mogen worden.
Dat geeft grote schade voor onze melkverwerkers.
En de melkverwerkers zijn grotendeels coöperatieven in Nederland.
Dus dat heeft grote gevolgen voor ons allemaal.
(Een vrouw doet een hok open.)
Wij hebben een kleine 140 melkkoeien en 70 à 80 stuks jongvee.
Gelukkig hebben we hier op het bedrijf nog nooit een besmettelijke ziekte meegemaakt.
Eerder dacht ik weleens: het is ook je eigen schuld.
Of: je kunt ook wel opletten. Ziektes komen niet vanzelf.
Soms komen dus ziektes wel vanzelf. Je voorkomt niet alles.
Veehouders zien het ook echt niet.
Het zijn natuurlijk allemaal ziektebeelden die zo weinig voorkomen, die herken je niet.
Daarom is die veearts dan ook van belang.
Die zou dat in ieder geval sneller moeten herkennen.
En als die twijfelt, overlegt hij het wel met de Gezondheidsdienst of de NVWA.
En die zullen die ziektebeelden goed moeten kennen.
(Frank stapt een stal in.)
Monitoring in de melk, monitoring aan de slachtlijn en de veearts die meldingen doet.
Er moet een partij zijn die dat monitort en uitvoert en er toezicht op heeft.
(In de stal staan koeien.)
GELOEI
BOUWSTRA: De belangrijkste doelen van de monitoring zijn het opsporen van ziektes, die grote consequenties hebben voor de veehouderij.
Daarnaast houden we een oog op de trends en ontwikkelingen van bepaalde dierziektes.
En we proberen nieuwe dierziektes zo snel mogelijk op te sporen.
Als belangrijkste voorbeeld daarvan over de afgelopen jaren kennen we het Schmallenbergvirus.
Dat is in 2012 ontdekt hier in Nederland.
Na infectie werden er misvormde kalveren en lammeren geboren.
Als we terugkijken in onze diergezondheidsmonitoring dan zien we dat daar al signalen werden opgepikt dat er iets mis was bij de melkkoeien in Nederland.
POST: En als je een Diergezondheidsfonds hebt moet je dus ook aan monitoring doen. Dat hoort ook bij elkaar.
Uiteindelijk is elk pluimveebedrijf wel een risicobedrijf.
Er loopt pluimvee en er kan gewoon ook vogelgriep uitbreken.
Dus vanuit dat oogpunt is het gewoon heel goed dat het Diergezondheidsfonds er is.
KREUGER: Ik denk dat iedere sector wil dat zijn eigen sector beschermd is tegen grote uitbraken.
In ieder geval zorgt voor een degelijke schadevergoeding.
Als je iets voor het collectief hebt georganiseerd dan moeten alle betrokken partijen ook continu blijven investeren in verbetering.
En efficiënt blijven uitvoeren van de dingen die je doet.
POST: En dan kun je lang discussiëren over de hoogte van de verzekeringspremie en welke diensten ervoor geleverd moeten worden.
Maar even terug naar de basis: ik ben blij dat we een Diergezondheidsfonds hebben dat een risico afdekt dat je niet kunt dragen.
Zo simpel is het.
(Het Nederlandse wapenschild met daarnaast: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Het beeld wordt donkerblauw met wit. Beeldtekst: Gezamenlijk Belang, diergezondheid in de veehouderij. Ga voor meer informatie naar rvo.nl/diergezondheidsfonds.)