Uitvinden in dienstverband
Hoe is het geregeld voor uitvinders in dienstverband en werknemers in dienstverband die een uitvinding doen? Aan wie komt de uitvinding toe: aan de werknemer of de werkgever? En heeft de werknemer recht op extra beloning?
Voor de zelfstandige uitvinder is het duidelijk: hij vraagt octrooi aan, zijn naam komt als aanvrager én als uitvinder op het octrooi te staan en alle opbrengsten komen aan hem toe.
Afspraak in arbeidsovereenkomst is richtlijn
Werkgever en werknemer kunnen schriftelijk afspraken vastleggen over wie het octrooi toekomt wie het recht heeft octrooi aan te vragen als de werknemer de uitvinding doet. Vaak staat in een arbeidscontract een afstandsclausule, waardoor élke uitvinding van de werknemer toekomt aan de werkgever. Hierdoor is het voor werkgever en werknemer duidelijk aan wie het recht op octrooi toekomt en worden geschillen hierover voorkomen.
Aard van betrekking beslissend
Mochten er geen afspraken zijn gemaakt, dan is de aard van de betrekking beslissend. Die blijkt uit de functie-omschrijving, feitelijke werkzaamheden, personeelsdossier enzovoort. Als de aard van de betrekking met zich meebrengt dat de werknemer uitvindingen kan doen, dan zegt de Rijksoctrooiwet 1995 dat de werkgever het recht heeft octrooi aan te vragen voor de uitvinding.
Uitzonderingen
Op deze hoofdregel zijn uitzonderingen:
- Als de aard van de betrekking niet met zich meebrengt dat een werknemer uitvindingen doet, kan het zo zijn dat de werknemer het recht heeft octrooi aan te vragen. Maar niet altijd: als bijvoorbeeld een schilder in loondienst een handige kwast uitvindt, heeft hij misschien gebruik gemaakt van de kennis die hij in dienstverband heeft opgedaan. Dan is het recht octrooi aan te vragen voor de werkgever.
- Als een uitvinder in dienstverband een uitvinding doet op een ander gebied dan waarvoor hij is aangenomen, komt hem ook het recht octrooi aan te vragen. Maar ook in dit geval zijn er uitzonderingen.
Vragen over Octrooien?
Bel 088 042 40 02
- Ministerie van Economische Zaken