Installaties goed inregelen
Goed ingeregelde klimaatinstallaties helpen om een goed binnenklimaat te realiseren met zo min mogelijk energiegebruik. Bij veel klimaatinstallaties is hiermee eenvoudig winst te behalen. Door goed in te regelen kan het energiegebruik met 10-15% dalen. Dit is afhankelijk van de soort installatie en het gebruikersgedrag.
Goed inregelen gaat over waterzijdige -en luchtzijdige balancering en over de instellingen.
Waterzijdig inregelen (WZI)
Net als luchtzijdig inregelen is waterzijdig inregelen (WZI) essentieel voor het goed functioneren van koel- en verwarmingsinstallaties. Voordelen zijn:
- verbetering van comfort minder klachten en gebruikers
- minder klachten van gebruikers
- kostenvoordeel door energiebesparing
De herziene EPBD regeling vereist dat een verwarmingsinstallatie in woningen en utiliteitbouw hydraulisch in balans (waterzijdig ingeregeld) moet zijn. Dit is vereist:
- na vervanging van de warmteopwekker(s) of
- wanneer 1/3 van de afgiftelichamen (meestal radiatoren) wordt geplaatst, vervangen of verbouwd.
Als de installatie al waterzijdig ingeregeld was, of voorzien is van andere mechanismen voor hydraulische balans is herhaling hiervan niet nodig. Denk daarbij bijvoorbeeld aan apparatuur voor dynamische hydraulische balancering.
Hydraulisch balanceren (waterzijdig inregelen) is niet mogelijk en hoeft niet te worden uitgevoerd als:
- een verwarmingssysteem niet beschikt over een flowregeling bij ieder(e) radiator/afgiftelichaam;
- en dat dit ook niet geplaatst wordt (vrijwillig of vanwege de eis om in iedere ruimte een thermostatissche regeling te hebben).
Optimaliseren van volumestromen
WZI is het optimaliseren van de volumestromen naar radiatoren, zodat naar elke radiator op de juiste snelheid de juiste hoeveelheid water stroomt die nodig is om de ontwerptemperatuur in de ruimte te realiseren. Dit wordt bereikt door de installatie te voorzien van inregelafsluiters op elke cv-groep en de radiatoren van instelbare thermostatische radiatorkraan (TRK) en een instelbaar voetventiel. Deze voorzieningen dienen dan wel ingesteld te worden.
In de markt zijn ook zelfinstellende inregelvoorzieningen te verkrijgen. Deze zijn iets duurder, maar het inregelen wordt er wel gemakkelijker door. Het waterzijdig inregelen van een installatie moet worden uitgevoerd door een partij met kennis van zaken.
Instellingen verbeteren
Na het waterzijdig en luchtzijdig balanceren, volgt de volgende stap: uw installatie voorzien van de juiste instellingen. Denk bijvoorbeeld aan het:
- opwarmgedrag van de installatie en de gekozen setpoints. Als een kantoorgebouw om 08:00 open gaat mag de binnentemperatuur om 08:00 best lager dan zijn dan de ingestelde 20°C als de mensen toch wat later aanwezig zijn.
- uitschakelgedrag van de installatie. Door dit goed te programmeren kan energie bespaard worden. Is afwezigheid (weekend, vakantie –en vrije dagen) goed geprogrammeerd?
- timen van de vrijgave van de koelmachine/ketel. Doe dit niet te vroeg in verband met het tegengaan van gelijktijdig verwarmen en koelen.
Weerafhankelijk inregelen
De instelling van een klimaatinstallatie moet goed aansluiten bij de werkelijke koude- en warmtebehoefte. Dit wordt meestal gedaan met behulp van een weerafhankelijke regeling, waarbij wordt aangegeven hoeveel warmte of koude een installatie moet produceren bij welke buitentemperatuur. Een deskundige kan de weersafhankelijke regeling van de cv-installatie juist instellen.
In het voor- en najaar gebeurt het nog wel dat er in de ochtend flink verwarmd wordt en in de middag gekoeld moet worden. Deze energieverspilling kan worden tegengegaan door gebruik te maken van regelaars die gebruikmaken van de weersvoorspelling. Deze zorgen ervoor dat er niet meer warmte/koude aangemaakt wordt dan strikt noodzakelijk.
Aandachtspunten
Als u de installatie opnieuw laat inregelen, houd dan rekening met de volgende aandachtspunten:
- integrale benadering: Kijk bij het (opnieuw) inregelen en instellen niet alleen naar de specifieke probleemruimtes, maar naar het effect voor het hele gebouw. Zo bespaart de HR-ketel bij het instellen van te hoge temperaturen geen gas meer. Bij een cv-installatie met een warmtepomp en gasketel zijn de juiste instellingen nog kritischer, omdat de warmtepomp niet werkt als de gevraagde temperaturen te hoog zijn.
- benut beschikbare warmte in en om het gebouw: Plaats de temperatuurmeter op een goede plaats in het gebouw, zodat er maximaal gebruik kan worden gemaakt van de interne warmtelast (gratis warmte van mensen, computers, verlichting). Als er gekoeld moet worden, maak dan eerst gebruik van de buitenlucht als deze kouder is dan de binnentemperatuur.
- voorkom gelijktijdig verwarmen en koelen: stel een dode band (geen actieve verwarming, geen actieve koeling) van 4-5 °C in tussen warmingsmodus en de koelmodus van de installatie
- verbeter de regelbaarheid van warmte/koude: stel de stooklijn van de luchtbehandeling 's winters lager in dan gebruikelijk (max. 18°C inblazen) en de koellijn in de zomer hoger (20°C inblazen). Is er in de ruimte naverwarming of koeling, dan kan men de temperatuur ter plekke verder naar behoefte inregelen. Bij een centrale koeling kiest u voor de gemiddeld beste inblaastemperatuur.
Optimaliseren met FCIB
Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) ondersteunt rijksdiensten om het klimaat van gebouwen bij een laag energieverbruik zo comfortabel mogelijk te maken. Hiervoor heeft het RVB het basispakket ‘Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven van de klimaatinstallaties (FCIB)’ ontwikkeld.
De maatregelen uit dit basispakket leveren onder meer een energiebesparing van 10-15% per gebouw op en een beter binnenklimaat.
In 4 stappen
Na het waterzijdig en luchtzijdig balanceren, volgt het juist instellen van uw installaties. Dat doet u door 4 stappen te doorlopen. Bekijk hiervoor de pagina In 4 stappen uw klimaatinstallatie goed inregelen.
Meer weten?
Energy Performance of Buildings Directive (EPBD III) (herziene EPBD-regeling)