Voorwaarden bedrijfsmiddelen met een doelvoorschrift
Op de Milieulijst staan verschillende bedrijfsmiddelen omschreven. Er is een verdeling gemaakt tussen 'bedrijfsmiddelen met een middelvoorschrift' en 'bedrijfsmiddelen met een doelvoorschrift'.
Op deze pagina vindt u meer informatie over deze indeling. En de aanvullende voorwaarden waaraan u moet voldoen bij bedrijfsmiddelen met een doelvoorschrift.
Doel- en middelvoorschriften
Bij de meeste bedrijfsmiddelen op de Milieulijst staat een exacte beschrijving van doel, middel en werking. Deze 'bedrijfsmiddelen met een middelvoorschrift' staan in het eerste deel van de Milieulijst (paragraaf 2a).
Hiernaast zijn er 'bedrijfsmiddelen met een doelvoorschrift'. Deze staan in het tweede deel van de Milieulijst (paragraaf 2b). Hierbij staat alleen het te behalen doel omschreven: de te leveren prestatie is richtinggevend. Een exacte technisch beperkende omschrijving is met opzet achterwege gelaten. Dit geeft u meer keuzevrijheid bij het investeren in een milieuvriendelijker bedrijfsmiddel. Bovendien geeft deze werkwijze meer ruimte aan innovatie, want ook voor nieuwe ideeën is direct fiscale ondersteuning mogelijk.
U vindt de bedrijfsmiddelen door te zoeken in de Milieulijst. Dit kan online (met filteropties).
Controle melding en vooraf advies
Voor de bedrijfsmiddelen met een doelvoorschrift gelden enkele aanvullende voorwaarden. Bij de controle van een melding van een bedrijfsmiddel met een doelvoorschrift toetsen we of aan die voorwaarden is voldaan. Wilt u vooraf advies over de mogelijkheden binnen een doelvoorschriftcode op de Milieulijst? Maak dan gebruik van dit contactformulier.
Komt een bedrijfsmiddel met een doelvoorschrift naar aard, gebruik en toepassing overeen met een in paragraaf 2a omschreven bedrijfsmiddel met middelvoorschrift? Dan kunt u dit bedrijfsmiddel niet melden als bedrijfsmiddel met een doelvoorschrift.
Aanvullende voorwaarden doelvoorschriftcodes
Er zijn aanvullende eisen die voor alle bedrijfsmiddelen met een doelvoorschrift gelden. Deze staan in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV, artikel 2 lid 101 en artikel 36 lid 5). Wilt u meer weten over de AGVV? Ga dan naar Officiële bekendmakingen - MIA\Vamil.
De belangrijkste eis is dat met het bedrijfsmiddel een aanzienlijk betere milieuprestatie wordt behaald dan wat gangbaar is in de branche. Een bedrijfsmiddel met een doelvoorschrift moet gericht zijn op milieubescherming in Nederland. Hieronder vindt u een toelichting op de meest belangrijke artikelen uit de steunkaders.
Aanmerkelijk milieuvoordeel
De investering in een bedrijfsmiddel met een doelvoorschrift moet een ‘aanmerkelijk milieuvoordeel’ opleveren in relatie tot het investeringsbedrag. Dit betekent dat uw investering moet zorgen voor een flinke verbetering voor het milieu ten opzichte van wat gangbaar is in uw branche.
Bedrijfsmiddelen met een doelvoorschrift hebben het hoogst mogelijke niveau van milieubescherming dat in een gemiddeld en financieel gezond bedrijf met succes wordt bereikt. Dit is minimaal hoger dan het bevoegd gezag voorschrijft. Of dat verplicht is vanuit de Nederlandse wet- en regelgeving.
Investeert u in een bedrijfsmiddel met doelvoorschrift? En verwacht u dat binnen de geplande gebruiksduur een alternatief beschikbaar komt? Leidt dit alternatief tot een flink hoger niveau van milieubescherming? Dan komt uw investering alleen in aanmerking voor MIA\Vamil, als het bedrijfsmiddel niet concurreert met dit alternatief.
Referentie-investering
Om te bepalen of er sprake is van een aanmerkelijk milieuvoordeel ten opzichte van wat gangbaar is, moet de te beoordelen investering afgezet worden tegen een referentie-investering.
De referentie moet technisch vergelijkbaar zijn. Een vergelijkbare investering is een investering met dezelfde productiecapaciteit en alle overige technische kenmerken (met uitzondering van die kenmerken die rechtstreeks betrekking hebben op de extra investering voor de verhoging van het niveau van milieubescherming). Een dergelijke referentie-investering moet, uit zakelijk oogpunt, een geloofwaardig alternatief zijn voor de te beoordelen investering.
Steun is niet toegestaan als er geen referentie-investering is die aan de genoemde voorwaarden voldoet. Maar wanneer de kosten voor de milieu-investering binnen de totale investeringskosten als een afzonderlijke investering kunnen worden vastgesteld, hoeft er geen sprake te zijn van een referentie-investering. Dit gaat om bedrijfsmiddelen die geen ander doel dienen dan milieubescherming. Voorbeelden zijn end-of-pipe technieken, procesonderdelen die niet noodzakelijk zijn voor het proces zelf en bedrijfsmiddelen die helemaal nieuw zijn en volledig gericht zijn op milieubescherming.
Terugverdientijd
MIA\Vamil-steun is bedoeld om u tegemoet te komen wanneer u kiest voor een duurder milieuvriendelijk alternatief waardoor u meer kosten maakt dan iemand die in een gangbare techniek investeert. Wanneer u echter een investering doet die zich snel terugverdient, heeft u deze steun doorgaans niet nodig. Daarom is voor een aantal bedrijfsmiddelen een minimale terugverdientijd van 3 of 5 jaar als eis opgenomen. Te denken valt aan investeringen in vermindering van water- of grondstofverbruik (zoals code F 1200) en in recycling (zoals code F 1400).
Uitgesloten investeringen
De volgende investeringen in bedrijfsmiddelen met een doelvoorschrift komen niet in aanmerking voor de MIA\Vamil als ze (primair) gericht zijn op:
- bosbouw, energie, visserij of aquacultuur;
- landbouw (met uitzondering van investeringen in de bedrijfsmiddelen F 1100, F 1400, A 1401, F 1406, F 2605, F 2715 en F 4101);
- energiebesparing, brandstofproductie, duurzame energie of andere energievoorzieningen en energietoepassingen (tenzij in de omschrijving van het bedrijfsmiddel het produceren van brandstoffen expliciet wordt genoemd);
- besparing op grondstoffen in de vorm van brandstoffen of mest;
- een gebouw of andere voorziening voor het beschermen van apparatuur tegen weersinvloeden;
- automatisering met als doel arbeidskosten te besparen.
Kosten die in aanmerking komen
Twee criteria zijn bepalend voor de vraag welke kosten in aanmerking komen:
- Welke onderdelen van de investering komen volgens de (code)omschrijving in aanmerking en wat zijn de kosten daarvan?
De omschrijving in de Milieulijst stelt voor de meeste bedrijfsmiddelen met een doelvoorschrift dat elke (aanpassing van) apparatuur in aanmerking komt die technisch noodzakelijk is voor het bereiken van het milieuvoordeel.
- Wat is de maximale steun die u vanuit de MIA\Vamil mag ontvangen?
De hoeveelheid steun die u vanuit de MIA\Vamil mag ontvangen, is afhankelijk van de hoogte van de in aanmerking komende kosten. De in aanmerking komende kosten zijn de bijkomende investeringskosten ten opzichte van een investering in een bedrijfsmiddel met een voor Nederland gangbare milieuprestatie (= referentie-investering).Hiervoor geldt dat een bepaald maximaal percentage van de meerkosten ten opzichte van de referentie-investering door MIA\Vamil mag worden ondersteund. Dit percentage is afhankelijk van het type investeringsproject en de omvang van de onderneming (zie ook paragraaf 2b punt 9 van de Milieulijst).
Maximaal steunpercentage
Investeringen t.b.v. recycling en hergebruik van afval van andere ondernemingen Overige investeringen t.b.v. het milieu Grote ondernemingen 35% 40% Middelgrote ondernemingen 45% 50% Kleine ondernemingen 55% 60% Opmerking: doe de Mkb-toets voor het onderscheid tussen grote, middelgrote en kleine ondernemingen.
Daarnaast is het belangrijk dat u binnen de grenzen van de staatssteun blijft. Onder de AGVV bedraagt de maximale staatssteun € 15 miljoen per investeringsproject (artikel 4, lid 1s).
Rekentool
U kunt met de rekentool het maximaal in aanmerking komende bedrag voor de MIA\Vamil bepalen, om binnen de staatssteungrenzen te blijven.
De uitkomst van deze berekening is indicatief. Dit betekent dat het niet zeker is of deze uitkomst klopt. Of investeringen in aanmerking komen voor de MIA\Vamil is namelijk van verschillende factoren afhankelijk. De belastinginspecteur van de Belastingdienst bepaalt dit uiteindelijk. Eén van die factoren is een eventuele terugverdientijd die bij bepaalde codes als extra eis is opgenomen. Hiermee bedoelen we de tijd die het kost om de kosten van de investering terug te verdienen.
Voor de berekening van de terugverdientijd zijn er 3 variabelen:
- De bijkomende investeringskosten (investeringskosten minus de kosten voor de referentie-investering);
- De extra jaarlijkse operationele lasten (niet zijnde financieringslasten/afschrijving) ten opzichte van de referentie-investering*;
- De extra jaarlijkse operationele baten ten opzichte van de referentie-investering.
Bij een terugverdientijd van 5 jaar geldt dan het volgende: de bijkomende investeringskosten plus 5 maal de extra operationele lasten minus 5 maal de extra operationele baten moeten meer dan € 0,- bedragen.
* De bijkomende investeringskosten en extra jaarlijkse operationele lasten worden vaak onderschat. Voorbeelden van hogere kosten zijn:
- onderzoekskosten;
- opleidingskosten;
- certificatiekosten;
- kosten om klanten te overtuigen van de betrouwbaarheid;
- kosten door testverliezen
- kinderziektes/opstartproblemen.
Vragen over de MIA/Vamil?
- Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat