Geschiedenis van octrooien in Nederland

Laatst gecontroleerd op:
20 augustus 2024
Gepubliceerd op:
30 maart 2011

Het verlenen van exclusieve rechten op innovaties is al duizenden jaren oud. Rond 600 v. C. werden er in de Griekse kolonie Sybaris in het zuiden van Italië bijvoorbeeld 1-jarige alleenrechten gegeven op originele en uitgewerkte culinaire recepten.

Vanaf de Middeleeuwen worden de woorden octrooi en patent gebruikt voor brieven waarin lokale vorsten privileges verlenen. Zo krijgt in 1421 een zekere Brunelleschi in Florence voor 3 jaar een octrooi op een soort schip waarmee zware bouwmaterialen, zoals marmer blokken, konden worden vervoerd. Maar er is pas sprake van een octrooiverordening in 1474. Dan heeft de stad Venetië een verordening die een privilege van 10 jaar toezegt aan 'alle uitvinders van nieuwe kunsten en machines, die een apparaat bouwden dat nog niet bestond en goed werkte'.

Eerste octrooien in Nederland

Vanaf 1581 zien we in de Verenigde Nederlanden dat de Staten-Generaal 'octrooien voor uitvindingen' verleent en registreert in de aktenboeken. Niet alleen de Staten Generaal geven octrooien uit, ook de afzonderlijke Provincies verleenden octrooien. In die tijd bestonden ook 'octrooien voor handels- en fabrieksmerken'. Bijvoorbeeld het recht om spelden op een groen stuk papier met de afbeelding van een engel te verkopen. 

Simon Stevin krijgt in 1584 en 1589 octrooi voor verbeterde watermolens. De straf op het maken van inbreuk stond in het octrooi omschreven: 1000 gulden, waarvan de helft voor Stevin was en de andere helft voor de gemeenschap. 

Nieuw, inventief en toepasbaar

Om een octrooi voor een uitvinding te krijgen, was het ook toen al belangrijk dat die uitvinding nieuw was. Het feit dat een vinding ergens in het buitenland al bekend was kon wel, als er maar in de Nederlanden een nieuwe industrie op gevestigd kon worden. Bijvoorbeeld voor het maken van pasta’s zoals macaroni.

Naast nieuwheid was het een eis om de geoctrooieerde uitvinding toe te passen in de praktijk. Men kreeg daar ongeveer een jaar voor. Dat was dan het moment dat de uitvinding openbaar werd, een begrip dat nog steeds bij octrooien voor uitvindingen hoort. Namaak (misbruik van het recht) kon worden bestraft, een octrooi kon ook vernietigd worden. Er was wel sprake van een zekere willekeur in de duur van de geldigheid: dat kon 2 jaar zijn, maar ook 15 of soms wel 50 jaar. Na afloop konden ze vaak nog verlengd worden.

Eén ding is zeker, octrooien functioneerden ook toen al als een economisch middel in veel landen. De vereisten en kosten voor verlening liepen nogal uiteen. Dat was afhankelijk van de verlenende instanties: van vorsten tot publieke organen.

Eerste octrooiwet

In 1817 kregen we in Nederland een eerste Octrooiwet. Daarin werd vastgelegd dat octrooien 5, 10 of 15 jaar geldig konden zijn. De kosten daarvoor konden oplopen tot 750 gulden, toen een hoog bedrag. De aanvrager moest een beschrijving van de uitvinding inleveren. Hieraan werden minder eisen gesteld dan tegenwoordig. De beschrijving werd openbaar op het moment dat de aanvrager het octrooi kwam 'lichten'. Dat wil zeggen zijn betaling deed en een gewaarmerkt afschrift kreeg. 

Afschaffing van de octrooiwet

In de loop van de 19e eeuw groeide in heel West-Europa de kritiek op het verlenen van octrooien. Men was van mening dat elke beschermende maatregel belemmerend werkte voor het vrije handelsverkeer. Men vond dat uitsluitende rechten lang niet altijd bevorderlijk waren voor het algemeen belang. Ook werd de praktijk van verlening bekritiseerd, omdat niet altijd duidelijk was waarom aanvragen verleend of geweigerd werden. In omringende landen pastte men daarom de octrooiwetten sterk aan, maar in Nederland werd in 1869 het octrooistelsel helemaal afgeschaft.

Na de afschaffing van de octrooiwet in 1869 bleven er grote meningsverschillen over het belang van een octrooistelsel voor de industriële ontwikkeling. Sommige bedrijven profiteerden, omdat ze nieuwe ontwikkelingen uit het buitenland straffeloos konden namaken in Nederland. Innovatieve bedrijven protesteerden juist, omdat hun innovaties werden nagemaakt. Ook nam de druk vanuit het buitenland toe. 

Internationale samenwerking

Het eind van de 19e eeuw stond in het teken van internationale samenwerking. De euforie over de industrialisering maakte dat men bereid was om over de eigen nationale grenzen heen te kijken. Tegen 1883 kwamen meer dan 140 landen bij elkaar in Parijs om te proberen de nationale wetten over industrieel eigendom (octrooien, merken, modellen, en dergelijke) te vergelijken en op één lijn te krijgen. In het beroemde Unieverdrag van Parijs van dat jaar werd onder andere afgesproken dat men in alle aangesloten landen het recht van voorrang zou erkennen.

Nederland had op dat moment geen octrooiwet. Toch ondertekende ook Nederland dit verdrag, voornamelijk vanwege andere wetten van intellectueel eigendom.

Octrooiwet 1910 en Europees Octrooiverdrag

Het duurde tot 1910 voordat er in Nederland weer een octrooiwet werd aangenomen: de Octrooiwet 1910. Deze trad in werking in 1912 en werd uitgevoerd door de Octrooiraad. Het aantal octrooiaanvragen in Nederland groeide gestaag. In de jaren '60 en '70 waren er aantallen van 14 tot 18.000.

De ondertekening van het Europees Octrooiverdrag in 1973 door 16 landen was een unieke gebeurtenis. Het verdrag trad in 1977 in werking in België, West-Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland. 

Vanaf 1 juni 1978 kon een uitvinder of fabrikant voor het eerst een octrooi krijgen voor een aantal Europese landen tegelijk. Dat aantal is inmiddels gegroeid tot 45 landen. Het aantal in Nederland ingediende nationale octrooiaanvragen daalde toen spectaculair. Het Europees Octrooibureau heeft vestigingen in München, Rijswijk, Berlijn en Wenen. 

Rijksoctrooiwet 1995

Het succes van het Europees Octrooibureau en de scherpe daling van het aantal in Nederland ingediende nationale octrooiaanvragen, was aanleiding tot een nieuwe wet: de Rijksoctrooiwet 1995. Binnen deze wet werd het mogelijk goedkoper en sneller octrooi te krijgen. 

Er werd een 6-jarig en een 20-jarig octrooi geïntroduceerd. Het 6-jarig octrooi werd zonder onderzoek naar de stand der techniek verleend. Bij het 20-jarige octrooi werd wel een onderzoek naar de stand der techniek gedaan, maar het octrooi werd verleend ongeacht de uitkomst van dat onderzoek. Zo werden kostbare discussies tussen aanvrager en verlenende instanties voorkomen. En hadden zowel de aanvrager als diens concurrenten zicht op de sterkte van het octrooi. De verleningstermijn en publicatie werden verkort tot 18 maanden.

Wijziging Rijksoctrooiwet 1995

Per 5 juni 2008 verdween het 6-jarig octrooi, omdat het ontbreken van een onderzoek naar de stand der techniek teveel rechtsonzekerheid oplevert. Alleen de 20-jarige octrooien zijn blijven bestaan.

Ook werd het vanaf 2008 mogelijk om een Nederlands octrooi in de Engelse taal aan te vragen. Alleen de conclusies moeten nog in het Nederlands worden ingediend. Dit verlaagt de vertaalkosten voor aanvragers die later een internationale aanvraag willen indienen.

Recente en toekomstige ontwikkelingen

Sinds 1 juni 2023 is er ook het unitair octrooi, dat de mogelijkheid biedt om in één keer in 17 landen tegelijk het Europees octrooi te laten gelden. 

Momenteel werken we aan een nieuwe Rijksoctrooiwet die van het Nederlands octrooi weer een getoetst octrooi zal maken. Dat sluit beter aan bij octrooisystemen in andere landen en biedt zowel de octrooihouder als diens concurrenten meer rechtszekerheid.

In opdracht van:
  • Ministerie van Economische Zaken
Bent u tevreden over deze pagina?