Veelgestelde vragen Topsector Energie-regelingen
Hier vindt u antwoorden op veelgestelde vragen over de topsector energie-regelingen.
Een deelnemer is een partij die meedoet aan een project door zelf activiteiten uit te voeren. Voor eigen rekening en op eigen risico. Of door een cash bijdrage te doen aan een andere deelnemer in het project die activiteiten uitvoert. Een derde partij die ingehuurd wordt en in opdracht activiteiten uitvoert (kosten derden op de begroting), telt niet mee als deelnemer. Alleen de deelnemers die zelf activiteiten uitvoeren voor eigen rekening en risico, komen in aanmerking voor subsidie.
Nee, dit is in geen enkele regeling van de Topsector Energie verplicht. In de tender TSE Industrie: Circulaire Economie krijgt u wel meer punten op het rangschikkingscriterium 'kwaliteit van het project'. Dit geldt echter alleen als een onderzoeksorganisatie een relevante bijdrage levert aan het project.
Ja, dit mag. Voor alle deelnemers aan het samenwerkingsverband die in aanmerking willen komen voor subsidie, geldt dat hun activiteiten ten goede moeten komen aan de Nederlandse economie. Voor ondernemers geldt ook nog dat deze onderneming een vaste inrichting of dochteronderneming in Nederland moet hebben.
Bij een vaste inrichting gaat het om:
- het duurzaam beschikken over personeel en technische middelen die noodzakelijk zijn voor het verrichten van bepaalde diensten;
- een voldoende mate van duurzaamheid om de voor haar eigen behoeften verrichte diensten te kunnen afnemen en ter plaatse te gebruiken;
- en een – wat personeel en technische middelen betreft – geschikte structuur om deze diensten te kunnen afnemen en ter plaatse te gebruiken.
Een postbus in Nederland is dus niet voldoende. Ook bij het begrip ‘dochteronderneming’ gaat het om duurzaam deelnemen aan het economisch leven.
Is een onderzoeksorganisatie deelnemer in uw project? Dan moet u een getekende samenwerkingsovereenkomst hebben voordat u het project start. U verklaart in eLoket dat u daarvan op de hoogte bent. Wij zullen die overeenkomst bij u opvragen. In deze samenwerkingsovereenkomst staan:
- Afspraken over de manier waarop u omgaat met de bijdrage in de kosten;
- Deling in de risico’s en uitkomsten;
- Verspreiding van de resultaten;
- Toegang tot en de regels voor de toewijzing van intellectuele eigendomsrechten.
Uw project mag starten nadat u uw subsidieaanvraag bij ons indient. Uiterlijk binnen 6 maanden na de datum van verlening moet het project starten.
Ligt de startdatum van het project vóór de dagtekening van de beschikking? Dan hebben wij de ondertekende samenwerkingsovereenkomst al tijdens de behandelperiode nodig. Let op: houd daar rekening mee bij de planning van uw project.
- Is de startdatum van het project gelijk aan de indieningsdatum? Dan vragen wij de getekende samenwerkingsovereenkomst op via uw aanvraag in eLoket. Gaat het om een tenderregeling? En ontbreekt de getekende samenwerkingsovereenkomst? Dan wijzen wij uw aanvraag af. U voldoet dan niet aan de verplichtingen van de subsidieregeling. Is de beoordeling van de subsidieaanvragen op volgorde van binnenkomst? Dan vragen wij de samenwerkingsovereenkomst op. Is die niet beschikbaar? Dan wijzen wij uw aanvraag af. U voldoet dan niet aan de verplichtingen van de subsidieregeling.
- Is de startdatum later, maar nog wel vóór de dagtekening van de beschikking? Dan vragen wij de getekende samenwerkingsovereenkomst op gedurende de beoordelingstermijn. Levert u de getekende samenwerkingsovereenkomst niet op tijd in? Dan wijzen wij uw aanvraag af. U voldoet dan niet aan de verplichtingen van de subsidieregeling.
- Ligt de startdatum na de datum van subsidieverlening? Dan vragen wij in de beheerfase naar de getekende samenwerkingsovereenkomst. Is die er na de startdatum niet? Dan stoppen wij de betaling van de voorschotten. Heeft u ons binnen 3 maanden daarna nog steeds geen getekende overeenkomst getoond? Dan moeten wij het project stopzetten. Wij geven dan geen de subsidie.
Voor overige samenwerkingen is het ook verstandig een overeenkomst af te sluiten. Een voorbeeld overeenkomst vindt u bij de Subsidiespelregels.
U moet in uw aanvraag aantonen hoe u het project gaat financieren. Het gaat dan om het deel van de projectkosten waarvoor u geen subsidie krijgt (uw eigen aandeel in de projectkosten). Dit kunt u bijvoorbeeld onderbouwen met een verklaring van uw bank of investeerder, een (recent) jaarverslag en/of een businessplan. De financiering moet dus rond zijn, eventueel onder voorbehoud van het verkrijgen van Topsector Energie-subsidie. Is dat niet het geval, dan wijzen wij uw aanvraag af. Omdat er dan onvoldoende vertrouwen is dat het project gefinancierd kan worden (Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, artikel 23). Lees meer op Financiering subsidieproject.
Past een eindgebruiker of exploitant een (voor Nederland) nieuwe of vernieuwende technologie toe? Dan is een investeringsproject een demonstratieproject.
U krijgt alleen investeringssteun wanneer u als ondernemer met eigen activiteiten een milieuvoordeel behaalt. Dit moet u tijdens de looptijd van het project behalen. Dat wil zeggen: uiterlijk wanneer u de installatie in gebruik neemt.
De aanvrager van de subsidie is de investeerder die eigenaar is en blijft van dat waar hij in investeert. De investeringen zijn technisch en economisch risicovol.
Het gaat dus nadrukkelijk om investeringsprojecten. De aanvrager investeert en is eindgebruiker in zijn eigen organisatie. Dit kan gaan om energiebesparingen of om energiegebruik uit hernieuwbare energiebronnen. De investering mag ook de CO2-uitstoot van de onderneming verminderen.
Het gaat om investeringen in materiële en eventueel immateriële bezittingen. Leaseconstructies zijn mogelijk voor zover het om financiële lease gaat. De leasenemer moet eigenaar worden van de installatie. Bij een demonstratieproject blijft de installatie ook na het project in gebruik. Is dat niet het geval? Heeft u de installatie gedemonteerd of is deze stil komen te staan? Dan is er mogelijk sprake van een pilotproject.
Wilt u als ontwikkelaar een nieuwe innovatieve techniek of product demonstreren? Of een combinatie van technieken of producten? Dan moet u een zogenoemde 'eerste toepasser' in de markt zoeken. Die toepasser is de hiervoor genoemde investeerder die moet investeren in deze techniek of dit product. De toepasser heeft het milieuvoordeel en het financieel voordeel en kan daarom subsidie aanvragen voor een demonstratieproject.
Vindt er binnen het project nog experimentele ontwikkeling plaats? Dan kan de ontwikkelaar samen met de investeerder subsidie aanvragen. Er is dus sprake van een demonstratieproject in combinatie met experimentele ontwikkeling.
Het woord 'demonstratie' gebruikt men ook met andere betekenissen. Vaak is dat in de fase van onderzoek en ontwikkeling. Bijvoorbeeld: de demonstratie van het principe of van een prototype. Dat kan op ware grootte zijn. Bij een demonstratieproject blijft de installatie ook na het project in gebruik. Is dat niet het geval? Omdat u de installatie demonteert of deze stil komt te staan? Dan is dit mogelijk een pilotproject (experimentele ontwikkeling). Het is dan geen demonstratieproject.
Een aanvraag indienen heeft zin zodra u weet wat u wanneer wilt gaan uitvoeren. En hoe u de financiering van de activiteiten heeft geregeld. Als u een aanvraag doet zonder dat u hier duidelijkheid over geeft, dan wijzen wij uw aanvraag af. Omdat dan niet duidelijk is wat u precies gaat doen. Of omdat wij geen vertrouwen hebben dat het project door zal gaan wanneer wij subsidie verstrekken. Ook kan het zijn dat wij uw aanvraag niet in behandeling nemen, omdat de vereiste gegevens ontbreken.
De minister stelt het eLoket ter beschikking om aanvragen in te dienen. Het voordeel hiervan is, dat u uw aanvraag alleen kunt indienen als die compleet is. Er vindt dan vooraf een toets plaats of u aan bepaalde formele vereisten van de regeling voldoet. Wilt u toch via e-mail of op papier een aanvraag indienen? Neem dan contact op met onze klantenservice (088-042 42 42) voor een aanvraagformulier. Dit is een algemeen formulier. Als uw aanvraag niet compleet is, dan wijzen wij die af.
Ja, dat kan. U moet een andere organisatie autoriseren, zodat die uw aanvraag ook in haar overzicht te zien krijgt. De te autoriseren organisatie moet over een eigen eHerkeningsmiddel te beschikken van niveau 1 of hoger.
Een bijlage is maximaal 20 Mb. En mag één van deze soorten zijn: doc, docx, txt, xls, xlsx, pdf, jpg, jpeg. U kunt maximaal 99 bijlagen uploaden.
Een aantal subsidieregelingen geeft 80% subsidie aan onderzoeksorganisaties als het om 'niet-economische activiteiten' gaat. Het uitvoeren van onafhankelijke O&O door een onderzoeksorganisatie (ook in samenwerkingsverband) heeft normaal gesproken geen economisch karakter. In de begroting zet u de activiteiten onder de juiste onderzoekscategorie (fundamenteel, industrieel, ontwikkeling). Let op dat fundamenteel onderzoek alleen onder iDEEGO en Upstream Gas mogelijk is.
Bij economische activiteiten gaat het meestal om contractresearch. Bij contractresearch wordt de onderzoeksorganisatie niet gezien als deelnemer. De partij die de onderzoeksorganisatie de opdracht geeft, voert de kosten die de onderzoeksorganisatie gaat maken in de begroting op bij de post: kosten derden. Over deze kosten ontvangt de opdrachtgever dan subsidie.
Onderzoeksinstellingen hebben ervaring met het bepalen of activiteiten voor hen als economisch of als niet-economisch kunnen worden aangemerkt. Zij zijn doorgaans bekend met de kaders waarbinnen zij kunnen werken. En welke administratie daarvoor nodig is, zoals een gescheiden boekhouding. Toetsing achteraf op de aard van de activiteiten door ons of door de Europese Commissie blijft altijd mogelijk.
Als het gaat om niet-economische activiteiten, moet indirect voordeel (= staatssteun) voor ondernemingen via de subsidie aan de onderzoeksorganisatie voorkomen worden. Daarom vragen we in het model projectplan hoe u omgaat met de intellectuele eigendomsrechten, overdracht daarvan aan ondernemingen en verspreiding van andere onderzoeksresultaten.
Nee. Het bedrijvenbeleid is geconcentreerd rondom de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI). Hierin werken bedrijven, onderzoeksorganisaties en de overheid samen aan energie-innovatie. Om hun programmerende rol goed te kunnen vervullen, maken de TKI’s graag samenwerkingsafspraken met de projecten die subsidie krijgen. Wij steunen dit, maar verplichten dit niet. Uw keuze is vrijwillig en heeft geen invloed op de slaagkans van uw subsidieaanvraag of uw subsidierelatie met ons.
De regeling Hernieuwbare energie richt zich op innovatieve projecten die uiterlijk in 2023 leiden tot duurzame energieproductie. En die resultereren in een besparing op de uitgaven aan subsidies vanuit de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+) in de toekomst. De SDE+ is een exploitatiesubsidie. Dat wil zeggen: producenten ontvangen subsidie voor de opgewekte duurzame energie en niet voor aanschaf van de productie-installatie, zoals bij een investeringssubsidie.
De SDE+ richt zich op bedrijven en (non)-profit instellingen die duurzame energie willen produceren. De kostprijs van duurzame energie is hoger dan die van grijze energie. De SDE+ vergoedt het verschil tussen de kostprijs van grijze energie en die van duurzame energie over een periode van 5, 8, 12 of 15 jaar (afhankelijk van de technologie). Hoeveel subsidie u krijgt, is afhankelijk van de technologie en de hoeveelheid duurzame energie die u produceert. De SDE+ heeft één budget voor alle categorieën en wordt gefaseerd opengesteld. De technieken die in aanmerking komen voor subsidie worden elk jaar gepubliceerd in de zogenaamde SDE+-aanwijsregeling.
De SDE+ vergoedt het verschil tussen de kostprijs van groene energie (het basisbedrag) en de opbrengst van de (grijze) energie (het correctiebedrag). Meer informatie over SDE++.
Als u de begroting gebruikt voor een haalbaarheidsstudie (§4.2.17 Topsector Energiestudies), dan kiest u voor de velden voor Fundamenteel onderzoek (FO). U vult dan op de deelnemerstabbladen de kosten in onder kolom L. In cel K180 vult u daarna een maximale subsidie van 50% in.
Gaat het om kosten die samenhangen met de uitvoering van een activiteit? Deze komen in aanmerking voor subsidie. Bij onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten zijn dat onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden. U kunt dus alleen subsidie krijgen voor projectmanagementkosten als deze direct met de (inhoudelijke) onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verbonden zijn. Voorbeelden hiervan zijn:
- inhoudelijke discussies met medewerkers;
- analyseren van technische risico’s;
- opstellen van inhoudelijke rapportages;
- opstellen van specificaties.
U krijgt geen subsidie voor projectmanagementkosten wanneer deze geen directe relatie hebben tot de inhoudelijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. Voorbeelden hiervan zijn:
- escalering naar een stuurgroep;
- het opstellen van een risicomanagementmodel;
- het opstellen van rapportages om aan subsidieverplichtingen te voldoen;
- administratieve verantwoording.
Voor de MOOI SIGOHE-regeling geldt dat u ook subsidie kunt krijgen voor overige projectactiviteiten. Het gaat daarbij om activiteiten die bijdragen aan de doelstelling van een MOOI-project. En die niet vallen onder:
- fundamenteel onderzoek;
- industrieel onderzoek;
- experimentele ontwikkeling;
- of een haalbaarheidsstudie.
Meer hierover leest u in:
Kennisdisseminatie is het verspreiden van kennis. U kunt alleen subsidie krijgen als de kennisdeling direct verbonden is met de inhoudelijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. Bijvoorbeeld:
- deelnemers die samenwerken in een onderzoeks- of ontwikkelingsproject en kennis delen;
- kennis opdoen van anderen. Voorwaarde is dat kennis opdoen noodzakelijk is om de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten uit te voeren.
Wilt u de kennis die u heeft opgedaan tijdens het uitvoeren van het project delen met anderen? Daarvoor kunt u geen subsidie krijgen. Bijvoorbeeld: een presentatie van de projectresultaten op een congres of het maken van een folder of voorlichtingsbrochure.
Voor de MOOI SIGOHE-regeling geldt dat u ook subsidie kunt krijgen voor overige projectactiviteiten. Een voorbeeld hiervan is kennisontwikkeling en -verspreiding. Voor onderzoeksorganisaties komt de brede verspreiding van onderzoeksresultaten in aanmerking voor subsidie als dit op een niet-exclusieve en niet-discriminerende basis is. Dit betekent dat de onderzoeksresultaten verspreid worden op een manier die voor iedereen toegankelijk is. Meer hierover leest u in:
Nee, dat mag niet, behalve als u intermediair bent.
Voor bedrijven met 1 eHerkenningsaccount en die maar 1 belastingopgave doen, lijkt dat raar. Maar, elk bedrijf is haar eigen rechtspersoon. Iedere rechtspersoon vraagt daarom zelf subsidie aan.
Heeft alleen 1 bedrijf (meestal de holding) in uw groep eHerkenning? En voert dat bedrijf zelf geen activiteiten uit in het project? Dan mag het wel 'intermediair' voor uw groep zijn. Daarnaast geeft u 1 van de zuster-/dochterbedrijven die wel activiteiten uitvoert op als penvoerder. Eventuele extra zuster-/dochterondernemingen mag u dan als deelnemer opgeven. De beoogde penvoerder machtigt de 'intermediair'. De andere bedrijven machtigen de penvoerder via het deelnemersformulier.
Let wel op: voor een aantal regelingen is samenwerking verplicht. Verbonden bedrijven mogen samen geen samenwerkingsverband vormen. In dat geval is er dus nog een extra deelnemer nodig buiten de verbonden bedrijven.
Verrekent u de rekeningen onderling met facturen? Dan wordt alleen de entiteit die de kosten uiteindelijk betaalt de subsidieaanvrager (penvoerder of deelnemer). De overige entiteiten zijn dan 'derden'. Zij dienen namelijk samen hun facturen in bij een andere onderneming. Ze voeren de activiteiten dan niet voor eigen rekening en risico uit.
- Ministerie van Klimaat en Groene Groei