Veelgestelde vragen Topsector Energie-regelingen
Hier vindt u antwoorden op veelgestelde vragen over de topsector energie-regelingen (TSE).
Een deelnemer is een partij die meedoet aan een project. Dit kan door zelf activiteiten uit te voeren. Of door een cash bijdrage te leveren aan een andere deelnemer in het project die activiteiten uitvoert. Een deelnemer kan ook in natura meedoen (in-kind deelnemer). Een voorbeeld hiervan is door machines en apparatuur beschikbaar te stellen voor gebruik tijdens het project.
Een derde partij die wordt ingehuurd en in opdracht activiteiten uitvoert (kosten derden op de begroting), telt niet mee als deelnemer. Alleen deelnemers die meedoen op eigen risico en voor eigen rekening, komen in aanmerking voor subsidie.
Een onderzoeksorganisatie is een organisatie voor onderzoek en het verspreiden van kennis. Alleen universiteiten, hogescholen en organisaties voor toegepast onderzoek (TO2-instellingen) tellen als onderzoeksorganisatie. Dit geldt ook voor soortgelijke organisaties uit het buitenland. De TO2-instellingen zijn:
- Deltares
- Maritime Research Institute Netherlands (MARIN)
- Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR)
- Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO)
- Wageningen Research
Nee, dit is bij geen enkele TSE-regeling verplicht.
Ja, dit mag. Wel moeten de activiteiten van alle deelnemers aan het samenwerkingsverband een positief effect hebben op de Nederlandse economie. Als de buitenlandse deelnemer een onderneming is, moet deze een vaste inrichting of dochteronderneming in Nederland hebben. Een postbus in Nederland is niet voldoende.
Met een vaste inrichting bedoelen we: een bedrijfsruimte in Nederland die langdurig over genoeg faciliteiten (zoals personeel en apparatuur) beschikt om als zelfstandige onderneming te kunnen functioneren. Vanuit die bedrijfsruimte levert de onderneming goederen of diensten aan derden. Ook bij een dochteronderneming kijken we hiernaar.
Is een onderzoeksorganisatie deelnemer in uw project? Dan moet u een ondertekende samenwerkingsovereenkomst hebben vóórdat u aan het project begint. U geeft bij uw aanvraag aan dat u hiervan op de hoogte bent. Wij vragen deze samenwerkingsovereenkomst later bij u op.
In de samenwerkingsovereenkomst staan afspraken over:
- de manier waarop u omgaat met de bijdrage in de kosten;
- het delen in de risico’s en uitkomsten;
- de verspreiding van de resultaten;
- de regels voor de toewijzing van intellectuele eigendomsrechten.
De subsidie aan de onderzoeksorganisatie mag niet zorgen voor een indirect voordeel voor de onderneming. Er is géén indirect voordeel als:
- de deelnemers alle kosten dragen van het project (onderzoeksorganisaties ontvangen dan geen subsidie);
- de onderzoeksorganisaties de intellectuele eigendomsrechten krijgen over de activiteiten die zij (gaan) uitvoeren. Intellectuele eigendomsrechten zijn de rechten die makers en bedrijven beschermen op hun 'creaties van de geest', zoals uitvindingen;
- de onderzoeksorganisaties een bij de markt passende vergoeding krijgen voor de intellectuele eigendomsrechten die door hun activiteiten ontstaan;
- de intellectuele eigendomsrechten worden verdeeld over de deelnemers. Deze verdeling gebeurt op basis van de activiteiten, bijdragen en belangen van de deelnemers.
Ook voor andere samenwerkingen raden wij aan om een overeenkomst af te sluiten. Een voorbeeldovereenkomst vindt u bij de subsidiespelregels.
Zorg dat uw financiering rond is als u uw aanvraag indient. Dit mag eventueel onder voorbehoud van de subsidie die u aanvraagt.
Bij het beoordelen van uw aanvraag kijken we bij alle projecten naar de bijdrage die u zelf moet leveren. Als u uw eigen financiële bijdrage niet op tijd kunt leveren, is de kans groot dat het project mislukt of pas veel later (meer dan een half jaar) van start kan gaan. Daarom wijzen we uw project af als we niet genoeg vertrouwen hebben in de financiering van het eigen aandeel in de projectkosten. Houd bij het maken van het projectplan rekening met de financiële situatie van de deelnemer(s) en het te financieren bedrag.
Financiële situatie deelnemer
In het projectplan beschrijft u hoe u de eigen bijdrage gaat financieren. Dit kan bijvoorbeeld met eigen middelen of door het aantrekken van middelen van andere partijen. U onderbouwt de manier van financieren met documentatie. Meer informatie vindt u in de Handleidingen op onze website die horen bij de verschillende TSE-regelingen.
Te financieren bedrag
U ontvangt een percentage van de projectkosten waarvoor u subsidie kunt aanvragen als subsidiebedrag. Naast deze kosten kunnen er kosten zijn waarvoor u geen subsidie kunt aanvragen. De som van de projectkosten waarvoor u wel en geen subsidie kunt aanvragen min het subsidiebedrag is de bijdrage die u zelf moet betalen. Meer informatie over financiering leest u op Financiering subsidieproject.
Uw aanvraag moet voldoen aan de eisen voor het stimulerend effect, zoals het in het Europese steunkader staat. Dit betekent dat u niet mag starten met uw project vóórdat u de subsidieaanvraag indient. Het betekent ook dat u nog geen verplichtingen mag aangaan vóór het moment dat u een subsidieaanvraag doet. Dit geldt ook als u deze kosten nog niet heeft betaald.
Een aantal subsidieregelingen geeft 80% subsidie aan onderzoeksorganisaties als de activiteiten 'niet-economisch' zijn. Het uitvoeren van onafhankelijk industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling door een onderzoeksorganisatie (ook in samenwerkingsverband) heeft normaal gesproken geen economisch karakter. In de begroting zet u de activiteiten onder de juiste categorie (economische of niet-economische activiteiten).
- Bij economische activiteiten gaat het meestal om contractonderzoek. Bij contractonderzoek is de onderzoeksorganisatie geen deelnemer. De partij die de onderzoeksorganisatie de opdracht geeft, zet de kosten die de onderzoeksorganisatie gaat maken op de begroting bij de post ‘kosten derden’. Voor deze kosten ontvangt de opdrachtgever subsidie.
- Bij niet-economische activiteiten mag er geen indirect voordeel zijn voor ondernemingen via de subsidie aan de onderzoeksorganisatie (dit is staatssteun). Daarom vragen we in het model projectplan hoe u omgaat met de intellectuele eigendomsrechten, overdracht daarvan aan ondernemingen en verspreiding van andere onderzoeksresultaten.
Onderzoeksinstellingen hebben ervaring met het bepalen of activiteiten voor hen economisch of niet-economisch zijn. Zij zijn meestal bekend met de kaders waarbinnen zij kunnen werken. En welke administratie daarvoor nodig is, zoals een gescheiden boekhouding. Na het project kunnen wij of de Europese Commissie nog toetsen of activiteiten economisch zijn.
Kosten die samenhangen met de uitvoering van een activiteit komen in aanmerking voor subsidie. Bij onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten zijn dat onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden. U kunt dus alleen subsidie krijgen voor projectmanagementkosten als deze direct met de (inhoudelijke) onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verbonden zijn. Voorbeelden hiervan zijn:
- inhoudelijke discussies met medewerkers;
- analyseren van technische risico’s;
- opstellen van inhoudelijke rapportages;
- opstellen van specificaties.
U krijgt geen subsidie voor projectmanagementkosten als deze geen directe relatie hebben met de inhoudelijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. Voorbeelden hiervan zijn:
- escalering naar een stuurgroep;
- het opstellen van een risicomanagementmodel;
- het opstellen van rapportages om aan subsidieverplichtingen te voldoen;
- administratieve verantwoording.
Voor de subsidie MOOI kunt u ook subsidie krijgen voor overige projectactiviteiten. Het gaat daarbij om activiteiten die bijdragen aan het doel van een MOOI-project, en die niet vallen onder:
- fundamenteel onderzoek
- industrieel onderzoek
- experimentele ontwikkeling
- haalbaarheidsstudie
Kennisdisseminatie is het verspreiden van kennis. U kunt alleen subsidie krijgen als de kennisdeling direct verbonden is met de inhoudelijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. Bijvoorbeeld:
- deelnemers die samenwerken in een onderzoeks- of ontwikkelingsproject en kennis delen;
- kennis opdoen bij anderen. Voorwaarde is dat kennis opdoen noodzakelijk is om de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten uit te voeren.
U kunt geen subsidie krijgen voor het delen van kennis die u heeft opgedaan tijdens het uitvoeren van uw project. Denk hierbij aan het geven van een presentatie over de projectresultaten op een congres, of het maken van een folder of voorlichtingsbrochure.
Voor de subsidie MOOI kunt u ook subsidie krijgen voor overige projectactiviteiten. Een voorbeeld hiervan is het ontwikkelen en verspreiden van kennis. Onderzoeksorganisaties kunnen subsidie krijgen voor het breed verspreiden van onderzoeksresultaten. Dit geldt alleen als de informatie voor iedereen toegankelijk is. Dus niet voor één partij en zonder partijen uit te sluiten.
Volgens de regels in het Kaderbesluit EZK en LNV-subsidies zijn er beperkingen voor het combineren van meerdere subsidies. Het totale bedrag aan subsidies mag niet hoger zijn dan het maximale subsidiebedrag van de subsidie die u aanvraagt. Voor subsidies anders dan EZ-subsidies gelden soortgelijke regels. Deze regels staan in de subsidieregeling zelf of in een kaderregeling. Let op: er zijn uitzonderingen. Meer hierover leest u op Cumulatie of samenloop subsidies.
Nee, dat mag niet, behalve als u intermediair bent.
Voor bedrijven met één eHerkenning-account die maar één belastingopgave doen, lijkt dat vreemd. Maar, elk bedrijf is haar eigen rechtspersoon. Iedere rechtspersoon vraagt daarom zelf subsidie aan.
Heeft één bedrijf (meestal de holding) in uw groep eHerkenning? En voert dat bedrijf zelf geen activiteiten uit in het project? Dan mag het wel 'intermediair' voor uw groep zijn. Daarnaast geeft u één van de zuster-/dochterbedrijven die wel activiteiten uitvoert op als penvoerder. Eventuele extra zuster-/dochterondernemingen mag u dan als deelnemer opgeven. De penvoerder machtigt de 'intermediair'. De andere bedrijven machtigen de penvoerder via het deelnemersformulier.
Voor een aantal regelingen is samenwerking verplicht. Verbonden bedrijven mogen samen geen samenwerkingsverband vormen. In dat geval is er dus nog een extra deelnemer nodig buiten de verbonden bedrijven.
Verrekent u de rekeningen onderling met facturen? Dan wordt alleen de partij die de kosten uiteindelijk betaalt de subsidieaanvrager (penvoerder of deelnemer). De overige partijen zijn dan 'derden'. Zij dienen namelijk samen hun facturen in bij een andere onderneming. Ze voeren de activiteiten dan niet voor eigen rekening en risico uit.
Bij een storing kunt u telefonisch contact met ons opnemen via telefoonnummer 088-042 42 42.
- Ministerie van Klimaat en Groene Groei