Marges bij handhaving
Wij willen graag nauwkeurig zijn als we controleren. Of uw gebruik van stikstof en fosfaat verantwoord is, hangt af van veel zaken. Wij werken daarom soms met bepaalde marges. Bijvoorbeeld als u veehouder bent en veel mest afvoert. Bij varkenshouderijen doen wij dit als u uw varkens voert met brijvoer of als er een bezinklaag is onder in de stal. Bent u intermediair? Dan houdt u rekening met grenswaarden voor de mest die u vervoert.
Correctie verhouding stikstof en fosfaat staldieren
Bent u veehouder en voert u veel mest af? Dan kan er een probleem ontstaan bij de berekening voor de stikstofgebruiksnorm. Dat komt doordat de verhouding tussen stikstof en fosfaat in de mestproductie hoger is dan in de afvoer van de geproduceerde mest. Dit betekent dat de stikstof niet volledig kan worden verantwoord.
Stikstofgatberekening gebruiken
Als de verhouding tussen stikstof en fosfaat niet klopt, doen wij een correctie met de stikstofgatberekening. Wij gaan bij de berekening van deze bedrijven uit van de verhouding tussen stikstof en fosfaat in de afgevoerde en bemonsterde mest van staldieren. Deze verhouding gebruiken we dan ook voor de mestproductie. Hoe zo’n berekening gaat, staat in deze voorbeeldberekening.
Correctie fosfaat bij voeren brijvoer varkens
Voert u (een deel van) uw varkens met brijvoer? Uit wetenschappelijk onderzoek (pdf) is gebleken dat brijgevoerde varkens (per kilogram levend gewicht) 18% meer fosfaat vasthouden dan drooggevoerde varkens. Dat betekent dat er meer fosfaat in een brijgevoerd varken achterblijft, waardoor er minder fosfaat in de mest komt. Het fosfaatgehalte in deze dieren is dan hoger dan de forfaitaire norm.
Verhoogde forfaitaire norm gebruiken
Als u kunt laten zien dat de varkens gevoerd zijn met brijvoer, dan verhogen we de forfaitaire norm met 18%. Met deze verhoogde norm berekenen we dan de begin- en eindvoorraad fosfaat in de varkens en de hoeveelheid fosfaat die met de varkens wordt aan- en afgevoerd. Bij de controle houden wij hier rekening mee. De forfaitaire normen staan in tabel 5.
Correctie stikstofverlies bij mestscheiding
Uit onderzoek blijkt dat bij mestscheiding en opslag van dikke en dunne fractie stikstofverliezen (N-verlies) optreden. Wij hebben besloten om hiermee rekening te houden. Dit na overleg met het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN), Wageningen University & Research (WUR) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Vanaf 19 november 2024 passen wij het N-verlies bij mestscheiding toe in het Boetebeleid Meststoffenwet. Dit doen wij bij de beoordeling van:
- de naleving van de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen
- de stikstofgebruiksnorm voor meststoffen
- de verantwoordingsplicht voor stikstof
Bij deze correctie volgen wij tabel 3.10 uit de Rekenregels van de KringloopWijzer van de WUR.
Wat betekent dit voor u?
Wij corrigeren het gebruik van dierlijke meststoffen wanneer u mest heeft gescheiden. Volgens de rekenregels wordt het N-verlies voor drijfmest van graasdieren berekend op totaal 3,2% van de stikstofinhoud van de ingaande mest, en voor staldieren op 3,9%.
De correctie geldt voor het jaar waarin de mestscheiding heeft plaatsgevonden. In het voorbeeld hieronder ziet u hoe wij deze berekening uitvoeren.
Uw administratie is belangrijk
Om deze correctie te kunnen toepassen, is het belangrijk om uw administratie van de mestscheiding zorgvuldig bij te houden. Dit is verplicht volgens artikel 33 en 39 Ubm. Uw administratie moet minimaal de volgende gegevens bevatten:
- het moment waarop de mestscheiding heeft plaatsgevonden (met factuur en betalingsbewijs);
- de hoeveelheid en soort drijfmest die u heeft gescheiden;
- het N-gehalte van de ingaande meststroom.
Kunnen wij uit uw administratie niet of onvoldoende afleiden dat er mestscheiding heeft plaatsgevonden en om hoeveel dit ging? Dan passen wij geen correctie toe. Dit geldt ook als forfaitaire gegevens worden gebruikt.
Waarom voeren wij deze correctie door?
Dit doen wij door voortschrijdend inzicht. Wij passen deze correctie ook toe op lopende zaken. U leest hierover meer in de eerstvolgende publicatie van het Boetebeleid Meststoffenwet.
Verhoogde gehalten bij bezinklaag varkens
In een bezinklaag zit meestal meer stikstof en fosfaat dan in de laag daarboven. U geeft daarom de bezinklaag als een aparte voorraad op. Lees meer op Aanvullende gegevens landbouwer.
Rekenen met onnauwkeurigheidsmarge
Hoeveel stikstof en fosfaat in de bezinklaag zit, kan op elk bedrijf weer anders zijn. Dat staat in het praktijkrapport Bezinklagen en bemonstering van varkensmest (pdf) van de Wageningen University & Research. Om de bezinklaag voor elk bedrijf zo eerlijk mogelijk te bepalen, rekenen wij met een onnauwkeurigheidsmarge.
Wij verdubbelen de forfaitaire gehalten voor stikstof en fosfaat in de bezinklaag. Wij gaan ervan uit dat de bezinklaag elk jaar 2 centimeter dikker wordt. Het volume van de mestopslag neemt hierdoor toe (bij een gelijkblijvende oppervlakte). Bij een controle gaan we ervan uit dat de opslag de plaats is waar de varkensmest is opgeslagen en waar de mest in komt.
Dit zijn de waardes waarmee we de aangroei van de bezinklaag berekenen:
Diersoort | Stikstofgehalte (kg/ton) bezinklaag | Fosfaatgehalte (kg/ton) bezinklaag | Jaarlijkse toename bezinklaag onderzoek (cm) |
Guste en dragende zeugen | 10,94 | 18,44 | 2 |
Kraamzeugen | 15,54 | 38,72 | 2 |
Vleesvarkens | 20,46 | 26,64 | 2 |
Opfokzeugen | 10,54 | 35,36 | 2 |
Biggen | 26,42 | 45,5 | 2 |
Kunt u bewijzen dat de situatie op uw bedrijf anders is? Dan mag u dat bij een controle aan ons laten zien.
Grenswaarden aan- en afgevoerde vaste mest
Het kan zijn dat er te veel stikstof en fosfaat in vrachten met vaste dierlijke mest zit. Voor ‘gewone’ vaste mest is de bovengrens anders dan voor vaste mest (dikke fractie) die is ontstaan na gecentrifugeerde mestscheiding.
Grenswaarden 'gewone' vaste mest
De grenswaarden hebben we bepaald met het rapport Grenswaarden voor N- en P-gehalte in vaste mest (pdf) van de Wageningen University & Research. Dit zijn de grenswaarden die we gebruiken in vaste mest:
Stikstof (gram/kg) | Fosfaat (gram/kg) | ||||
---|---|---|---|---|---|
Diersoort | Mestcode | In elk geval | Niet meer dan | In elk geval | Niet meer dan |
Rundvee | 10 | 27,2 | 9,45 | ||
Leghennen | 31 | 9,46 | 60,3 | 5,81 | 64,3 |
32 | 14,3 | 57,0 | 10,2 | 47,9 | |
33 | 17,4 | 64,5 | 13,5 | 51,0 | |
35 | 13,6 | 53,5 | 12,7 | 50,7 | |
Vleeskuikens | 39 | 21,3 | 53,2 | 8,87 | 32,4 |
Varkens | 40 | 54,2 | 27,2 |
Valt een deel stikstof en fosfaat in aan- en afgevoerde vrachten buiten deze onder- en bovengrens? Dan gebruiken wij het gemiddelde deel stikstof en fosfaat van de andere vrachten mest die u afgevoerd heeft. Het gaat dan om onbewerkte mest die is bemonsterd en geanalyseerd. Zijn die gegevens er niet? Dan gebruiken we het forfait dat past voor de getallen die afwijken.
Absolute bovengrens dikke fractie na mestscheiding
Heeft u dikke fractie met mestcode 13 en 43? En is de mest gescheiden met een centrifuge? Voor vrachten met dikke fractie na gecentrifugeerde mestscheiding is een absolute bovengrens. Deze grens hebben we bepaald met het rapport Technische bovengrenzen van P2O5 gehalte dikke fractie na scheiding drijfmest met decanteercentrifuge (pdf) van de Wageningen University & Research. Dit zijn de waarden die we gebruiken voor fosfaat in dikke fractie:
Fosfaat (gram/kg) | ||
Diersoort | Mestcode | Niet meer dan |
Rundvee | 13 | 15,0 |
Varkens | 43 | 31,0 |
Wij houden geen rekening met vrachten dikke fractie na mestscheiding met meer fosfaat dan de grenswaarde. Naar deze vrachten met onmogelijke waarden kijken we dan helemaal niet. Dat kan trouwens ook gebeuren bij vrachten met waarden onder de absolute grenswaarden. Bijvoorbeeld als er sterke aanwijzingen zijn dat het monster bewust aangepast is. We kijken dan onder andere ook naar de scheidingsmethode die is gebruikt, of en hoe de mestscheiding is geadministreerd en verklaringen van derden.
Aanpassen mestbalans
Controleren wij uw bedrijf? Dan houden we er rekening mee dat uw mestbalans anders kan zijn dan de forfaitaire waarden. We passen daarom uw mestbalans voor een deel aan. Het gaat om de delen waar uw stikstof en fosfaat is gewogen en bemonsterd:
- Aan- en afvoer dierlijke mest die gewogen en bemonsterd is.
- Aan- en afvoer van kunstmest.
- Aan- en afvoer van overige organische meststof (bemonsterd).
- Aan- en afvoer van staldieren op gewogen gewicht.
- Aan- en afvoer en eigen productie van gewogen diervoer/ruwvoer.
- Afgevoerde eieren.
Hoeveel passen we aan
Hoeveel stikstof en fosfaat we aanpassen, hangt af van het aantal vrachten dat u doet. In Hoe gaat RVO om met nauwkeurigheid van hoeveelheden en gehaltes? leest u hoe we dat precies doen. Er staan ook rekenvoorbeelden in. De pdf staat hieronder. In april 2023 hebben wij dit document opnieuw op onze website gezet. De reden hiervoor was een (kennelijke) verschrijving in de formules in het algemene deel. De formules in de nieuwe versie kloppen wel.
Dit zijn de onderdelen en de percentages die we aanpassen:
Type post | Soort post |
Grootheid |
% |
---|---|---|---|
Dierlijke mest | Aan- en afvoer | N, vaste mest | 15 |
Aan- en afvoer | N, overige mest | 10 | |
Aan- en afvoer | P205, alle mest | 10 | |
Kunstmest | Aan- en afvoer | N en P205 | 2 |
Overige organische mest | Aan- en afvoer | N en P205 | 10 |
Staldieren | Aan- en afvoer | Gemeten diergewicht | 0,1 |
Aan- en afvoer | Dieraantal | 3 | |
Diervoer: krachtvoer | Aan- en afvoer | N en P205 | 5 |
Diervoer: ruwvoer | Aan- en afvoer | N en P205 | 10 |
Productie | N en P205 | 5 | |
Afvoer eieren | Afvoer | Gehalte | 2 |
Afvoer | Gemeten gewicht | 0,1 |
Als u een (voorgenomen) boeteberekening krijgt, leest u in de bijlage van de brief hoeveel wij hebben aangepast. De andere onderdelen van de balans passen we niet aan. Kunt u bewijzen dat de situatie op uw bedrijf anders is? Dan mag u dat aan ons laten zien.
- Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur