Wegwijs in het mestbeleid

Gepubliceerd op:
28 november 2019
Laatst gecontroleerd op:
22 februari 2024

Gewassen hebben mest nodig om te groeien. Maar te veel mest op de bodem is niet goed voor het oppervlaktewater en grondwater. Dat komt vooral door de stoffen stikstof en fosfaat. Wilt u dierlijke mest of een andere meststof gebruiken? Dan heeft u te maken met regels.

Waarom regels over mest

Schoon water is belangrijk voor onze gezondheid. En ook voor de gezondheid van dieren en planten. Rivieren en kanalen stromen door verschillende landen. Om de waterkwaliteit te beschermen zijn daarom Europese afspraken nodig. Deze afspraken staan in de Europese nitraatrichtlijn en in de Kaderrichtlijn Water. De Europese nitraatrichtlijn bestaat sinds 1991. Deze is daarmee een van de eerste Europese regelgevingen.

Nederlandse invulling van Europese richtlijn

In de nitraatrichtlijn en in de Kaderrichtlijn Water staat wat EU-landen moeten doen om hun doelen te halen. Deze doelen moeten voorkomen dat stoffen uit mest het grond- en oppervlaktewater vervuilen. Het gaat dan om de stoffen stikstof en fosfaat. Landen mogen voor een deel zelf bepalen hoe ze de doelen van de richtlijnen willen halen.

De maatregelen die Nederland heeft genomen staan in de Meststoffenwet (Msw). Hieronder vallen:

Ook staan er regels voor het mestbeleid in de Omgevingswet en de wetten die hierbij horen. Bijvoorbeeld het Besluit activiteiten Leefomgeving (Bal).

Elke 4 jaar leggen we aan de Europese Commissie uit hoe we invulling geven aan ons mestbeleid en hoe we doelstellingen denken te halen. Onze plannen zetten we in actieprogramma’s. Hierin staan de veranderingen die nodig zijn. Op 1 januari 2022 is het 7e actieprogramma ingegaan, voor de periode 2022 tot en met 2025. 

Het mestbeleid in beeld

Welke regels zijn er in Nederland om mest te gebruiken? Bekijk deze video om dit in grote lijnen te zien.

Regels voor bewust bodemgebruik

De regels die zijn gemaakt over mest gebruiken en uitrijden zijn de kern van het mestbeleid. Deze voorschriften zorgen ervoor dat er zo min mogelijk uitspoeling van mest is.

Bemestingsplan voor alle landbouwers

Vanaf januari 2023 stellen alle landbouwers voor het begin van het groeiseizoen een bemestingsplan op. Ook als u geen gebruik maakt van derogatie. U maakt elk jaar zelf een nieuw plan, of laat het uw adviseur doen. Het moet wel voor 15 maart klaar zijn. U bewaart het daarna in uw eigen administratie. Opsturen hoeft niet.

In het plan beschrijft u de gewasrotatie op de landbouwgrond en het geplande gebruik van mest. Daarbij gaat het om dierlijke mest en andere meststoffen met stikstof en fosfaat. Ook is het verstandig om te berekenen of uw geplande bemesting past binnen de gebruiksnormen. Het maakt niet uit hoe u uw bemestingsplan vormgeeft. In de toelichting leest u de voorwaarden waaraan het bemestingsplan moet voldoen.

Hoeveel gebruiken en uitrijden

Sinds 2006 zijn er maximale hoeveelheden voor het gebruik van dierlijke mest, stikstof en fosfaat op landbouwgrond. Deze maximale hoeveelheden noemen we de gebruiksnormen. Ze zorgen ervoor dat elk gewas de beste hoeveelheid mest krijgt. Er zijn er 3:

  • Gebruiksnorm voor stikstof uit dierlijke mest.
  • Gebruiksnorm voor stikstof uit alle mestsoorten.
  • Gebruiksnorm voor fosfaat uit alle mestsoorten.

Voor natuurgrond, primaire waterkering en overige grond zijn andere maximale hoeveelheden.

Naast de normen zijn er ook regels over wanneer er mag worden uitgereden op verschillende grondsoorten. En hoe dat moet.

Derogatie

Boeren in Nederland mogen onder voorwaarden van Europa meer dierlijke mest gebruiken dan in de Nitraatrichtlijn staat. Dat noemen we derogatie. Het heeft te maken met het in verhouding grote verlies van stikstof naar de lucht. En met de gemiddeld hogere opbrengst van het grasland. Dit komt door ons klimaat met veel regen en een natte bodem. 

Deze regeling wordt van 2024 tot en met 2025 afgebouwd. Vanaf 2026 geldt ook voor Nederlandse boeren de Europese norm voor het gebruik van dierlijke mest.

Met nutriënten verontreinigde gebieden

Soms zijn er extra maatregelen nodig om de waterkwaliteit te verbeteren. In sommige gebieden zitten namelijk nog te veel meststoffen in het water. Dit noemen we met nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden). Vanaf 2024 zijn deze gebieden definitief aangewezen. Hier geldt bijvoorbeeld een lagere stikstofgebruiksnorm. 

Bufferstroken

Voor het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en de mestwetgeving is het verplicht om bufferstroken langs alle waterlopen te hebben. Op een bufferstrook mag u geen mest of gewasbeschermingsmiddelen gebruiken. Bufferstroken zijn bedoeld om de waterkwaliteit te beschermen. Deze oppervlakte telt niet mee voor uw mestplaatsingsruimte.

Vanggewas na maïs

De maïsteelt op zand- en lössgrond heeft een groot risico voor uitspoeling. Dat geldt vooral voor stikstof. Er blijft veel stikstof in de bodem achter, wat nadelige gevolgen heeft voor het milieu. U voorkomt stikstofuitspoeling door direct na de oogst van maïs op zand- en lössgrond een vanggewas te telen.

Vanggewas op zand- en lössgrond

Gewassen gebruiken niet alle voedingsstoffen die ze via bemesting krijgen. Na de oogst blijft er op zand- en lössgrond in verhouding veel stikstof achter in de bodem. Het risico bestaat dat deze stikstof uitspoelt en in het water terechtkomt. Daarom teelt u op deze grondsoorten een vanggewas. Of u kiest voor een winterteelt of een korting op uw stikstofgebruiksnorm.

Rustgewassen

Rustgewassen halen in verhouding veel stikstof uit de bodem. Dat komt doordat de wortels van deze gewassen diep de grond in gaan. Daardoor spoelt er minder stikstof en fosfaat uit naar het water. Boeren op zand- en lössgrond telen ten minste één keer in de 4 jaar een rustgewas. We zijn begonnen met tellen in 2023.

Grasland scheuren

Er komt veel organische stikstof vrij als u grasland scheurt. Het nieuw ingezaaide gewas neemt deze stikstof weer op. Als u te laat inzaait na het vernietigen, spoelt veel van de stikstof uit.

Regels voor mestproductie

Nederland mag niet meer mest produceren dan een bepaald maximum. Hiervoor hebben we een fosfaat- en een stikstofplafond. Een aantal regelingen stelt grenzen aan het aantal dieren dat landbouwers voor productie mogen houden. Zo zorgen we ervoor dat we in Nederland niet meer produceren dan de plafonds.

Productierechten

Sinds 1998 hebben boeren productierechten nodig om varkens of pluimvee te houden. Vanaf 2006 vallen alleen kippen en kalkoenen nog onder pluimvee. Voor andere pluimveesoorten heeft een boer geen productierechten nodig.

Verantwoorde groei melkveehouderij

Vanaf 2015 bestaat de regeling Verantwoorde groei melkveehouderij. Dit is een regeling voor:

  • melkveehouders die na 2013 meer koeien houden op hetzelfde aantal hectare grond.
  • melkveehouders die hetzelfde aantal koeien op minder grond houden.

De Wet grondgebondenheid is een aanscherping van de verantwoorde groei. Deze wet is er sinds 2015 om te voorkomen dat de melkveehouderij zonder grond kan groeien. Kortom, verantwoorde groei van melkveebedrijven is mogelijk.

Fosfaatreductieplan en fosfaatrechten

De Nederlandse veehouderij heeft na het melkquotum meer fosfaat geproduceerd dan mag volgens Europese afspraken. In 2017 was er daarom het fosfaatreductieplan, zodat de productie weer onder het fosfaatplafond kwam. Hiermee moesten we op 2 manieren de fosfaatproductie verlagen. Veehouderijen moesten minder vrouwelijke runderen houden. En mengvoerbedrijven moesten hun fosfor in mengvoer verlagen.

Sinds 1 januari 2018 is het fosfaatrechtenstelsel van kracht. Dit moet ervoor zorgen dat de productie structureel onder dit plafond blijft. Een melkveehouder mag met melkvee niet meer fosfaat produceren dan het aantal fosfaatrechten dat hij heeft.

Varkenssnuit met oormerk

Regels voor mestverwerkingsplicht

Door de 3 gebruiksnormen kunnen boeren soms niet alle mest van hun dieren op hun eigen grond kwijt. In het Mestverwerkingsstelsel van 2014 staat dat landbouwers een bepaald percentage van dit overschot moeten laten verwerken. Bijvoorbeeld door mestkorrels te laten maken van het overschot. Of door de mest te verbranden of te exporteren. Dit zorgt voor een verantwoorde afzet. De overheid wil er zo voor zorgen dat de druk op de gebruiksnormen afneemt. Het zorgt voor evenwicht op de mestmarkt.

Regels voor mest vervoeren, bewerken en onderzoeken

Voor het vervoer, de opslag, het mengen en verhandelen van (dierlijke) mest zijn verschillende regels. Deze helpen bij de bescherming van bodem, grond- en oppervlaktewater tegen de schadelijke gevolgen van overbemesting. Ook is er zo registratie en controle van alle mest die in omloop is.

Voor mestvervoer is bijvoorbeeld een meldplicht, ook bij import of export. Zo is altijd bekend waar de mest vandaan komt en naartoe gaat. De vervoerde mest moet daarnaast gewogen, bemonsterd en geanalyseerd worden. Dat gebeurt om bijvoorbeeld  de verspreiding van besmettelijke dierziekten tegen te gaan. Als laatste zijn er nog regels om mest te mengen, zodat er geen afvalstof in de grond komt. Gemengde mestsoorten moeten samen een meststof blijven.

Meer weten?

In de brochure Mest - een waardevolle grondstof van Wageningen Livestock Research staat een overzicht van het Nederlandse mestbeleid. Naast feiten en cijfers leest u ook over managementoplossingen en de plek van dierlijke mest in de kringlooplandbouw.

In opdracht van:
  • Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bent u tevreden over deze pagina?