Rapporteer over de duurzaamheid van uw warmtenet

Gepubliceerd op:
4 september 2017
Laatst gecontroleerd op:
13 februari 2024

Hoe duurzaam is de warmte die we via warmtenetten geleverd krijgen in gebouwen? Om dit duidelijk te krijgen zijn warmtebedrijven verplicht om te rapporteren over de duurzaamheid van hun warmtenetten. Dit staat in de Warmtewet. Op deze pagina leest u hoe u dat doet. En wat de rapportages tot nu toe zeggen over hoe duurzaam de warmtenetten in Nederland zijn.

Voor welke warmtenetten geldt dit?

In de Warmtewet staat dat vergunninghouders van warmtenetten in hun bestuursverslag moeten rapporteren over de duurzaamheid van de geleverde warmte (artikel 12a lid 3c). Dit is sinds 2020 verplicht. Warmtebedrijven die aan meer dan 10 klanten tegelijk én 10.000 gigajoule (GJ) of meer per jaar aan warmte leveren moeten een vergunning hebben. Deze warmtebedrijven moeten over al hun warmtenetten rapporteren.

Voor warmtebedrijven met kleine(re) warmtenetten is een korte rapportage voldoende. Kleine warmtenetten hebben minder dan 500 aansluitingen.

Overzicht: duurzaamheid warmtenetten in 2022

Hoe duurzaam zijn de warmtenetten in Nederland op dit moment? Wij analyseerden de duurzaamheidsrapportages voor u. Warmtenetten waren in 2022 iets duurzamer dan in 2021. Een aantal feiten op een rij:

  • In 2022 werd zo’n 19,2 petajoule (PJ) aan warmte geleverd. Dit is een flinke daling ten opzichte van het voorgaande jaar (23,3 PJ in 2021). Dit komt vooral door een warme winter en energiebesparing bij de gebruikers van de warmte.
  • De grote warmtenetten zorgen in 2022 voor een besparing van 63,1% in CO2-uitstoot (62,6% in 2021).
  • Er kwamen in dat jaar zo’n 15.000 nieuwe aansluitingen van alle typen woningen en gebouwen op bestaande warmtenetten.
  • Het aandeel duurzame energie van de totale geproduceerde warmte is in 2022 37,9% (38,5% in 2021). Het grootste deel hiervan bestaat uit warmte uit afvalverbrandingsinstallaties en biomassacentrales. Hierbij is het biogene deel duurzaam (hout, papier en voedselresten). Het aandeel restwarmte van de totale geproduceerde warmte is 8,8% (9,7% in 2021). De overige warmte komt vooral uit elektriciteitscentrales en hulpketels. Voor de bouwregelgeving geldt een andere berekening. Alle uitkomsten zijn te vinden in de uitgebreide rapportage.
  • Er zijn in 2022 ruim 95.000 aansluitingen op kleine en middelgrote warmtenetten. Dat is een stijging vergeleken met het voorgaande jaar. Dit komt deels omdat meer leveranciers met kleinere warmtenetten ook hun duurzaamheidsrapportages maakten voor 2022. We schatten in dat er nog eens ongeveer 40.000 extra aansluitingen zijn waar we geen rapportages van hebben en die daarom nu niet meegenomen zijn in het overzicht.

Nieuwsgierig naar de complete rapportage?

Bekijk de volledige uitleg en cijfers van de rapportages over de duurzaamheid van warmtenetten in 2022.

Wat zet u in uw rapportage?

In de Warmteregeling staat wat u in uw rapportage moet vermelden. Artikel 7a van de Warmteregeling zegt hierover:

Wat heeft u nodig voor uw rapportage?

Wat is het tarief voor zeer-lage-temperatuurwarmte en koudelevering?

In artikel 2 van de Warmteregeling staat het tarief voor de levering  van zeer-lage-temperatuurwarmte en voor koudelevering. Voor zover het tarief onder de Warmteregeling valt. In de toelichting op de regeling staan de belangrijkste onderdelen van de onderbouwing van dit tarief. De berekening is gebaseerd op ons rapport 'Toelichting bepaling tarief voor zeer-lage-temperatuur warmte en koudelevering'. Meer over de berekening leest u in onderstaand rapport.

(Bron: Warmteregeling, artikel 2)

Wat zijn de eisen voor de meting van het gebruik van warmte?

De Europese Unie stelde in 2018 eisen vast voor de meting van warmtegebruik. Deze staan in de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED). In artikel 8 van de Warmteregeling staat dat de meting per warmtenet op afstand uit te lezen moet zijn met een individuele (aparte) meter, bij:

  • vernieuwing van een bestaande meter;
  • nieuwe aansluiting;
  • grote renovatie van het gebouw.

In alle andere gevallen geldt dit alleen als het technisch haalbaar is en financieel uit kan (kostenefficiënt). Meer hierover leest u in het besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen.

Een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) bepaalt wanneer de installatie van een individuele meter technisch haalbaar is en financieel uit kan. De toelichting op deze AMvB leest u in onderstaande handreiking.

U leest bijvoorbeeld hoe u bepaalt of u voldoet aan de financiële eis. Ook laat de handreiking een aantal situaties zien wanneer het niet uit kan. In die gevallen hoeft u geen individuele meter te plaatsen. U kunt dan werken met een warmtekostenverdeler of verdeelsystematiek. Voor het verdelen van de warmtekosten in bijvoorbeeld een appartementencomplex is een norm beschikbaar. Lees meer hierover in de brochure van de NEN.  

In opdracht van:
  • Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Bent u tevreden over deze pagina?