Rapporteer over de duurzaamheid van uw warmtenet
Hoe duurzaam is de warmte die we via warmtenetten geleverd krijgen in gebouwen? Om dit duidelijk te krijgen zijn warmtebedrijven verplicht om te rapporteren over de duurzaamheid van hun warmtenetten. Dit staat in de Warmtewet. Op deze pagina leest u hoe u dat doet. En wat de rapportages tot nu toe zeggen over hoe duurzaam de warmtenetten in Nederland zijn.
Voor welke warmtenetten geldt dit?
In de Warmtewet staat dat vergunninghouders van warmtenetten in hun bestuursverslag moeten rapporteren over de duurzaamheid van de geleverde warmte (artikel 12a lid 3c). Dit is sinds 2020 verplicht. Warmtebedrijven die aan meer dan 10 klanten tegelijk én 10.000 gigajoule (GJ) of meer per jaar aan warmte leveren moeten een vergunning hebben. Deze warmtebedrijven moeten over al hun warmtenetten rapporteren.
Voor warmtebedrijven met kleine(re) warmtenetten is een korte rapportage voldoende. Kleine warmtenetten hebben minder dan 500 aansluitingen.
Overzicht: duurzaamheid warmtenetten in 2023
Hoe duurzaam zijn de warmtenetten in Nederland op dit moment? Wij analyseerden de duurzaamheidsrapportages voor u. We zien in 2023 een aantal veranderingen, vergeleken met 2022:
- In 2023 leverden de warmtenetten ongeveer 17,6 petajoule (PJ) aan warmte. Dit is een verdere daling vergeleken met 2022, waarin de warmtenetten 19,2 PJ leverden. En een nog verdere daling vergeleken met 2021 (23,3 PJ). Dit komt vooral door een warme(re) winter, hoge energiekosten en (nog) meer energiebesparing bij de gebruikers van de warmte.
- In 2023 kwamen er ongeveer 11.000 nieuwe aansluitingen bij op bestaande grote warmtenetten. Dit is een kleinere stijging dan de 15.000 nieuwe aansluitingen in 2022. Het aantal aansluitingen op kleine en middelgrote warmtenetten steeg ook met ongeveer 11.000. Dit komt deels omdat meer leveranciers met warmtenetten ook hun duurzaamheidsrapportages maakten voor 2023.
- De grote warmtenetten zorgden in 2023 voor een besparing van 50,9% in CO2-uitstoot, vergeleken met de veel gebruikte gasketel met hoog rendement (HR-ketel). In 2022 was dit 63,1%.
- Het aandeel duurzame energie van de gerapporteerde warmte is in 2023 35% (37,9% in 2022 en 38,5% in 2021). Dat dit aandeel in 2023 lager is, komt onder andere door storingen en het stilleggen van 3 grote warmtenetten. De noodvoorziening die het overneemt, is minder duurzaam dan de gebruikelijke warmtebron. Het aandeel restwarmte van de gerapporteerde warmte daalde een klein beetje, naar 8,1% (8,8% in 2022).
- Leveranciers van warmtenetten dienden 490 rapportages in. Dit is een kleine stijging vergeleken met de 409 rapportages in 2022.
Nieuwsgierig naar de complete rapportage?
Bekijk onder meer de ontwikkeling van het aantal aansluitingen van warmtenetten. Download de volledige uitleg en cijfers van de rapportages over de duurzaamheid van warmtenetten in 2023 hieronder.
Wat zet u in uw rapportage?
In de Warmteregeling staat wat u in uw rapportage moet vermelden. Artikel 7a van de Warmteregeling zegt hierover:
Vermeld in ieder geval (over de geleverde warmte in het verslagjaar):
- gebiedsafbakening voor het warmtenet;
- aantal en type warmtebronnen waarmee het warmtenet wordt gevoed;
- aantal en type verbruikers die zijn aangesloten op het warmtenet.
(Bron: Warmteregeling, artikel 7, tweede lid, onderdeel a van het besluit)
Vermeld in ieder geval (over de geleverde warmte in het verslagjaar):
- CO2-uitstoot in kg per eenheid geleverde warmte in gigajoule (GJ);
- primaire fossiele energie-inzet (kolen, olie en gas) per eenheid geleverde warmte;
- aandeel hernieuwbare (duurzame) warmte in de geleverde warmte;
- mate waarin het warmtenet voldoet aan de omschrijving voor efficiënte stadsverwarming en -koeling
(Bron: Richtlijn 2012/27/EU (artikel 2, lid 41) van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315)).
(Bron: Warmteregeling, artikel 7, tweede lid, onderdeel b van het besluit)
Vermeld in ieder geval (over de geleverde warmte in het verslagjaar):
- hoeveel van de primaire fossiele energie (kolen, olie, gas) u inzet voor de productie en levering van warmte;
- hoeveel van de hernieuwbare (duurzame) energie u inzet voor de productie en levering van warmte;
- hoeveel van de restwarmte u inzet voor de productie en levering van warmte;
- hoeveel van de hulpenergie u inzet voor de productie en levering van warmte;
- hoogte van de warmteproductie;
- hoogte van de warmtelevering;
- hoogte van het warmteverlies.
(Bron: Warmteregeling, artikel 7, tweede lid, onderdeel c van het besluit)
Wat heeft u nodig voor uw rapportage?
We leggen in dit rapport uit met welke methode de berekeningen gemaakt worden voor de rapportage.
Gebruik voor uw rapportage onderstaand model. Dit is het door de minister vastgestelde model uit artikel 7a van de Warmteregeling. Heeft uw warmtenet minder dan 500 aansluitingen? Gebruik dan het format voor kleine netten. U kunt ook het Excel-format gebruiken. Dit maakt het verwerken van gegevens voor u gemakkelijker.
Voor uw rapportage over duurzaamheid heeft u de lijst met factoren nodig die landelijk gelden. Met deze factoren berekenen we het (primaire) fossiele energiegebruik en CO2-uitstoot per warmtebron. Kortom: de basis voor de berekeningen.
Wat is het tarief voor zeer-lage-temperatuurwarmte en koudelevering?
In artikel 2 van de Warmteregeling staat het tarief voor de levering van zeer-lage-temperatuurwarmte en voor koudelevering. Voor zover het tarief onder de Warmteregeling valt. In de toelichting op de regeling staan de belangrijkste onderdelen van de onderbouwing van dit tarief. De berekening is gebaseerd op ons rapport 'Toelichting bepaling tarief voor zeer-lage-temperatuur warmte en koudelevering'. Meer over de berekening leest u in onderstaand rapport.
(Bron: Warmteregeling, artikel 2)
Wat zijn de eisen voor de meting van het gebruik van warmte?
De Europese Unie stelde in 2018 eisen vast voor de meting van warmtegebruik. Deze staan in de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED). In artikel 8 van de Warmteregeling staat dat de meting per warmtenet op afstand uit te lezen moet zijn met een individuele (aparte) meter, bij:
- vernieuwing van een bestaande meter;
- nieuwe aansluiting;
- grote renovatie van het gebouw.
In alle andere gevallen geldt dit alleen als het technisch haalbaar is en financieel uit kan (kostenefficiënt). Meer hierover leest u in het besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen.
Een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) bepaalt wanneer de installatie van een individuele meter technisch haalbaar is en financieel uit kan. De toelichting op deze AMvB leest u in onderstaande handreiking.
U leest bijvoorbeeld hoe u bepaalt of u voldoet aan de financiële eis. Ook laat de handreiking een aantal situaties zien wanneer het niet uit kan. In die gevallen hoeft u geen individuele meter te plaatsen. U kunt dan werken met een warmtekostenverdeler of verdeelsystematiek. Voor het verdelen van de warmtekosten in bijvoorbeeld een appartementencomplex is een norm beschikbaar. Lees meer hierover in de brochure van de NEN.
Meer weten?
- Ministerie van Klimaat en Groene Groei