Afhandeling beroepen TVL
Bent u het niet eens met een beslissing van ons over uw TVL-aanvraag of vaststelling? Vraag ons dan om de beslissing opnieuw te bekijken door een bezwaar in te dienen. Op basis van uw toelichting kijken wij dan nog een keer naar uw dossier. Bent u het vervolgens ook niet eens met onze beslissing op uw bezwaar? Dan kunt u het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) als rechter inschakelen om hierover een uitspraak te doen.
Overzicht afhandeling beroepen

TVL-beroepen
Peildatum 13 juli 2022: het CBb heeft in totaal 1.286 beroepen ontvangen over TVL
- 169 beroepen zijn ingetrokken;
- bij 214 beroepen is inhoudelijke behandeling van het dossier niet nodig;
- 243 beroepen zijn afgehandeld; daarvan zijn er 49 gegrond en 194 ongegrond;
- 656 beroepen zijn nog in behandeling.
Wij volgen uitspraken van het CBb
De uitspraken van het CBb zijn van invloed op de uitvoering van de TVL. Wij moeten ons houden aan de voorwaarden en regels van de regeling. Maar soms is een uitspraak van de rechter reden om in bijzondere gevallen de voorwaarden anders te interpreteren en toe te passen. Wij volgen altijd de uitspraken van het CBb. Ook de uitspraken waarbij de rechter zegt dat we de regeling op een redelijke wijze hebben toegepast zijn waardevol: zo is voor iedereen duidelijk hoe de TVL werkt.
Veranderingen binnen de TVL
Om de gevolgen van een uitspraak goed te begrijpen, moeten we rekening houden met de verschillende openstellingen van de TVL, van TVL1 (2020) tot en met TVL Q1 2022. De regeling is steeds aangepast. Denk bijvoorbeeld aan:
- de uitbreiding van de sectoren waar de doelgroep toe behoort;
- de toevoeging van hardheidsclausules* voor het bepalen van de hoofdactiviteit;
- de invoering van een keuzemogelijkheid voor de referentieperiode.
Het kan dus voorkomen dat het CBb een uitspraak doet over een knelpunt waar in een latere TVL-openstelling een oplossing voor is geboden. Deze wijziging was dus nog niet in de regeling opgenomen in de periode waar het CBb uitspraak over doet. In dat geval kan het zijn dat de wijziging ook van invloed is op eerdere openstellingen.
Daarnaast houdt het CBb bij de beoordeling rekening met de duur van de coronamaatregelen. Hoe langer deze duren, hoe groter de gevolgen voor ondernemers zijn. Hierdoor oordeelt het CBb in een latere openstelling soms anders dan in eerdere openstellingen.
*een hardheidsclausule is een clausule in een wet of overeenkomst op grond waarvan een bepaling geheel of gedeeltelijk buiten beschouwing kan worden gelaten. Dit als de toepassing ervan zou leiden tot uitzonderlijk onredelijke gevolgen.
Belangrijkste uitspraken van het CBb over TVL
Hieronder vindt u de belangrijkste uitspraken van het CBb over de TVL tot nu toe. Ook leest u wat deze betekenen voor de uitvoering van de TVL. Er zijn meer uitspraken. Dit overzicht is alleen bedoeld om de belangrijkste trends te laten zien. U kunt geen rechten ontlenen aan dit overzicht.
Alle uitspraken over de TVL vindt u op de website van het CBb (Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken).
De uitspraken staan naar onderwerp. De 2 belangrijkste onderwerpen zijn tot nu toe de hoofdactiviteit en de referentieomzet. Deze 2 componenten bepalen in belangrijke mate het subsidiebedrag en komen daarom geregeld aan bod bij het CBb.
Hieronder vindt u de uitspraken waar de rechter heeft geoordeeld dat de TVL-uitvoering moest worden aangepast.
Waar gaat het over?
Het CBb deed eind 2020 (tussen)uitspraken in 3 zaken over de manier waarop de hoofdactiviteit van de aanvrager kan worden bepaald. De hoofdactiviteit bepaalt het percentage aan vaste lasten waarmee we de subsidie berekenen. Het percentage vaste lasten voor elke sector is in de bijlage van de regeling te vinden. Op grond van de regeling bepalen wij de hoofdactiviteit aan de hand van de hoofdactiviteiten waarmee de onderneming is inschreven in het Handelsregister.
Kernvraag
Mogen wij uitgaan van de eerste geregistreerde activiteit in het Handelsregister of moeten wij ook kijken naar andere geregistreerde activiteiten?
Het oordeel
Het CBb oordeelde als volgt: wij mogen er bij de beoordeling van de aanvragen in eerste instantie vanuit gaan dat de als eerste vermelde SBI-code hoort bij de hoofdactiviteit van een onderneming. De CBb vond dit ‘goed navolgbaar’. Bestrijdt een onderneming echter dat de eerste vermelde SBI-code die van de hoofdactiviteit is? Dan moeten wij nader onderzoek doen welke geregistreerde activiteit de hoofdactiviteit is.
Dat is hier het geval. Wij hebben na deze uitspraak onze werkwijze aangepast. In TVL Q1 2021 is een hardheidsclausule opgenomen in de regeling. Past de inschrijving in het handelsregister niet (meer)? Dan kunnen we ook rekening houden met de feitelijke activiteiten.
Lees de volledige uitspraken:
Waar gaat het over?
Het CBb deed op 29 maart 2022 2 uitspraken over de voortzetting/wijziging van rechtsvorm van een onderneming in de TVL. Deze uitspraken slaan op ondernemers die door een bedrijfsovername of rechtsvormwijziging bij de TVL worden gezien als nieuwe ondernemingen.
Kernvraag
Moeten wij bij het bepalen van de omzet in de referentieperiode rekenen met de omzet van rechtsvoorganger van de onderneming of kunnen wij uitgaan van de omzet van de nieuwe onderneming?
Het oordeel
Het CBb oordeelde als volgt: wij moeten de omzet van een rechtsvoorganger meenemen bij het bepalen van de referentieomzet als de kenmerkende eigenschappen van de onderneming bij de overname bewaard zijn gebleven.
Wij kunnen hierdoor niet meer zomaar uitgaan van de inschrijfdatum in het Handelsregister van de aanvrager. Stelt de ondernemer dat er sprake is van een voortzetting of rechtsvormwijziging van een bestaande onderneming en kan hij dit aantonen? Dan moeten wij dat beoordelen.
Waar gaat het over?
In de TVL is de referentieperiode bepaald. Deze periode is van belang voor het bepalen van de referentieomzet en daarmee de hoogte van de subsidie. Voor startende ondernemers houden wij als ‘start van de activiteiten’ de datum aan dat de onderneming voor het eerst is ingeschreven in het Handelsregister. Een restauranthouder was van mening dat dit voor haar niet klopte. Zij verzocht het CBb om de start van de activiteiten dezelfde datum aan te houden als het moment dat zij voor het eerst omzet had.
De kernvraag
Mogen wij bij startende ondernemers uitgaan van de datum van de eerste inschrijving in het Handelsregister voor het bepalen van de referentieperiode?
Het oordeel
Het Cbb oordeelde als volgt: kan én mag een ondernemer niet op de datum van inschrijving in het handelsregister starten met zijn onderneming? Dan moeten wij die latere datum aanhouden als start van de activiteiten. Daarbij vindt het CBb het wel noodzakelijk dat het moment van de start bepaald wordt aan de hand van objectief bepaalbare feiten en omstandigheden. Alleen zo kunnen wij de TVL goed uitvoeren. Daarom is volgens het CBb in elk geval sprake van de start van de activiteiten wanneer de aanvrager over alle noodzakelijke vergunningen beschikt. Er mogen ook geen duidelijke juridische belemmeringen zijn voor het uitoefenen van de bedrijfsactiviteiten.
Voor de restauranthouder is de startdatum aangepast naar de datum waarop zij de noodzakelijke vergunningen kreeg. Het begrip ‘start van de activiteiten’ was onderdeel van TVL en TVL Q4 2020. Met een startersregeling in Q1 2021 en een alternatieve referentieperiode in de TVL vanaf Q2 2021 is dit knelpunt voor veel ondernemers opgelost.
Waar gaat het over?
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft op 15 maart, 22 maart en 26 april 2022 een uitspraak gedaan over TVL Q4 2020. Het gaat hier over het verschil tussen de inschrijving van de SBI-code in het Handelsregister en de werkelijke bedrijfsactiviteit van de ondernemer.
Kernvraag
Moeten wij voor TVL Q4 2020 rekening houden met de werkelijke activiteiten van de ondernemer als die niet overeenkomen met de SBI-code?
Het oordeel
Het CBb oordeelde als volgt: de TVL Q4 2020 had oplossingen moeten bieden voor ondernemers waarvan de SBI-code niet overeenkomt met de werkelijke activiteiten. Het gaat dan om ondernemers die door een verkeerde SBI-code:
- niet voor TVL in aanmerking kwamen en zijn afgewezen. Met hun werkelijke activiteiten vallen ze wel onder de doelgroep van TVL.
- een lagere subsidie kregen. Met hun werkelijke activiteiten hadden ze recht op een hogere subsidie.
Wij moeten dus ook bij TVL Q4 2020 rekening houden met de werkelijke activiteiten van de ondernemer.
Lees de volledige uitspraken:
Hieronder vindt u uitspraken van de rechter waarna de TVL-uitvoering niet is aangepast.
Waar gaat het over?
Wij gaan voor het bepalen van de activiteiten uit van de manier waarop een onderneming op 15 maart 2020 stond ingeschreven in het Handelsregister. In deze zaak wijzigde de ondernemer na de peildatum de hoofdactiviteit in de inschrijving in het Handelsregister. Hij vroeg TVL aan op basis van deze nieuwe hoofdactiviteit, die tot een hoger subsidiebedrag zou leiden.
Kernvraag
Moeten wij bij het bepalen van de hoofdactiviteit rekening houden met wijzigingen in het Handelsregister van nà 15 maart 2020?
Het oordeel
Het CBb oordeelde als volgt: de regeling schrijft uitdrukkelijk voor dat de subsidie wordt bepaald door de hoofdactiviteit op de peildatum van 15 maart 2020. Wij hoeven geen rekening te houden met latere wijzigingen. Dit betekent dat het CBb van oordeel is dat wij de regeling op dit onderdeel redelijk hebben uitgevoerd.
Waar gaat het over?
In de regeling zijn percentages opgenomen voor de gemiddelde vaste lasten per sector. De hoofdactiviteit van de ondernemer en de bijbehorende SBI bepalen met welk percentage aan vaste lasten we het subsidiebedrag berekenen. Ook is bepaald dat er alleen recht op subsidie is als voldaan wordt aan het minimum aan vaste lasten. In Q4 2020 was dat € 4.000. De ondernemer gaf aan dat zijn werkelijke vaste lasten hoger waren dan € 4.000.
De kernvraag
Mogen wij bij het bepalen van de vaste lasten uitgaan van percentages, ook al zijn de werkelijke vaste lasten aantoonbaar hoger?
Het oordeel
Het CBb oordeelde als volgt: de TVL biedt geen ruimte om af te wijken van de percentages die aan de SBI-codes zijn gekoppeld. Ook niet wanneer de werkelijke vaste lasten van de ondernemer hoger of lager zijn. In de uitvoering van de TVL is snelheid cruciaal. Zo ontvangen aanvragers snel hun subsidie om hun vaste lasten in de subsidieperiode te kunnen blijven betalen.
Waar gaat het over?
De regeling geeft recht op een subsidie bij een omzetverlies van minimaal 30% van de referentieomzet. De ondernemer van een startende onderneming had in de periode van 20 december 2019 tot en met 15 maart 2020 nog geen omzet.
De kernvraag
Mogen wij de aanvraag afwijzen als er geen omzet is geweest voor 15 maart 2020 en daarmee geen omzetverlies?
Het oordeel
Het CBb oordeelde als volgt: de TVL biedt niet de mogelijkheid om bij het ontbreken van omzetverlies toch een subsidie toe te kennen. De TVL richt zich op ondernemers die door de coronamaatregelen omzet zijn misgelopen (omzetderving). Deze omzetderving is de basis voor het berekenen van het subsidiebedrag. Zonder omzetderving is het niet mogelijk om subsidie te verstrekken. In latere periodes is de TVL uitgebreid voor starters, omdat deze ondernemers in de loop van de laatste 2 jaar wel omzet hebben realiseerden.
Waar gaat het over?
De regeling gaat uit van btw-aangiften van ondernemers. De ondernemer wenste haar omzet op een andere manier aan te tonen, omdat de btw-aangiften volgens haar een vertekend beeld gaven. Dat kwam door een doorbelasting van kosten aan een zusteronderneming.
De kernvraag
Mogen wij uitgaan van de aangiften omzetbelasting of moeten wij de ondernemer de gelegenheid bieden de werkelijke omzet aan te tonen?
Het oordeel
Het CBb oordeelde als volgt: de TVL biedt geen ruimte om af te wijken van de aangifte omzetbelasting. In de uitvoering van de TVL is snelheid cruciaal. Zo ontvangen aanvragers snel hun subsidie om de vaste lasten in de subsidieperiode te kunnen blijven betalen. Als wij uitgaan van de btw-aangiftes is het mogelijk om heel grote aantallen aanvragen snel af te handelen.
Waar gaat het over?
Een ondernemer moet binnen 6 weken na bekendmaking van een beslissing bezwaar indienen. Dit staat in de Algemene wet bestuursrecht. De ondernemer had te laat bezwaar gemaakt tegen een afwijzende beslissing. Hij gaf als reden op dat hij nooit een melding had gehad en daardoor niet tijdig wist dat er een beslissing genomen was.
De kernvraag
Mogen wij beslissingen alleen bekend maken via ons digitale portaal of moeten wij deze ook per post versturen?
Het oordeel
Het CBb oordeelde als volgt: de beslissing mag alleen digitaal verzonden worden. De ondernemer geeft op het aanvraagformulier expliciet toestemming om over de aanvraag uitsluitend digitaal bericht te ontvangen. Het bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen reden was waarom de ondernemer niet op tijd bezwaar had kunnen maken.
- Ministerie van Economische Zaken en Klimaat