Veelgestelde vragen duurzame veehouderij
Op deze pagina vindt u de antwoorden op veelgestelde vragen over duurzame veehouderij in relatie tot de MIA\Vamil.
Hiermee bedoelen we het volgende mee:
Heeft u een investering gemeld voor de bouw van een duurzame stal onder één van de codes 2210, 2211, 2212, 2220, 2221, 2230, 2231, 2280, 2290 of 2291? En wilt u nog een (deel)investering melden voor toepassing in dezelfde stal? Bijvoorbeeld een investering in een autonome mestverzamelrobot of een automatisch ruwvoersysteem? Dan moet u deze (deel)investering melden onder dezelfde code als die van de stal. De reden hiervoor is dat voor de totale stal een maximaal bedrag in aanmerking komt voor de MIA\Vamil.
Heeft u geen investering gemeld voor de bouw van een stal onder één van bovengenoemde codes? Dan kunt u een (deel)investering in een bedrijfsmiddel van de Milieulijst wel melden onder een andere code.
Stappenplan voor het aanvragen van MIA\Vamil voor uw duurzame stal:
- bouwvergunning rond;
- offertes aanvragen voor de bouw van de stal;
- stal(ontwerp) certificaat MDV (voorheen (voorlopig) MDV-certificaat) aanvragen;
- opdrachten geven;
- bezit (ontwerp) certificaat MDV;
- binnen drie maanden na opdracht MIA\Vamil aanvragen.
U kunt er natuurlijk voor kiezen om op basis van opdrachten te certificeren, maar belangrijk is dat er vóór meldingsdatum een voorlopig MDV-certificaat/ stalontwerp certificaat is afgegeven!
Stappenplan voor het aanvragen van MIA\Vamil voor uw proefstal:
- proefstalstatus aanvragen bij NL Milieu & Leefomgeving, uitvoering Rav;
- bouwvergunning rond;
- offertes aanvragen voor de bouw van de stal;
- opdrachten geven;
- binnen drie maanden na opdracht MIA\Vamil aanvragen.
Er gelden maximale bedragen per MDV-gecertificeerde dierplaats voor melkvee, varkens en pluimvee. Door deze zogenoemde forfaitaire bedragen hoeft u geen kosten meer te specificeren. Bijvoorbeeld voor melkstal, opslagruimten, kantine, etcetera. Hierdoor is het aanvragen van MIA en Vamil makkelijker.
Voor melkvee en varkens is een vast forfaitair bedrag vastgesteld. Voor pluimvee wordt het forfaitaire bedrag gebaseerd op het aantal behaalde punten op maatregel 1 van de dierwelzijnsmaatlat.
- Voor een berekening van het maximaal te melden bedrag, kunt u gebruik maken van het format 'Kostenoverzicht MDV-stallen'.
- In het format ‘Kostenoverzicht niet-MDV- stallen' kunt u invullen welke kosten u heeft gemeld voor MIA\VAMIL voor de bouw van een proefstal of biologische stal.
Deze kostenoverzichten kunt u vinden in de rubriek formulieren van de Publicaties MIA\Vamil.
Zorg dat u kunt aantonen dat uw bedrijf grondgebonden is. Grondgebonden betekent dat u alle op het bedrijf geproduceerde dierlijke mest op het bedrijf benut. Binnen de geldende gebruiksnormen voor dierlijke mest, zowel stikstof als fosfaat. Het gaat dan om grond die u in eigendom heeft of pacht/huurt en waarop u gras en/of een voedergewas teelt.
Voor gemengde bedrijven geldt deze eis alleen voor de mest van de melkveetak.
Het ministerie werkt aan een norm over grondgebondenheid. Zodra deze is vastgesteld, geldt deze norm.
Voor het antwoord gebruiken we als voorbeeld een investering in een melkstal.
Voorbeeld
Een melkveehouder investeert in de bouw van een nieuw (MDV-)deel van 100 koeplaatsen aan een bestaande stal met 200 koeplaatsen. De melkstal heeft nu in totaal 300 koeplaatsen. Dit betekent dat de melkstal volgens de Milieulijst 2023 niet voldoet aan het gestelde maximum van 250 dierplaatsen. U krijgt dan geen belastingvoordeel van de MIA\Vamil bij deze investering.
Verandert de diercategorie, bijvoorbeeld van kraamzeugen naar vleesvarkens? Toon dan met een omrekening aan dat het aantal grootte eenheden (GE's) niet toeneemt. Gebruik daarvoor de 'Omrekenfactoren MDV grootte eenheid' die horen bij het certificatieschema van uw stal. U vindt dit certificatieschema, de omrekenfactoren en meer uitleg over 'grootte eenheden' op de website van Maatlat Duurzame Veehouderij.
Het uitgangspunt is dat we kijken naar het aantal dierplaatsen op de nieuwste vergunning(en), ten opzichte van het aantal dierplaatsen in de oude vergunde situatie. Daarbij is het van belang dat de oude vergunde situatie wel is gerealiseerd.
De kosten voor de stal en vaste inrichting voor een biologische melk- of pluimveehouderij kunnen in aanmerking komen voor MIA en Vamil onder code A 2201 van de Milieulijst.
Na oplevering van de gemelde stal dient het definitief stalcertificaat te worden behaald. De certificatie-instelling zal voor dit stalcertificaat een administratieve en fysieke audit uitvoeren. U hoeft het definitief stalcertificaat niet naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland te sturen. De belastinginspecteur kan het definitief certificaat opvragen bij de beoordeling van uw aangifte.
Bij de Regeling Ammoniak en Veehouderij vindt u meer informatie over de proefstalstatus. Komt u er niet uit? Neemt u dan contact op met de adviseur die uw aanvraag in behandeling heeft. Naam en telefoonnummer van de adviseur vindt u in de brief van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Wij controleren de aanvragen steekproefsgewijs. Bij controle vragen wij u om een plattegrond en een (voorlopig) certificaat toe te sturen. Voor de onderbouwing van de kosten, moet u een kostenoverzicht geven. Hierin vermeldt u per opdracht of factuur:
- de datum van de verplichting;
- de leverancier;
- het onderdeel;
- het bedrag.
Van alle opdrachten en facturen van boven de € 5.000 is een kopie vereist. U kunt een blanco kostenoverzicht voor MDV-stallen downloaden op de pagina Publicaties MIA\VAMIL.
- Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat