Veelgestelde vragen MIA\Vamil
Hier vindt u onze antwoorden op veelgestelde vragen over de regelingen Milieu-investeringsaftrek en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (MIA\Vamil). U vindt er algemene vragen over het aanvragen en gebruiken van deze investeringsaftrek. En vragen over het melden van specifieke investeringen.
Algemene vragen
De datum waarop u een investeringsverplichting aangaat, bepaalt welke Milieulijst u gebruikt. Heeft u de orderbevestiging getekend in 2023? Dan moet u voldoen aan de eisen in de Milieulijst 2023, ongeacht wanneer het bedrijfsmiddel wordt afgeleverd.
De nieuwe Milieulijst wordt meestal in de laatste week van december in de Staatscourant gepubliceerd. Wij doen geen mededelingen over de inhoud van de Milieulijst of over eisen die daarin gesteld worden, totdat de tekst van de nieuwe Milieulijst gepubliceerd is.
Meld uw investering binnen 3 maanden vanaf de datum dat u de aankoopverplichting bent aangegaan. Dit is de datum van de koopovereenkomst. Hiermee gaat u een juridische betalingsverplichting aan. Voorbeelden van koopovereenkomsten zijn:
- het akkoord op een offerte (getekend of per e-mail);
- het geven van een opdracht tot levering, zoals een getekend of digitaal verzonden bestelformulier;
- mondelinge aanvaarding, zonder voorbehoud, van een aanbod tot koop.
Let op
Reken altijd 3 maanden vanaf de datum van de koopovereenkomst. Gebruik niet de offerte-, factuur-, installatie- of betaaldatum. Doet u de aanvraag te laat, dan loopt u het belastingvoordeel van de MIA\Vamil mis.
Lees meer over het aanvraagproces
Als u de omzetbelasting van het bedrijfsmiddel kunt verrekenen, dan meldt u het investeringsbedrag exclusief omzetbelasting (btw). Als u de omzetbelasting (btw) niet kunt verrekenen, dan meldt u het bedrag inclusief omzetbelasting.
Bij een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting meldt het moederbedrijf de investering van de dochter. Heeft het dochterbedrijf zelf de investering gemeld? Dan heeft dit geen gevolgen voor de beoordeling. Het is niet nodig dat het moederbedrijf een nieuwe aanvraag indient.
Bij de belastingdienst leest u meer informatie over Fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Overleg met de Belastingdienst hoe een fiscale eenheid het MIA\Vamil-voordeel kan verrekenen in de belastingaangifte.
Ja, dat kan als het gaat om dezelfde bedrijfsmiddelen met dezelfde bedrijfsmiddelcode op de Milieulijst.
Let op
Verschilt de datum van de aankoopverplichting van deze bedrijfsmiddelen, omdat het aparte opdrachten of koopovereenkomsten zijn? Dan geldt dat de melding binnen 3 maanden na de datum van de eerste aankoopverplichting bij ons binnen moet zijn.
De MIA\Vamil stimuleert investeringen die primair een milieuvoordeel (anders dan een energiebesparing) bieden. Energiebesparende technieken kunt u mogelijk wel melden voor de Energie-investeringsaftrek (EIA).
Heeft u een ontvangstbevestiging van uw melding? Dan kunt u het voordeel van MIA en Vamil verwerken in uw belastingaangifte.
Wij controleren de aanvragen steekproefsgewijs en vatten onze bevindingen samen in een advies voor de belastinginspecteur. Heeft u een advies ontvangen? Verwerk de gevraagde correcties dan in uw aangifte.
Met de MIA trekt u in uw belastingaangifte het percentage van de milieu-investeringskosten dat voor uw investering geldt (27%, 36% of 45%) af van uw winst. U verlaagt hiermee uw fiscale winst, waardoor u minder belasting betaalt.
Voor de Vamil geldt dat u 75% willekeurig mag afschrijven. De overige 25% schrijft u af zoals u dat normaal ook zou doen. U verlaagt hiermee de fiscale winst op een moment dat het u het beste uitkomt. Bijvoorbeeld in een jaar waarin uw winst hoog is.
Lees meer op onze pagina MIA\Vamil aanvragen.
Verkoopt u het bedrijfsmiddel waarvoor u MIA\Vamil toepaste binnen vijf jaar? Dan geldt een terugbetalingsverplichting. U doet dit via de desinvesteringsbijtelling in uw belastingaangifte. Lees meer over de Desinvesteringsbijtelling.
Wanneer de budgetoverschrijding in zicht is, kan de minister van Financiën één of beide regeling(en) beperken of buiten toepassing stellen. Dit is sinds 2008 niet meer voorgekomen, omdat het budget dat overblijft in het ene jaar mee mag naar een volgend jaar. Een eventuele sluiting publiceert de minister in de Staatscourant. Investeringen die zijn gedaan vóór publicatie van dat besluit mag u nog melden voor MIA\Vamil.
Een definitie en uitleg over het begrip 'kleine en middelgrote ondernemingen' ofwel KMO’s vindt u op de website van de Europese commissie. Doe de Mkb-toets voor het onderscheid tussen grote, middelgrote en kleine ondernemingen.
Overheidsondernemingen, bijvoorbeeld van gemeenten, provincies en waterschappen, zijn sinds 1 januari 2016 belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Niet alle activiteiten van overheden vallen onder de belastingplicht. Op de site van de Belastingdienst vindt u om welke activiteiten het gaat.
Voor alle belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting (en dat kunnen vanaf 2016 dus ook onderdelen van overheidslichamen zijn) geldt dat ze een beroep op de investeringsfaciliteiten, zoals EIA, MIA en Vamil, kunnen doen. Uiteraard moet de investering dan wel zijn gedaan in het deel van de activiteiten dat als een fiscale (belastingplichtige) onderneming wordt beschouwd.
Ook een stichting of vereniging moet in bepaalde situaties aangifte vennootschapsbelasting doen. Dit heet beperkte belastingplicht. Op de website van de Belastingdienst leest u hoe dat zit.
Is de stichting of vereniging belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting? Dan kan deze een beroep doen op de investeringsfaciliteiten, zoals EIA, MIA en Vamil. Uiteraard moet de investering dan wel zijn gedaan in het deel van de activiteiten dat als een fiscale (belastingplichtige) onderneming wordt beschouwd.
Vragen over investeringen in elektrische en waterstofvoertuigen
U vindt deze in de infographic Mobiliteit.
- Klikt u in de infographic op een groen tekstkader, bijvoorbeeld personenvervoer? Dan krijgt u een overzicht van bedrijfsmiddelen waarvoor u MIA\Vamil kunt aanvragen, zoals elektrisch aangedreven bussen .
- Klikt u op een blauw tekstkader? Dan krijgt u een overzicht van bedrijfsmiddelen waarvoor u Energie-investeringsaftrek (EIA) kunt aanvragen.
Voor elektrische voertuigen (bestelauto’s/L7e-voertuigen) en waterstofstofvoertuigen is een zogenaamde 'positieve lijst' opgesteld. Dit is een overzicht met typen voertuigen en merken waarvan bij ons bekend is dat ze voldoen aan de eisen van MIA- en/of Vamil.
De MIA en Vamil zijn geen subsidieregelingen, maar fiscale regelingen. Dit betekent dat dit u alleen belastingvoordeel oplevert. U ontvangt geen subsidie.
Per bedrijf kan de hoogte van het MIA\Vamil-voordeel afwijken. Dit is afhankelijk van de hoogte van uw eigen belastingtarief. En de mogelijkheid voor aftrek van de winst.
Stel: aanschafprijs van de waterstofpersonenauto (code F 3109) | € 90.000 |
Maximaal komt in aanmerking (volgens codeomschrijving) | € 75.000 |
Milieu-investeringsaftrekpercentage (volgens code) | 45% |
Milieu-investeringsaftrek | € 33.750 |
Belastingtarief op de winst (voorbeeldpercentage) | 25 % |
Netto voordeel | € 8.438 |
Maakt u dit aangiftejaar geen winst? Dan kunt u de aftrek ook verrekenen met de aangifte van vorig jaar. Of de nog komende aangifte. Dat kan tot 1 jaar (vennootschapsbelasting) of 3 jaar (inkomstenbelasting) terug. Of tot 9 jaar vooruit.
Met onze rekentool berekent u zelf wat het geschatte belastingvoordeel voor uw investering is. Hiervoor heeft u de letter in de bedrijfsmiddelcode van de Milieulijst nodig waaronder u uw investering wilt melden. Bereken uw belastingvoordeel.
Op de MIA en Vamil is 'desinvesteringsbijtelling' van toepassing, zoals verwoord in artikel 3.47 in de wet voor inkomstenbelasting 2001. Dit betekent dat u, als u het voertuig voortijdig verkoopt, in de aangifte desinvesteringsbijtelling moet toepassen.
Er zijn 2 belangrijke voorbehouden:
- Beëindigt u een operationeel leasecontract voortijdig? Dan blijft het bedrijfsmiddel nog steeds eigendom van de leasemaatschappij. In zo'n geval is er geen sprake van dat de leasemaatschappij geld zou moeten terugbetalen.
- Bij 'total loss' is ook geen sprake van een terugbetalingsverplichting.
Heeft u vragen over het toepassen van desinvesteringsbijtelling? Neem dan contact op met de Belastingtelefoon voor Ondernemers. Geef daarbij aan dat u een fiscale vraag heeft over de MIA\Vamil. Of ga naar de website van de Belastingdienst.
Gaat u de verplichting aan in 2023 (aanschafdatum in 2023)? Dan gelden de eisen van de Milieulijst 2023, ook als uw voertuig pas geleverd wordt in 2024.
Voorbeeld
Stel u heeft het voertuig besteld op 24 september 2023 (aanschafdatum). De levering is op 21 februari 2024. Uw investering moet dan voldoen aan de eisen van de Milieulijst 2023
Gebruikte/tweedehands voertuigen komen in beginsel niet in aanmerking. Behalve als deze fiscaal als 'nieuw' worden gezien. Voor nieuwe voertuigen volgen wij de definitie van de Belastingdienst:
- voertuigen die niet langer dan 6 maanden geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen;
- of voertuigen die niet meer dan 6.000 kilometer hebben gereden.
Zie voor meer informatie de website van de Belastingdienst.
In sommige gevallen worden demo-modellen fiscaal als 'gebruikt' gezien. Heeft u vragen over demomodellen? Bel dan naar de Belastingtelefoon voor ondernemers.
Ja, voor de ombouwkosten kan dat. Als dat voertuig nog een aantal jaren in eigendom blijft van de aanvrager. Wilt u zelf ombouwen en direct daarna verkopen? Dan levert dat dus geen aftrekbaar voordeel op.
Vragen over meldingsprocedure voertuigen
Om gebruik te maken van de MIA\Vamil, moet u uw voertuig eerst bij ons melden. Daarna kunt u de MIA\Vamil toepassen in uw belastingaangifte. Let daarbij op het volgende:
- Zorg dat u de melding van deze investering (uw voertuig) indient binnen 3 maanden ná de datum waarop u de verplichting tot aankoop bent aangegaan. Het gaat dus om de datum van de koopovereenkomst. Bijvoorbeeld een koopcontract of ondertekende opdracht. Dit is niet hetzelfde als de datum van levering, de factuur of de betaaldatum.
- Dient u uw melding niet in binnen deze termijn? Dan komt uw investering niet in aanmerking.
- Gebruik het juiste meldingsformulier. Ligt de aanschafdatum in 2024? Dan geldt het meldingsformulier 2024.
Tips voor het invullen van het formulier
- Bij 'code en omschrijving' kiest u de juiste code van het betreffende voertuig. Er opent dan een lijst met voertuigen die op de 'positieve lijst' staan. Van deze voertuigen is bij ons al bekend dat deze in aanmerking komen. Kies het voertuig dat u heeft aangeschaft.
- Staat uw type niet in deze lijst? Kies dan de optie 'Onbekend'. En geef in het tekstveld 'Eventuele nadere toelichting' aan om welk merk en type het gaat. Dan vult u het aantal voertuigen en de prijs per voertuig in. Let hierbij op de komma/punt.
- Een te hoog investeringsbedrag wordt automatisch (per voertuig) afgetopt. Dit betekent dat een investeringsbedrag nooit hoger uitkomt dan het maximale bedrag.
Lees meer over hoe u uw voertuig meldt en wat u na uw melding kunt verwachten op de pagina MIA\Vamil aanvragen.
U leest hier meer over op de volgende pagina's:
Dat is sinds 2024 alleen mogelijk voor zware voertuigen (zoals vrachtwagens) en mobiele werktuigen. Het gaat dan om code G 3721 in de Milieulijst. U kunt een oplaadpunt of meerdere oplaadpunten melden onder code G 3721 als:
- het oplaadpunt een uitgangsvermogen heeft van ten minste 22 kW;
- uw totale investering ten minste € 2.500 is;
- het op uw eigen bedrijfsterrein staat. Dit mag ook een gehuurd terrein zijn;
- u het gebruikt om uw eigen elektrische voertuigen of mobiele werktuigen te laden. Of ook inzet voor eigen gebruik, bijvoorbeeld via een huurcontract of uw (aantoonbare) exclusieve gebruik van een externe partij.
Het Open Charge Point Protocol (OCPP) is een protocol voor de communicatie tussen een laadpunt en een centraal systeem. Het centrale systeem bedient en beheert de laadpunten. Uit uw documentatie moet blijken dat het laadpunt volgens dit protocol werkt. Een laadpunt dat alleen spanning voor het voertuig levert komt niet in aanmerking.
Het gaat in de codeomschrijvingen van G 3721 om OCPP versie 2.01 met CS-certificaat (of hoger). Deze versie stelt onder andere eisen aan de veiligheid (bijvoorbeeld tegen hacken) en aan de teruglevering aan het net.
Meer informatie: Wat is OCPP (eLaad.nl)
Kosten die in aanmerking komen:
- aanschafprijs van het voertuig;
- accessoires af-fabriek;
- rijklaar maken;
- verwijderingsbijdrage;
- legeskosten (kosten registratie kenteken);
- voertuigen die gekocht zijn in het buitenland (onder voorwaarden);
- kosten voor het ombouwen van een bestaand voertuig naar een volledig elektrisch voertuig (exclusief de aanschaf van dit voertuig).
Voor bepaalde bedrijfsmiddelen geldt een maximaal bedrag per voertuig. Dit staat dan in de codeomschrijving van het bedrijfsmiddel.
Kosten die niet in aanmerking komen:
- losse onderdelen. Zoals winterbanden, dakkoffers, aanhangers of fietsendragers;
- korting die u heeft gekregen. Deze moet u van het investeringsbedrag aftrekken;
- subsidie die u voor het voertuig (en de laadpaal) heeft gekregen. Deze moet u van het investeringsbedrag aftrekken.
De investeringskosten in gebruikte voertuigen komen niet in de aanmerking voor MIA en Vamil. In sommige gevallen worden demo-modellen fiscaal als gebruikt gezien. Heeft u vragen over demomodellen? Bel dan naar de Belastingtelefoon voor ondernemers.
Kunt u btw verrekenen? Dan moet u de investeringskosten exclusief btw melden. Bent u vrijgesteld van btw? Dan kunt u de investering inclusief btw melden. Heeft u vragen over de btw? Bel dan met de Belastingtelefoon voor ondernemers.
Heeft u korting gekregen op de aanschaf van een voertuig? Dan meldt u alleen de betaalde aanschafprijs. Is er sprake van inruil? Dan hoeft u het inruilbedrag niet af te trekken van het aanschafbedrag.
Binnen 3 maanden na de datum van aanschaf van het voertuig.
Voorbeeld
Stel: u heeft het voertuig besteld op 11 oktober 2023 (= aanschafdatum). De levering is op 21 februari 2024. Zorg dan dat u uiterlijk 11 januari 2024 de melding indient.
Let op
De Belastingdienst eist veelal dat minimaal 25% van het investeringsbedrag is betaald binnen een jaar na de aanschafdatum.
U kunt meerdere voertuigen tegelijk melden. Doe de melding uiterlijk 3 maanden na de datum waarop u de eerste aankoopverplichting aanging. Let daarbij op het volgende:
- Heeft u geïnvesteerd in meerdere voertuigen van hetzelfde merk en type? En zijn deze allemaal minder dan 3 maanden geleden besteld? Dan kunt u deze in één keer melden. Op het meldingsformulier geeft u dan het aantal voertuigen aan. En de gemiddelde prijs die u betaalt per voertuig.
- Heeft u geïnvesteerd in meerdere voertuigen die verschillen in merk of type? Dan moet u voor meerdere meldingen indienen.
Ja, dat kan. Meldt dan het bedrag dat u bekend is. Bijvoorbeeld de aanbetaling of geraamde kosten. En doe dit binnen 3 maanden na het aangaan van de verplichting. Verschilt het definitieve bedrag van het bedrag dat u gemeld heeft? Dan meldt u de eventuele resterende kosten met een nieuwe melding, nadat het definitieve bedrag bekend is (vervolgmelding).
Geef in het meldingsformulier aan dat het om een vervolgmelding gaat. Let op: er geldt mogelijk een maximaal bedrag per voertuig. Dit vindt u in de code-omschrijving van het betreffende bedrijfsmiddel.
Gaat het om operational lease? Dan kan niet de klant van de leasemaatschappij MIA en/of Vamil aanvragen. Dit kan alleen de leasemaatschappij zelf. De leasemaatschappij kan dan het voordeel verwerken in de leasecalculatie. Dit maakt het leasen van een elektrisch voertuig voor de klant aantrekkelijker.
Soms staat het kenteken op naam van de klant van de leasemaatschappij. De leasemaatschappij kan dan nog steeds MIA en/of Vamil aanvragen. De tenaamstelling van het kenteken heeft niet tot gevolg dat het eigendom in fiscale zin overgaat. Of dat het voertuig niet langer tot de bedrijfsmiddelen van de leasemaatschappij behoort. Dit geldt ook als de klant een natuurlijk persoon is.
Vragen over investeringen in duurzaam bouwen
Ja, dat kan. De totale oppervlaktes van de gebouwdelen per gebouwfunctie (wel of geen industriefunctie) bepalen het bedrag dat u kunt melden.
Nee, alleen het gemelde gebouwdeel moet dan voldoen aan de eisen voor de MIA. Dit moet u aantonen.
Bij meerdere partijen die investeren in één kantoorgebouw, mag elke investeerder zijn eigen aandeel in dit gebouw melden. Maar voor de beoordeling en het bedrag kijken we naar het oppervlak van het hele gebouw(deel). Ongeacht het aantal investerende partijen blijft het maximale bedrag per m2 BVO (Bruto Vloeroppervlakte) gelden voor het totale gebouw(deel).
Voorbeeld
Een kantoor met een BVO van 1.200 m2 komt voor maximaal € 800 per m2 BVO in aanmerking. Het maximale bedrag is € 800/m2 x 1.200 m2 = € 960.000. Dit maximale bedrag komt in aanmerking voor het kantoor. De partijen moeten dit bedrag onderling verdelen.
Nee, inrichting en interieur horen niet bij het gebouw. Dit geldt ook voor:
- procesinstallaties;
- aankoop van de grond;
- sloop van een bestaand gebouw;
- installaties voor het opwekken van duurzame energie.
Dan meldt u deze kosten onder code D 6130. Dit kan alleen als:
- de eerste melding voldoet aan de eisen van code 6115, 6120, 6125 of 6127 van de Milieulijst 2021, 2022 of 2023, en
- zoals omschreven in de code van deze eerste melding, het maximale bedrag per m2 BVO (Bruto Vloeroppervlakte) nog niet bereikt is.
Voor circulaire gebouwen is er geen andere code voor vervolgmeldingen. U moet aan de eisen van de Milieulijst 2024 voldoen als u ook vervolginvesteringen uit 2024 wilt melden.
Voor het gebouw houden we het gevalideerde Bruto Vloeroppervlakte (BVO) aan. Hiermee bedoelen we het BVO dat wordt aangehouden in het rapport/assessment volgens BREEAM, GPR, LEED of DGNB International. Het BVO staat ook in de MPG-berekening.
Al het nieuwe hout moet zijn gecertificeerd volgens certificeringssystemen die door het Timber Procurement Assessment Committee zijn goedgekeurd. De betrokken aannemers en onderaannemers moeten in het bezit zijn van een ‘Chain of Custody’-certificaat van dit certificeringssysteem.
Daarnaast hebben wij een ondertekende verklaring van de (hoofd)aannemer nodig. Hierin moet deze verklaren dat al het nieuwe toegepaste hout in het gebouw gecertificeerd duurzaam hout is. Dit betekent dat dit hout aangeschaft en verwerkt is volgens hun COC-certificaat.
Meer informatie hierover vindt u op de volgende pagina's:
Hiermee bedoelen we dat het dak geschikt is gemaakt en voorbereid is voor het installeren van zonnepanelen, zonnecollectoren of andere energieopwekkingsinstallaties. Dit betekent dat de dakconstructie minimaal de sterkte heeft om zonnepanelen of zonnecollectoren te dragen. Daarnaast moeten de dakdoorvoeren en eventueel bekabeling aangelegd zijn.
Het gaat erom dat het dak op elk moment ingezet kan worden voor energieopwekking. Als de huidige gebruiker niet tijdens de bouw direct zonnepanelen op het dak aanbrengt, moet dit op een later moment eenvoudig kunnen. Dit omdat de voorzieningen om dit te doen al gerealiseerd zijn.
Dat kan op de volgende manieren:
- Met behulp van een 'Verklaring draagkracht dakconstructie’. Die moet uw constructeur afgeven. Dit is dezelfde verklaring als aangeleverd moet worden bij een subsidieaanvraag voor de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++).
- Een subsidiegoedkeuring van de SDE++ voor zonnepaneelsystemen (PV) op het (gehele) dak
- Een constructieberekening waaruit blijkt dat er rekening gehouden is met de draagkracht van het dak voor zonnepaneelsystemen op het gehele dak.
- Een getekende opdracht voor PV, waaruit blijkt dat u zonnepaneelsystemen op het gehele dak aanschaft.
Gaat het om de MPG-berekening onder punt 3 van de circulaire gebouwcodes? Of punt 2 van de duurzame gebouwcodes? Dan mag het wel, maar het hoeft niet. De reden hiervoor is dat de MIA-regeling duurzame energieopwekkingsinstallaties niet ziet als onderdeel van deze gebouwen.
Let op
Is het een gebouw volgens maatlat BREEAM-NL, GPR Gebouw of DGNB (codes 6115 tot en met 6128)? En is voor die maatlat ook een MPG-berekening nodig? Zorg dan dat de berekening voldoet aan de eisen van de maatlat. Bijvoorbeeld: GPR Gebouw-richtlijnen eisen dat u energieopwekkingsinstallaties opneemt in het thema Energie én het thema Milieu.
Ja, dat kan. In 2024 geldt er wel een aftopping op 30.000 m2 bruto vloeroppervlakte (BVO) voor duurzame gebouwen. Dit betekent dat alleen maximaal 30.000 m2 in aanmerking komt voor MIA. Daarnaast gelden ook verschillende maximale bedragen per m2 volgens de omschrijving van de code.
Voorbeeld (code E 6116)
U investeert in een distributiecentrum, wat een gebouw met industriefunctie is. Het gebouw heeft een bruto vloeroppervlakte van 45.000 m2. En dit gebouw voldoet aan de eisen van code E 6116. Volgens deze code is het maximale bedrag per m2 BVO: € 400/m2. Het maximale bedrag dat voor MIA in aanmerking komt is: 30.000 m2 * € 400/m2 = € 12.000.000.
Vragen over investeringen in circulair bouwen
Ja, dat is mogelijk wanneer u een circulair gebouw meldt. Maar de investering kan maar één keer gemeld worden voor MIA.
Blijkt dat uw gebouw niet aan de eisen voor circulaire gebouwen kan voldoen? Dan is het mogelijk om de investering onder een andere code te beoordelen. Let op: u moet dan wel aan de eisen van die code voldoen.
Ja. Het gaat hier om de inzet van een GPR- of BREEAM -assessor voor de borging van de gestelde eisen in de Milieulijst-codes voor circulaire gebouwen. Het gaat hier niet om een assessmentrapport volgens de volledige maatlatmethodiek van GPR of BREEAM.
Wat er wel in het assessmentrapport voor het ontwerp moet staan, vindt u in de Milieulijst en de Handreiking Circulaire gebouwen. Dit toetsen wij bij de controle van de gemelde investering. Het opleverassessment mag door dezelfde assessor gevalideerd worden. Ook wij controleren dit.
Er worden voor de MIA geen eisen gesteld aan de peildatum voor de MPG voor circulaire gebouwen en woningen. Het is aannemelijk dat de peildatum ligt tussen de aanvraagdatum van de omgevingsvergunning en de datum van het opstellen van het ontwerpassessment.
Nee. Om te kunnen controleren of de MPG en het materialenpaspoort op de juiste manier zijn opgesteld, moet de assessor onafhankelijk van de opsteller zijn. En niet zelf de MPG of het materialenpaspoort opstellen.
De minimumeisen aan een materialenpaspoort vindt u in de omschrijvingen van de codes voor circulaire gebouwen. En ook in de Handreiking Circulaire gebouwen. Uw bedrijf moet een plan hebben om het materialenpaspoort actueel te houden gedurende de levensduur van het gebouw. Ook moet u intern borgen dat u wijzigingen (bij verbouwingen) in het materialenpaspoort meeneemt. En dat u het materialenpaspoort overdraagt bij verkoop van het gebouw. Neem dit bijvoorbeeld mee in een kwaliteits- of ISO-systeem. En wijs een verantwoordelijke (afdeling) aan binnen uw organisatie. Wel mag een externe partij het materialenpaspoort voor u opstellen.
Zonnepanelen (PV-panelen) komen alleen in aanmerking voor de Vamil als deze voldoen aan de eisen van code C 6410. Dit houdt onder andere in dat deze:
- geen cadmium of fluor bevatten;
- specifiek ontworpen zijn om hoogwaardig te recyclen;
- opgenomen zijn in de Nationale Milieu Database (NMD) met een Productkaart Categorie 1;
- een terugnamegarantie van de producent hebben.
Let op: u moet de investering in zonnepanelen apart melden voor code C 6410.
Investeert u in circulaire PV-panelen? Dan komt u mogelijk ook in aanmerking voor Energie-investeringsaftrek (EIA) onder bedrijfsmiddel 251102.
Vragen over investeringen in een duurzame veehouderij
Hiermee bedoelen we het volgende mee:
Heeft u een investering gemeld voor de bouw van een duurzame stal onder één van de codes 2210, 2211, 2212, 2220, 2221, 2230, 2231, 2280, 2290 of 2291? En wilt u nog een (deel)investering melden voor toepassing in dezelfde stal? Bijvoorbeeld een investering in een autonome mestverzamelrobot of een automatisch ruwvoersysteem? Dan moet u deze (deel)investering melden onder dezelfde code als die van de stal. De reden hiervoor is dat voor de totale stal een maximaal bedrag in aanmerking komt voor de MIA\Vamil.
Heeft u geen investering gemeld voor de bouw van een stal onder één van bovengenoemde codes? Dan kunt u een (deel)investering in een bedrijfsmiddel van de Milieulijst wel melden onder een andere code.
Wij controleren de aanvragen steekproefsgewijs. Bij controle vragen wij u om een plattegrond en een (voorlopig) certificaat toe te sturen. Voor de onderbouwing van de kosten, moet u een kostenoverzicht geven. Hierin vermeldt u per opdracht of factuur:
- de datum van de verplichting;
- de leverancier;
- het onderdeel;
- het bedrag.
Van alle opdrachten en facturen van boven de € 5.000 is een kopie vereist. U kunt een blanco kostenoverzicht voor MDV-stallen downloaden op de pagina Publicaties MIA\VAMIL.
Er gelden maximale bedragen per MDV-gecertificeerde dierplaats voor melkvee, varkens en pluimvee. Door deze zogenoemde forfaitaire bedragen hoeft u geen kosten meer te specificeren. Bijvoorbeeld voor melkstal, opslagruimten, kantine, et cetera. Hierdoor is het aanvragen van MIA en Vamil makkelijker.
Voor melkvee en varkens is een vast forfaitair bedrag vastgesteld. Voor pluimvee wordt het forfaitaire bedrag gebaseerd op het aantal behaalde punten op maatregel 1 van de dierwelzijnsmaatlat.
- Voor een berekening van het maximaal te melden bedrag, kunt u gebruik maken van het format 'Kostenoverzicht MDV-stallen'.
- In het format ‘Kostenoverzicht niet-MDV- stallen' kunt u invullen welke kosten u heeft gemeld voor MIA\VAMIL voor de bouw van een proefstal of biologische stal.
Deze kostenoverzichten kunt u vinden in de rubriek formulieren van de Publicaties MIA\Vamil.
Zorg dat u kunt aantonen dat uw bedrijf grondgebonden is. Grondgebonden betekent dat u alle op het bedrijf geproduceerde dierlijke mest op het bedrijf benut. Binnen de geldende gebruiksnormen voor dierlijke mest, zowel stikstof als fosfaat. Het gaat dan om grond die u in eigendom heeft of pacht/huurt en waarop u gras en/of een voedergewas teelt.
Voor gemengde bedrijven geldt deze eis alleen voor de mest van de melkveetak.
Het ministerie werkt aan een norm over grondgebondenheid. Zodra deze is vastgesteld, geldt deze norm.
Voor het antwoord gebruiken we als voorbeeld een investering in een melkstal.
Voorbeeld
Een melkveehouder investeert in de bouw van een nieuw (MDV-)deel van 100 koeplaatsen aan een bestaande stal met 200 koeplaatsen. De melkstal heeft nu in totaal 300 koeplaatsen. Dit betekent dat de melkstal volgens de Milieulijst niet voldoet aan het gestelde maximum van 250 dierplaatsen. U krijgt dan geen belastingvoordeel van de MIA\Vamil bij deze investering.
Verandert de diercategorie, bijvoorbeeld van kraamzeugen naar vleesvarkens? Toon dan met een omrekening aan dat het aantal grootte eenheden (GE's) niet toeneemt. Gebruik daarvoor de 'Omrekenfactoren MDV grootte eenheid' die horen bij het certificatieschema van uw stal. U vindt dit certificatieschema, de omrekenfactoren en meer uitleg over 'grootte eenheden' op de website van Maatlat Duurzame Veehouderij.
Het uitgangspunt is dat we kijken naar het aantal dierplaatsen op de nieuwste vergunning(en), ten opzichte van het aantal dierplaatsen in de oude vergunde situatie. Daarbij is het van belang dat de oude vergunde situatie wel is gerealiseerd.
De kosten voor de stal en vaste inrichting voor een biologische melk- of pluimveehouderij kunnen in aanmerking komen voor MIA en Vamil onder code A 2201 van de Milieulijst.
Na oplevering van de gemelde stal dient het definitief stalcertificaat te worden behaald. De certificatie-instelling zal voor dit stalcertificaat een administratieve en fysieke audit uitvoeren. U hoeft het definitief stalcertificaat niet naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland te sturen. De belastinginspecteur kan het definitief certificaat opvragen bij de beoordeling van uw aangifte.
Vragen over investeringen in de glastuinbouw
Meldde u onder code 2112 of 2113 al eerder een investering voor de bouw van een duurzame kas? En wilt u nog een (deel)investering melden voor toepassing in dezelfde kas? Bijvoorbeeld een investering in insectengaas of voor voorzieningen voor biologische bestrijding van ziekten en plagen? Dan moet u deze investering melden onder dezelfde code. De reden is dat voor de totale kas een maximaal bedrag in aanmerking komt.
Heeft u geen investering gemeld voor de bouw van een duurzame kas onder code 2112 of 2113? Dan kunt u een (deel)investering wel melden onder een andere code.
Vormen meerdere kassen technisch, functioneel en in de tijd een samenhangend geheel? Dan beschouwen wij deze als één investeringsproject. De wijze waarop het project in uw vergunningsaanvraag is omschreven, telt hierin zwaar mee. Verder kijken wij onder meer of de projectdelen:
- gelijktijdig zijn aangeschaft;
- dezelfde locatie hebben;
- op hetzelfde perceel staan;
- bepaalde voorzieningen of installaties delen;
- bij dezelfde leverancier zijn aangeschaft.
Voorbeelden
- Heeft u voor de bouw van meerdere kassen op één locatie gelijktijdig een vergunningsaanvraag gedaan? En heeft u voor deze kassen op (nagenoeg) hetzelfde moment een investeringsverplichting aangegaan? Maar worden de kassen niet gelijktijdig gebouwd? Dan gaan wij ervan uit dat hier sprake is van één project.
- Doet u op één locatie, na de realisatie van een aantal kassen (fase 1), een nieuwe vergunningsaanvraag voor een fase 2? En vindt de investeringsverplichting voor nieuwe, in fase 2 te bouwen kassen, op een later moment plaats? Dan vinden wij het aannemelijk dat hier sprake is van 2 projecten (project fase 1 en project fase 2).
Waarom is bovenstaande beoordeling van belang? De Europese Commissie wijst er in de LVV nadrukkelijk op dat de staatssteundrempels niet mogen worden omzeild door kunstmatige opsplitsing van de steunregelingen of steunprojecten.
Let op:
Onder het bedrijfsmiddel 'kas' verstaan we de glasopstand met toebehoren, zoals beschreven op het voor MIA\Vamil benodigde certificaat (Groen Label of SKAL). Een kas kan bepaalde voorzieningen delen met een andere kas. Maar hebben de kassen een open verbinding met elkaar? Dan beschouwen we dit als één enkele kas.
Wij controleren de aanvragen steekproefsgewijs.
Bij controle vragen wij u om een plattegrond en een (voorlopig) certificaat toe te zenden. Ter onderbouwing van de kosten moet u een kostenoverzicht overleggen. Hierin staat het volgende vermeld:
- de datum van de verplichting per opdracht of factuur de datum;
- de leverancier;
- het onderdeel en;
- het bedrag.
Van alle opdrachten en facturen met een bedrag boven de € 5.000 is een kopie nodig. Een blanco kostenoverzicht downloadt u op de pagina Publicaties MIA\Vamil.
- Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat