Landschapselementen 2023
Landschapselementen zijn hout, water en overige elementen waarop u geen landbouwactiviteit uitoefent. Zij tellen vanaf 2023 mee voor de basispremie. Dit is een groot verschil met het vorige GLB. Het betekent wel dat u ze moet registreren in Mijn percelen. Voor een paar landschapselementen kunt u ook subsidie aanvragen, bijvoorbeeld ANLb.
Het webinar over intekenen van landschapselementen op 26 januari 2023 gemist? Kijk het webinar landschapselementen terug.
Laatste aanpassingen op deze pagina
- 25 september 2023: Een uitleg over toestemming eigenaar aantonen is toegevoegd onder Voorwaarden.
- 8 mei 2023: Onderhoud (of medeonderhoud) van een waterschapssloot is geen voorwaarde om de waterloop mee te kunnen tellen, heeft het ministerie van LNV aangegeven. Meer informatie hierover leest u verder op deze pagina.
- 19 april 2023: Door de verlenging van de Gecombineerde opgave kunt u tot en met 15 juni 2023 aanmelden voor GLB-subsidies.
Voor wie
Actieve landbouwers en deelnemers ANLb.
Wat telt mee?
Bijna alle landschapselementen tellen mee voor de basispremie. Onder Categorieën staat welke dit zijn. Ook kunt u met een of meer landschapselementen voldoen aan de verplichting om 4% van uw bouwland niet-productief te laten (onderdeel van GLMC 8). Verder kunt u op een aantal landschapselementen eco-activiteiten uitvoeren. Of u zet ze in voor Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (ANLb). Bij sommige gelden aanvullende voorwaarden en weegfactoren.
Voorwaarden
- U heeft de landschapselementen waarvoor u subsidie aanvraagt op 15 mei 2023 in gebruik of beheer.
- Of u heeft toestemming van de eigenaar voor het opgeven van de landschapselementen. De eigenaar moet de toestemming kunnen bevestigen. Lees meer over toestemming voor grondgebruik. Wilt u meer weten over de toestemming van de eigenaar aantonen? Bekijk de veelgestelde vragen.
- U voldoet verder aan de voorwaarden die de eigenaar aan het gebruik van de landschapselementen stelt.
- Heeft u landschapselementen in gebruik van iemand die zelf pachter of erfpachter is? Dan is er sprake van onderpacht en moet de pachter of erfpachter toestemming hebben. Als onderpachter moet u kunnen aantonen dat die toestemming er is. Bij onderpacht kunt u een verklaring laten tekenen door eigenaar en onderverpachter. Lees meer over afspraken over grondgebruik.
- Het landschapselement ligt op landbouwgrond of grenst daaraan.
- Grond die geen landbouwgrond is (dus niet-subsidiabel) mag het landschapselement niet helemaal omsluiten. Dus bijvoorbeeld een heg midden op een erf telt niet.
- Natuurterreinen zijn voor de basispremie niet subsidiabel.
Waterschapssloten
Voor het mee laten tellen van een waterloop van een waterschap, is onderhoud (of medeonderhoud) geen voorwaarde. Het waterschap moet wel toestemming geven, zodat u de sloot op kunt geven. Ook blijven andere voorwaarden voor het intekenen van landschapselementen van kracht. Het waterschap kan bovendien aanvullende voorwaarden stellen om een sloot op te geven, bijvoorbeeld deelname aan de eco-regeling.
Aangrenzende landschapselementen
Aangrenzende landschapselementen grenzen aan landbouwoppervlakte of aan andere landschapselementen. Niet alles sluit altijd precies op elkaar aan. Daarom mag er maximaal 5 meter zitten tussen landbouwoppervlakte en een landschapselement. U kunt subsidie aanvragen voor:
- Landschapselementen die op of binnen 5 meter van landbouwoppervlakte liggen. Ook landschapselementen die grenzen aan landbouwgrond die u meer dan 90 dagen gebruikt voor niet-landbouwoppervlakte zijn subsidiabel. Denk hierbij aan percelen die tijdelijk niet gebruikt worden in verband met publieke werken die op deze percelen worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld onderhoudswerkzaamheden aan hoogspanningsmasten.
- Landschapselementen die direct grenzen aan landschapselementen die op of binnen 5 meter van landbouwoppervlakte liggen.
Voorwaarden aangrenzende landschapselementen
Een landschapselement kan met de korte of met de lange zijde aan landbouwoppervlakte liggen. Ook kan uw landschapselement aan landbouwoppervlakte of een landschapselement van iemand anders grenzen. De ligging van het aangrenzende landschapselement bepaalt hoeveel subsidie u kunt krijgen.
- Een landschapselement grenst met minimaal één van de lange zijdes aan landbouwoppervlakte. Of aan een ander subsidiabel landschapselement. Alleen dan telt uw landschapselement mee. Dit geldt alleen voor lijnvormige landschapselementen met een duidelijke korte en lange zijde. Vlakvormige landschapselementen zoals een poel of een bos zijn wel subsidiabel als alleen de korte zijde grenst aan landbouwgrond of een subsidiabel landschapselement.
- Loopt uw landschapselement langer door dan landbouwoppervlakte en/of een subsidiabel landschapselement? Dan telt alleen dat deel van het landschapselement mee dat naast landbouwoppervlakte of een ander landschapselement ligt. Dit geldt alleen voor lijnvormige landschapselementen. Voor vlakvormige landschapselementen zoals een poel of een bos geldt deze voorwaarde niet.
Voorbeelden: wanneer zijn lijnvormige en vlakvormige aangrenzende landschapselementen (LE) subsidiabel
Subsidiabele landschapselementen zijn groen, niet-subsidiabele oppervlakte is blauw. Het groene lijnvormige landschapselement is subsidiabel, omdat dit met één van de lange zijdes grenst aan een ander subsidiabel landschapselement. Het blauwe lijnvormige landschapselement is niet subsidiabel, omdat dit met beide lange zijdes grenst aan niet-subsidiabele oppervlakte zoals een erf of pad.
Subsidiabele landschapselementen zijn groen, niet-subsidiabele oppervlakte is blauw. Het groene lijnvormige landschapselement is subsidiabel, omdat dit met één van de lange zijdes grenst aan een aangrenzend subsidiabel landschapselement. Het blauwe lijnvormige landschapselement is niet subsidiabel, omdat dit met beide lange zijdes grenst aan niet-subsidiabele oppervlakte zoals een erf of pad.
Vlakvormige landschapselementen zijn wel subsidiabel als alleen de korte zijde grenst aan landbouwgrond of een subsidiabel landschapselement. Het groene vlakvormige landschapselement is subsidiabel. De blauwe vlakvormige oppervlakten zijn niet-subsidiabel, zoals een erf of pad.
Lijnvormige landschapselementen die doorlopen voorbij landbouwgrond of een subsidiabel landschapselement. Alleen dat deel van een lijnvormig landschapselement dat met de lange zijde aan landbouwgrond of een ander subsidiabel landschapselement grenst, is subsidiabel. De grensbuffer van 5 meter telt hier niet.
Niet-lijnvormige landschapselementen worden niet opgeknipt als deze doorlopen voorbij landbouwgrond of een subsidiabel landschapselement. De stippellijn rond landbouwgrond is de grensbuffer. Subsidiabele landschapselementen zijn groen, niet-subsidiabele oppervlakte is blauw.
Categorieën
Landschapselementen verdelen we in de categorieën hout, water en overig. Deze vindt u ook terug in Mijn percelen.
Hout
Een boomgroep (bos) is een vrij-liggend, vlakvormig en aaneengesloten landschapselement met bomen en struiken. De boomkruinen raken elkaar en hebben duidelijk zichtbare ondergroei (meer dan 50m2). Een boomgroep mag maximaal 1,5 hectare zijn.
Een houtwal of houtsingel is een vrij-liggend breed lijnvormig en aaneengesloten landschapselement. Veelal bestaat het uit hoge bomen met daaromheen struiken.
Een knip- of scheerheg is een vrij liggend lijnvormig landschapselement dat regelmatig wordt geknipt of geschoren. Het heeft een aaneengesloten begroeiing van inheemse bomen en/of struiken. Tussen de struiken mogen geen bomen staan die niet in de haag opgaan en niet met de haag mee gesnoeid kunnen worden. Een knip- of scheerheg kan periodiek gevlochten worden.
Het verschil tussen een knip- of scheerheg en een struweelhaag is dat een struweelhaag minder frequent wordt gesnoeid en daardoor meer en breder uitgroeit.
Hier vindt u een lijst met voorbeelden van inheemse struiken.
Een struweelhaag is een vrij liggend lijnvormig landschapselement met een aaneengesloten opgaande begroeiing van inheemse, overwegend doornachtige, struiken.
Het verschil met een knip- of scheerheg is dat een struweelhaag minder frequent wordt gesnoeid en daardoor meer en breder uitgroeit. Soms is er sprake van speciale beheervormen zoals bij vlechtheggen.
Hier vindt u een lijst met voorbeelden van inheemse struiken.
Een struweelrand is een aaneengesloten rand met een mozaïek van struweel. Struweel bestaat vooral uit struiken, zoals braam en meidoorn. Ook kunnen klimplanten voorkomen, zoals kamperfoelie en hop. Een boomlaag is afwezig.
Maximaal 50% van de oppervlakte van de rand wordt ingenomen door inheemse bomen en/of struiken. De struweelrand kan langs een bosrand of boomgroep liggen maar ook vrij in het veld, bijvoorbeeld langs een perceelrand.
Hier vindt u een lijst met voorbeelden van inheemste struiken.
Heggen, hagen en coniferen rondom fruitkwekerijen en hoogstamboomgaard. Door hun dichte begroeiing werken deze windhagen als vanggewas voor het voorkomen van de emissie van bestrijdingsmiddelen (bij het spuiten). Daarnaast beschermen windhagen fruitbomen tegen de wind.
Een bosje is een vrij liggend vlakvormig en aaneengesloten landschapselement met een opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken. De boomkruinen raken elkaar en hebben een duidelijk zichtbare ondergroei (anders dan gras) van meer dan 50m2. Een bosje is maximaal 1,5 ha groot.
Een bossingel is een vrij liggend lijnvormig en aaneengesloten landschapselement met een opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken. Een bossingel heeft een maximale oppervlakte van 1,5 are.
Hier vindt u een lijst met voorbeelden van inheemse struiken.
Een elzensingel is een vrij liggend lijnvormig en aaneengesloten éénrijig landschapselement dat vaak langs slootkanten staat. Het bestaat grotendeels uit zwarte els en wordt als hakhout beheerd.
Een griendje is een vrij liggend vlakvormig landschapselement met inheemse wilgensoorten dat als hakhout wordt beheerd. Een griendje is maximaal 1,5 hectare.
Hier vindt u een lijst met voorbeelden van inheemse struiken.
Een hakhoutbos(je) is een vrij liggend vlakvormig landschapselement met inheemse bomen en/of struiken dat als hakhout wordt beheerd. Een hakhoutbosje is maximaal 1,5 hectare.
Hier vindt u een lijst met voorbeelden van inheemse struiken.
Een hoogstamboomgaard is een verzameling van fruitbomen. Een hoogstamboomgaard met gewascode 2628 wordt niet landbouwkundig gebruikt of wordt als landschapselement aangevraagd. De boomgaard is maximaal 1,5 hectare. De onderbegroeiing bestaat uit een grazige vegetatie.
Een rij bomen aan beide zijden van een weg of pad dat bedoeld en aangelegd is als laan. Het gaat meestal om bomen van dezelfde soort en leeftijd en er is sprake van een herkenbaar en regelmatig plantverband.
Een leiboom is een boom waarvan de takken in een bepaalde richting geleid worden. Elk jaar wordt de boom teruggesnoeid tot op de gesteltakken of "liggers". Leibomen vormen vaak een haag en worden onder andere gebruikt als erfafscheiding. Een bekend voorbeeld is de leilinde, die vooral bij boerderijen werd geplant als zonne- en windscherm.
Lijnvormig landschapselement met een aaneengesloten begroeiing van bomen en/of struiken. De opschietende takken kunnen na snoei als voedsel gebruikt worden voor het vee, als bodemverbeteraar of als bedekking voor de stalbodem.
Water
Versoepeling voor ANLb-beheer op landschapselementen (water)
Sommige landschapselementen die in het ANLb werden beheerd, zijn niet langer subsidiabel in het GLB 2023. Denk aan sloten die breder zijn dan 10 meter. Dit is geen gewenste situatie. Daarom hebben de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de provincies besloten veel van deze elementen wél subsidiabel te houden voor het ANLb.
Subsidiabele ANLb-beheerpakketten
Het gaat om natuurvriendelijke oevers en kleine rietpercelen die in 2022 werden beheerd, maar nu uitvallen omdat ze breder zijn dan 10 meter. Deze worden alsnog subsidiabel in het ANLb. Dit zijn de ANLb-beheerpakketten:
- 10a en 10b natuurvriendelijke oever
- 11a en 11b rietzoom en klein rietperceel
Het gaat om sloten die in 2021 of 2022 werden beheerd, maar nu uitvallen omdat ze breder zijn dan 10 meter. Deze worden alsnog subsidiabel in het ANLb. Dit zijn de ANLb-beheerpakketten:
- 12a, 12b, 12c en 12d duurzaam slootbeheer
Deze sloten, natuurvriendelijke oevers en kleine rietpercelen moeten aansluiten op landbouwgrond. Ze zijn alleen subsidiabel voor het ANLb. U mag ze dus niet opgeven voor de basispremie of de eco-regeling.
Een sloot is een lijnvormige watergang. Een sloot mag u opgeven als deze voor 90% smaller dan tien meter is. Dit geldt voor de hele sloot. De breedte van een sloot meet u van insteek naar insteek, dus inclusief de oever/talud. Het kan voorkomen dat bredere sloten in de referentielaag zichtbaar zijn. Dit zijn sloten die alleen voor het ANLb subsidiabel zijn. Deze sloten mag u dus niet opgeven voor de basispremie of de eco-regeling. U mag ze ook niet gebruiken om te voldoen aan de conditionaliteiten.
Sloten met vistrappen tellen mee als ze de functie van de sloot niet in de weg zitten.
Een natuurvriendelijke oever heeft de volgende afmetingen: minimaal 3 meter en maximaal 10 meter breed. En minimaal 25 meter lang.
Flauwe taluds (taluds breder dan 2 meter en met een helling die niet steiler is dan 1:3) kunnen als landbouwareaal in aanmerking komen. Mits het flauwe talud als landbouwareaal wordt gebruikt en voldoet aan de voorwaarden van landbouwareaal.
Een poel is een geïsoleerd, stilstaand water dat gevoed wordt door grond- en/of regenwater. De poel heeft een oppervlakte tussen 0,001 hectare (10m2) en 0,5 hectare. De poel staat niet in verbinding met een sloot of ander water.
Andere waterlopen en watervlakten dan sloten en poelen (ook geen grachten). De waterlopen en watervlakten liggen op of binnen 5 meter van landbouwgrond. Watervlakten zijn maximaal 0,5 hectare.
Overig
Voor deze landschapselementen geldt een maximum van 1,5 hectare.
Een door de mens aangelegde en aaneengesloten oever langs een bestaande waterloop. De oever heeft een plas- of drasberm of schuine slootkanten (minimaal 1:3). Er groeien inheemse planten en/of plantensoorten van natte ruigte en graslanden. Natuurvriendelijke oevers zijn minimaal 3 en maximaal 10 meter breed. En minimaal 25 meter lang.
Een schouwpad is een openbaar onverhard pad langs een watergang. Het zijn groenstroken die vrijgehouden worden om de watergang te onderhouden. Een schouwpad heeft geen logistieke functie en is dus geen pad om van a naar b te komen.
Een zandwal is een begroeide aarden wal tussen akkers. Een zandwal bestaat uit voedselarme zandgrond. Op de zandwal groeien kruiden en grassen. Ook mag er een enkele boom op staan. Schurvelingen zijn over het algemeen lager dan zandwallen.
Ruigte bestaat uit hoog opschietende, overjarige, bloeiende kruiden waarin meestal weinig grasachtige soorten voorkomen. Pitrus is geen ruigte.
Deze stroken bestaan voor het grootste deel uit verwilderd gras tussen en langs percelen. Meestal bestaan stroken wild gras uit grasachtige planten, maar kruiden en mossen kunnen ook voorkomen.
Een perceel rietland is vlakvormig en bestaat voornamelijk uit riet. Percelen die gebruikt worden voor productie van riet tellen niet mee als landschapselement. Deze percelen vallen onder de categorie landbouw.
Een tuunwal is een van plaggen gemaakte afscheiding tussen twee percelen. Een gemiddelde tuunwal heeft een hoogte van ongeveer een meter. De breedte is aan de voet een meter en aan de bovenzijde een halve meter. In de duingebieden en op zandgrond zijn tuunwallen slechts 50 tot 60 cm hoog.
Graften zijn steile begroeide terrassen of hellingen waar struiken en bomen op groeien.
Solitaire bomen
Solitaire bomen zijn bomen die zover uit elkaar staan dat ze geen boomgroep vormen. Bij solitaire bomen raken de boomkruinen elkaar niet en is er geen duidelijk zichtbare ondergroei. Voor 2023 geldt dat bomen alleen subsidiabel zijn als ze op een perceel staan dat u in eigen beheer of zelf in gebruik heeft. Ook moet het perceel zijn ingetekend in Mijn percelen.
U hoeft solitaire bomen dit jaar niet apart in te tekenen. Voor solitaire bomen geven wij bij de Gecombineerde opgave aan hoeveel bomen er volgens ons op het perceel staan. U moet zelf controleren of dit klopt. Klopt het niet? Dan geeft u aan hoeveel bomen er wel op uw perceel staan. Ziet u in de kaartlaag een houtvlak? Dan gaat het om een boomgroep. In dat geval hoeft u niet aan te geven om hoeveel bomen het gaat.
Hoe registreren
Neemt u deel aan het GLB? En vraagt u grondgebonden subsidies aan? Dan bent u verplicht om alle landbouwareaal en alle landschapselementen op te geven die u op de peildatum van 15 mei ter beschikking heeft.
Hoe u uw landschapselementen registreert? In Mijn percelen staat vanaf februari 2023 een aparte kaartlaag Landschapselementen onder de kaartlaag Topografische grenzen. U kunt in deze laag landschapselementen overnemen en toevoegen aan uw bedrijfssituatie. De laag is nieuw en we hebben uw hulp nodig om de laag te verbeteren. U kunt landschapselementen die voldoen aan de voorwaarden toevoegen. Maar er kunnen ook landschapselementen in staan die niet voldoen aan de voorwaarden. Deze registreert u niet.
Bij elk perceel geeft u een gebruikstitel en een gewas op. U kunt daarvoor de tabellen gebruiken in Mijn percelen. Meer informatie vindt u op Alles over percelen registreren.
Bij de aanmelding van subsidies in de Gecombineerde opgave gaat u uit van de werkelijke situatie. Klopt het niet wat u ziet? Dan kunt u dat aangeven in de Gecombineerde opgave. We beoordelen uw subsidieaanvraag aan de hand van de werkelijke situatie, zodat een fout in de kaartlaag geen gevolgen heeft voor uw subsidie in 2023.
Wanneer registreren?
In de Gecombineerde opgave geeft u de landschapselementen op die u voor subsidies wilt laten meetellen. Dat kan tot en met 15 juni 2023. Vervolgens kunt u van 16 mei tot uiterlijk 30 november nog beperkt wijzigingen doorgeven. Vanaf 15 oktober tot 30 november vraagt u uw subsidies definitief aan.
Meer informatie over wat u wanneer doet leest u op Meldingen en registraties: wanneer doet u die als agrarisch ondernemer?
- Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur