Projectprocedure rijksenergieprojecten
De Rijksoverheid coördineert de besluitvorming van energieprojecten met een nationaal belang. De minister van Klimaat en Groene Groei (KGG) is hiervoor verantwoordelijk. Vanaf 1 januari 2024 is de Omgevingswet van kracht. Energieprojecten onder rijkscoördinatie vallen onder de Omgevingswet. Daarom doorlopen de projecten nu de projectprocedure (voorheen rijkscoördinatieregeling-procedure).
Rijksgecoördineerde energieprojecten
De volgende energieprojecten volgen automatisch de projectprocedure:
- Energiecentrales met een capaciteit van ten minste 500 MW
- Windparken met een capaciteit van ten minste 100 MW
- Overige duurzame energiecentrales met een capaciteit van ten minste 50 MW
- Uitbreidingen van het landelijk hoogspanningsnet op een spanningsniveau van 220 kV of hoger
- Mijnbouwwerken voor opslag van stoffen en daarbij behorende pijpleidingen
- Uitbreiding van het landelijk gastransportnet. Maar alleen met een druk van ten minste 40 bar en een diameter van ten minste 45,7 centimeter
- Aanleg of uitbreiding van LNG-installaties met een capaciteit ten minste 4 miljard m3
- De aanleg of uitbreiding van een mijnbouwwerk voor de opsporing of winning van koolwaterstoffen in of onder een Natura 2000-gebied of een bijzonder nationaal natuurgebied.
De minister kan naast deze projecten ook andere projecten aanwijzen als van nationaal belang. Deze projecten volgen dan ook de projectprocedure.
Een deel van deze projecten valt daarnaast ook onder het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK). In dit programma staan energieprojecten die een belangrijke basis vormen voor de energie-infrastructuur op de lange termijn. Meer informatie over het MIEK vindt u op de website van de Rijksoverheid: Grote energieprojecten voor duurzame energie.
Coördinatie onder de Omgevingswet: projectprocedure
Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Rijksenergieprojecten doorlopen onder deze wet de projectprocedure. De projectprocedure bestaat uit 2 fasen: de verkenningsfase en de planuitwerkingsfase.
In de verkenningsfase worden de verschillende mogelijkheden voor routes en locaties onderzocht. De procedure start met bekendmaking van het voornemen en het voorstel voor participatie (hoe de omgeving wordt betrokken). Op basis van adviezen en inbreng uit de omgeving wordt het onderzoeksplan opgesteld (de Notitie Reikwijdte en Detailniveau). Hierna worden onderzoeken gedaan naar onder andere milieu, kosten, haalbaarheid en toekomstvastheid.
De resultaten van deze onderzoeken worden uitgewerkt in een milieueffectrapport (MER) en Integrale effectenanalyse (IEA). Aan het eind van de verkenningsfase maakt de minister van Klimaat en Groene Groei, samen met de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) een keuze voor de locatie of route van het project.
Na het vaststellen van de route of locatie begint de planuitwerkingsfase. In deze fase wordt de locatie voor het project gereserveerd en in meer detail uitgewerkt. Zo komen er gedetailleerdere onderzoeken voor de gekozen locatie naar milieu, techniek en kosten. Op basis daarvan worden het projectbesluit en de vergunningen en ontheffingen opgesteld. Deze liggen ter inzage, voordat ze definitief worden. Op verschillende momenten in deze procedure is het mogelijk om te reageren. Op de projectpagina's leest u wanneer de verschillende inspraakmomenten gepland zijn.
Inspraakmomenten
De mogelijkheid voor inspraak in de procedure is afhankelijk het project. Het ministerie heeft 3 opties uitgewerkt om invulling te geven aan de projectprocedure. Per project wordt bepaald welke optie het beste past. De opties zijn:
Aan het einde van de verkenningsfase kiezen de ministers een Voorkeursalternatief. Na deze keuze is er nog ruimte in de planuitwerkingsfase om de gekozen route of locatie in detail uit te werken of te wijzigen.
Bij deze optie is het op 4 momenten mogelijk om te reageren. Reageren kan op de verschillende documenten. Dit kan 3 keer in de verkenningsfase en 1 keer tijdens de planuitwerkingsfase. U kunt reageren op:
- het Voornemen en voorstel voor participatie
- de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau (onderzoeksplan)
- het concept Voorkeursalternatief
- het ontwerpbesluit
Na de vaststelling van het projectbesluit is het nog mogelijk om in beroep te gaan bij de Raad van State.
Aan het einde van de verkenningsfase nemen de ministers een Voorkeursbeslissing.
Bij deze optie is het op 4 momenten mogelijk om te reageren. Reageren kan op de verschillende documenten. Dit kan 3 keer in de verkenningsfase en 1 keer tijdens de planuitwerkingsfase. U kunt reageren op:
- het Voornemen en voorstel voor participatie
- de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau (onderzoeksplan)
- de ontwerp-Voorkeursbeslissing
- het ontwerpbesluit
Na de vaststelling van het projectbesluit is het nog mogelijk om in beroep te gaan bij de Raad van State.
Aan het project is een programma voorafgegaan, waarin de verschillende routes en locaties al zijn onderzocht. De verkenningsfase kan daardoor sneller doorlopen worden.
Bij deze optie is het mogelijk om 2 keer te reageren in de verkenningsfase en 1 keer in de planuitwerkingsfase. U kunt reageren op:
- het Voornemen en voorstel voor participatie
- de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau
- het ontwerpbesluit
Na de vaststelling van het projectbesluit is het nog mogelijk om in beroep te gaan bij de Raad van State.
Hoe kunt u reageren?
Wilt u weten voor welke projecten op dit moment inspraak of beroep mogelijk is? Kijk dan in het overzicht op de pagina: Nu ter inzage. Door op het betreffende project te klikken leest u meer over het indienen van een zienswijze of het instellen van beroep.
Taken van betrokken partijen
Het Rijk neemt bij een project dat onder rijkscoördinatie de projectprocedure valt zelf het ruimtelijk besluit. Ook zal het rijk de vergunningen die nodig zijn om het projectbesluit uit te voeren coördineren. Veel taken blijven bij rijkscoördinatie hetzelfde:
- De initiatiefnemer zorgt voor een goede voorbereiding van het project. Hij zorgt voor het aanvragen van alle benodigde vergunningen en ontheffingen.
- De vergunningen en ontheffingen (‘uitvoeringsbesluiten’) blijven de taak van de betreffende overheden. De gemeenten besluiten bijvoorbeeld zelf over de aangevraagde omgevingsvergunningen waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
Bij problemen met een uitvoeringsbesluit kan de minister zelf, na overleg met een andere minister, een besluit nemen. Deze andere minister heeft meer inhoudelijke kennis van het onderwerp. Dit gebeurt alleen in enkele gevallen.
Aanvraagformulier initiatiefnemers
De initiatiefnemer maakt zijn plannen voor een bepaald energieproject vroegtijdig bekend aan de minister van Klimaat en Groene Groei (voorheen EZK). In de wet ligt vast welke projecten automatisch de projectprocedure moeten doorlopen. Het bekendmaken van de plannen voor een energieproject gebeurt via een aanvraag. Voor de aanvraag maakt de initiatiefnemer gebruik van een standaard aanvraagformulier.