Gesloten voor aanvragen

Berekening Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) Q1 2021

Laatst gecontroleerd op:
25 mei 2023
Gepubliceerd op:
18 juni 2020

Hier leest u hoe we het bedrag van de TVL berekenden.

Verhoging subsidiepercentage

Het subsidiepercentage van de TVL is voor de TVL Q4 2020 afhankelijk van het omzetverlies. Voor de TVL Q4 2020 is het subsidiepercentage 50% bij 30% omzetverlies. Bij 100% omzetverlies liep dit op naar 70%. Voor de TVL Q1 2021 geldt een vast percentage van 85%.

Lees meer over de verhoging van het subsidiepercentage

Hoe berekenden we de TVL Q1 2021?

We bepaalden de hoogte van de subsidie als volgt:

subsidie = normale omzet x omzetverlies in % x aandeel vaste lasten in % x 85%

Als u voldeed aan de voorwaarden, ontving u een voorschot van 80% op basis van uw verwachte omzetverlies. Na afloop van de subsidieperiode vroegen wij u naar uw werkelijke omzet. Dit noemen we de vaststelling.

Opslag voor de detailhandel: VGD

Non-food detailhandelaars kwamen voor de TVL Q1 2021 in aanmerking voor de opslag Voorraad Gesloten Detailhandel (VGD).

Lees meer over de VGD-opslag

Opslag voor de reisbranche: AR

Bedrijven in de reisbranche kwamen voor de TVL Q1 2021 in aanmerking voor de opslag Annuleringskosten Reizen (AR).

Lees meer over de AR-opslag

Opslag voor land- en tuinbouw

Ondernemers in de land- en tuinbouw kwamen voor de TVL Q1 2021 in aanmerking voor een opslag voor speciale kosten.

Lees meer over de opslag voor speciale kosten land- en tuinbouw

Uitleg over de berekening

subsidie = normale omzet x omzetverlies in % x aandeel vaste lasten in % x 85%

Normale omzet

Normale omzet wordt ook wel referentieomzet genoemd. Onder omzet verstaan wij alle inkomsten zonder de ontvangen btw en vóór aftrek van kosten en vaste lasten. Als u een aangifte voor de omzetbelasting moet doen, dan kunt u de posten Prestaties binnenland (1a, 1b, 1c en 1e) en Prestaties naar of in het buitenland (3a, 3b en 3c) van uw btw-aangifte gebruiken als omzet.

Welke omzetgegevens u nodig had, hangt af van de datum waarop u uw bedrijf voor het eerst inschreef in het Handelsregister van KVK.

  • Schreef u uw bedrijf voor 1 januari 2019 voor het eerst in in het Handelsregister van KVK? Dan gebruikten we de omzet van 1 januari en met 31 maart 2019. Deze periode noemen we de referentieperiode. Als u de btw-aangifte per kwartaal deed, dan nam u de omzet van het 1e kwartaal 2019 (januari-maart).

Waarom keken we naar Q1 2019 en niet naar Q1 2020?

Er was een vergelijkbare periode van voor de coronacrisis nodig, vandaar Q1 2019. U kon geen ander kwartaal kiezen. Het duurde te lang om voor elke ondernemer de passendste periode te bepalen en controleren.

  • Heeft u uw bedrijf na 31 december 2018 en uiterlijk op 30 september 2019 voor het eerst ingeschreven?
    Dan gebruikten we de omzet van de eerste 3 maanden van een geheel kalenderkwartaal volgend op de maand waarin u bent gestart met uw bedrijf (apr-jun, of jul-sep, of okt-dec 2019). Uw startdatum was de datum waarop u uw bedrijf voor het eerst in het Handelsregister van KVK inschreef. Als u bijvoorbeeld 15 mei 2019 bent gestart, waren dat de maanden juli, augustus en september 2019 (Q3 2019).
  • Heeft u uw bedrijf na 30 september 2019 en uiterlijk op 30 november 2019 voor het eerst ingeschreven?
    Dan gebruikten we de omzet van de eerste 3 volle maanden na de dag van de start van uw bedrijf. Uw startdatum was de datum waarop u uw bedrijf voor het eerst in het Handelsregister van KVK heeft ingeschreven.
  • Heeft u uw bedrijf na 30 november 2019 en uiterlijk op 29 februari 2020 voor het eerst ingeschreven?
    Dan gebruikten we uw gemiddelde maandelijkse omzet vanaf de dag na de start van uw bedrijf tot en met 15 maart 2020.

We berekenden de referentieomzet dan als volgt:

referentieomzet = (de omzet in de periode na de dag van de start van de activiteiten tot en met 15 maart 2020) / (het aantal maanden actief in bedrijf) x 3

  • Schreef u uw bedrijf na 29 februari 2020 en uiterlijk op 15 maart 2020 voor het eerst in?
    Dan konden we uw omzet onder normale omstandigheden niet bepalen. U ontving de minimale subsidie als uw vaste lasten van januari tot en met maart 2021 minimaal € 1.500 waren. Let op: het ging om uw berekende vaste lasten (normale omzet x aandeel vaste lasten in %, zie uitleg beneden), niet om de werkelijke vaste lasten.

Omzetverlies

Voor het omzetverlies vergeleken we uw normale omzet met de omzet die u in 2021 verwachtte in dezelfde periode. Het omzetverlies moest minimaal 30% zijn. We berekenden het omzetverlies als volgt:

omzetverlies in % = (normale omzet - verwachte omzet januari-maart 2021) / normale omzet x 100

Aandeel vaste lasten

Om de vaste lasten te bepalen, gebruikten we branchegegevens van het CBS. Omdat we zoveel mogelijk ondernemers zo snel mogelijk wilden helpen, maakten we geen gebruik van uw werkelijke vaste lasten.

Het CBS beschikt over het gemiddelde aandeel van de vaste lasten in de omzet van uw branche, uitgedrukt in een percentage. Het aandeel van de vaste lasten in de omzet voor uw branche stond dus vast en hing samen met de SBI-code van uw hoofdactiviteit.

Bekijk het percentage vaste lasten dat bij uw SBI-code hoorde

De vaste lasten moesten na berekening hoger zijn dan € 1.500. We berekenden de vaste lasten als volgt:

vaste lasten = normale omzet x aandeel vaste lasten in %

Vorige subsidieperiodes

Bent u op zoek naar informatie over eerdere subsidieperiodes die inmiddels zijn gesloten?

Ga naar de TVL overzichtspagina

In opdracht van:
  • Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Bent u tevreden over deze pagina?