Veelgestelde vragen SDE++: Biomassa
Hieronder vindt u antwoorden op veelgestelde vragen over de SDE++ en biomassa.
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is toezichthouder. Zij controleert of u aan de voorwaarden van de SDE(+)(+)-subsidie voldoet. De NVWA beoordeelt met controlebezoeken welke mest en co-producten u in mest- en covergistingsinstallaties gebruikt. En hoeveel. Als blijkt dat dit niet volgens de regels van de subsidie gebeurt, vorderen wij eventueel ten onrechte verstrekte subsidie van u terug. Ook kunnen wij besluiten uw subsidie deels of helemaal intrekken.
Nee. Tenminste 97% van de energetische waarde van de brandstof moet biogeen zijn. De installatie mag u dus opstarten met bijvoorbeeld aardgas, als dit minder dan 3% is. In deze categorie is het verbranden van RDF (refuse-derived fuel) niet mogelijk. Deze brandstof heeft namelijk een hoog aandeel kunststof.
Vanaf 1 januari 2019 toont u de duurzaamheid aan op basis van de Wet Milieubeheer.
De eisen voor duurzaamheid gelden voor:
- stoomketels op houtpellets ≥ 5 MWth;
- directe inzet van houtpellets op industriële toepassingen ≥ 5 MWth en ≤ 100 MWe;
- ketels op houtpellets voor stadsverwarming ≥ 10 MWth;
- bij- en meestook.
Lees meer op de pagina Duurzaamheidseisen biomassa in pelletinstallatie SDE+.
Energiebedrijven, natuurorganisaties, het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat maakten hierover afspraken. Deze afspraken bepalen welke criteria getoetst worden en hoe u aantoont dat u aan de duurzaamheidseisen voldoet.
Nee. De categorieën van 'Monovergisting' gelden voor het vergisten van uitsluitend (100%) dierlijke mest. U mag geen coproducten gebruiken bij monovergisting. Wilt u dierlijke mest en coproducten vergisten? Doe uw aanvraag dan in de categorie 'Allesvergisting'.