Wat is de energiebesparingsplicht? (vanaf 2023)
Het Activiteitenbesluit milieubeheer verplicht bedrijven en instellingen om alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uit te voeren. Dit is de energiebesparingsplicht. De energiebesparingsplicht geldt voor locaties van bedrijven en instellingen die per jaar vanaf 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas(equivalent) gebruiken.
De energiebesparingsplicht onder de Omgevingswet
Onder de Omgevingswet wordt de energiebesparingsplicht opgenomen onder het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
We verwachten dat met ingang van 1 januari 2024 de Omgevingswet ingaat. Hierin worden ook de aanpassingen aan de energiebesparingsplicht opgenomen. Om te garanderen dat de aanpassing van de energiebesparingsplicht op 1 juli 2023 in werking treedt, worden de aanpassingen ook verwerkt in het huidige Activiteitenbesluit milieubeheer. Vanaf 1 juli 2023 geldt dus onderstaande situatie.
Heeft u een energiebesparingsplicht? Dan moet u daar eens in de 4 jaar over rapporteren. Dit doet u op grond van de informatieplicht energiebesparing en/of op grond van de onderzoeksplicht energiebesparing.
Aparte plicht voor activiteiten en gebouw(en)
De energiebesparingsplicht is onder de Omgevingswet opgenomen in 2 besluiten. De energiebesparingsplicht uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) gaat over de milieubelastende activiteiten op een locatie. De energiebesparingsplicht uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) gaat over de gebouwen op een locatie, de zogenoemde gebruiksfuncties. Bijvoorbeeld een winkel- of kantoorfunctie.
Voert uw organisatie de activiteiten uit? Bijvoorbeeld het uitbaten van een winkel. Dan is uw organisatie verantwoordelijk voor de energiebesparingsplicht voor de activiteiten in de winkel. De eigenaar van het gebouw is dat voor het gebouw. Dit kan dezelfde organisatie zijn, maar dat hoeft niet. Voor één locatie kunnen 2 organisaties een energiebesparingsplicht hebben.
Milieubelastende activiteit
Een milieubelastende activiteit is een activiteit die slecht voor het milieu kan zijn. Voor een locatie met een milieubelastende activiteit uit hoofdstuk 3 van het Bal bepaalt het Rijk de (milieu)regels. Voor milieubelastende activiteiten die niet in hoofdstuk 3 van het Bal staan, bepaalt uw gemeente mogelijk (milieu)regels. Deze staan dan in het gemeentelijke Omgevingsplan.
Hoofdstuk 3 van het Bal heeft een aantal afdelingen. In afdeling 3.3 tot en met 3.11 zijn milieubelastende activiteiten opgenomen voor specifieke bedrijfstakken (activiteiten). Bijvoorbeeld voor datacenters, tankstations of de voedingsmiddelenindustrie.
In afdeling 3.2 zijn bedrijfstakoverstijgende milieubelastende activiteiten opgenomen. Specifiek voor energiebesparing is het voornemen in deze afdeling een milieubelastende activiteit op te nemen voor bedrijfstakken die niet onder afdeling 3.3 tot en met 3.11 zijn opgenomen. Hierdoor wordt de landelijke energiebesparingsplicht ook van toepassing op bedrijfstakken waarvoor normaal gesproken de gemeente de (milieu)regels bepaalt. Deze nieuwe milieubelastende activiteit heeft betrekking op de activiteiten in en om een gebouw op een locatie. Als er geen gebouw is, geldt de energiebesparingsplicht dus niet.
Wie heeft er een energiebesparingsplicht?
De energiebesparingsplicht uit het Bal en het Bbl geldt voor locaties met een jaarlijks energiegebruik vanaf 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas(equivalent). Een aardgasequivalent is de hoeveelheid kubieke meter (Nm3) aardgas die bij verbranding evenveel warmte oplevert als een gegeven hoeveelheid van een andere energiedrager. 1 GJ ingenomen (stads)warmte komt bijvoorbeeld overeen met 31,6 m3 aardgasequivalent.
De omrekenwaarden voor andere energiedragers vindt u in de tabel hieronder. Voor het bepalen van het energiegebruik voor de ondergrens moet naar het gezamenlijke energiegebruik van de activiteiten én de gebouw(en) op een locatie gekeken worden. Dit geldt voor de energiebesparingsplicht uit het Bal én voor de energiebesparingsplicht uit het Bbl.
Maakt u gebruik van een warmte-koudeopslaginstallatie (WKO) of van een gemeenschappelijk koudenet voor uw koudevraag? Of van een WKK-installatie of van een ketel om warmte en/of elektriciteit op te wekken? Bekijk dan ook de veelgestelde vragen over de informatieplicht energiebesparing.
Heeft u een omgevingsvergunning milieu? Dan gaat de energiebesparingsplicht ook voor u gelden.
Erkend monument
Is uw gebouw een erkend monument? Dan geldt de energiebesparingsplicht ook. Bij een monument kunnen echter niet zomaar alle energiebesparende maatregelen uitgevoerd worden. Lees hierover meer op de website van Infomil. Informatie van ons over het verduurzamen van monumenten vindt u op de pagina Monumenten en musea. Op de Erkende maatregelenlijst (EML) is hierover ook een specifieke technische randvoorwaarde opgenomen.
Nu ook maatregelen die CO2 reduceren
De energiebesparingsplicht gaat vanaf 2023 ook over maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder die geen energie besparen, maar wel CO2-uitstoot verminderen. Denk hierbij aan het opwekken van hernieuwbare energie en het overstappen naar een energiedrager met een lagere CO2-uitstoot.
Uitzonderingssituaties
De energiebesparingsplicht geldt vanaf 1 juli 2023 voor bijna alle locaties met het hiervoor genoemde jaarlijks energiegebruik. De energiebesparingsplicht geldt echter niet voor:
- gebouwen en activiteiten die alléén gebruikmaken van op de locatie opgewekte hernieuwbare energie. Dit geldt ook als er wel een aansluiting is op het net om niet gebruikte hernieuwbare energie door te leveren. Dit geldt niet als voor een andere energiedrager wel gebruikgemaakt wordt van een netaansluiting.
- de gebruiksfuncties Woonfunctie en Bouwwerk geen gebouw zijnde;
- een gebouw dat maximaal 2 jaar wordt gebruikt;
- een gebouw met een logiesfunctie dat minder dan 4 maanden per jaar wordt gebruikt en een verwacht energiegebruik heeft van minder dan 25% van het energiegebruik bij permanent gebruik;
- een alleenstaand gebouw met een gebruiksoppervlakte van minder dan 50 m²;
- een gebouw, dat door de overheid onteigend is en voor het doel van die onteigening zal worden gesloopt.
Qua maatregelen geldt een uitzondering voor de verbranding van (houtige) biomassa voor de productie van:
- elektriciteit, en
- laagwaardige warmte met een temperatuur tot ten hoogste 100 graden Celsius.
Dit met als doel om biogrondstoffen zo hoogwaardig mogelijk te gebruiken en laagwaardige toepassingen, zoals voor lage temperatuurwarmte, af te bouwen. Deze uitzondering is geen verbod op laagwaardige toepassingen, maar hiermee wordt voorkomen dat bedrijven en instellingen verplicht worden om deze toepassingen uit te voeren.
Energiedrager | 25.000 Nm3 aeq = | 25.000 Nm3 aeq = | 170.000 Nm3 = |
---|---|---|---|
Warmte (stadsverwarming, stoom) | 1 GJ = 31,6 Nm3 | 791 GJ | 5.380 GJ |
Huisbrandolie | 1 liter = 1,20 Nm3 | 20.833 liter | 141.667 liter |
Stookolie | 1 ton = 1.300 Nm3 | 19,2 ton | 130,8 ton |
Steenkool | 1 ton = 925 Nm3 | 27 ton | 183,8 ton |
Vloeibaar propaan | 1 liter = 0,73 Nm3 | 34.247 liter | 232.877 liter |
LPG | 1 liter = 0,95 Nm3 | 26.316 liter | 178.947 liter |
Diesel | 1 liter = 1,13 Nm3 | 22.124 liter | 150.443 liter |
Benzine | 1 liter = 1,04 Nm3 | 24.038 liter | 163.462 liter |
Droog hout | 1 kg = 0,48 Nm3 | 52.083 kg | 354.167 kg |
1 m3 niet-Gronings aardgas =X m3 aeq X=onderste verbrandingswaarde aardgas (MJ/m3)/31,65 MJ/m3 |
25.000 / X | 170.000 / X |
Hoe geeft u invulling aan de energiebesparingsplicht?
U kunt één van onderstaande mogelijkheden uitvoeren:
- U voert alle maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uit.
- U voert alle toepasselijke maatregelen van de Erkende Maatregelenlijsten voor energiebesparing (EML) uit.
Bent u vastgoedeigenaar van meer dan 20 gebouwen in Nederland en vallen deze onder toezicht van 2 of meer omgevingsdiensten? Dan kunt u meedoen aan de portefeuilleaanpak. Dit beperkt uw administratie en geeft u meer flexibiliteit. In ruil hiervoor moet uw vastgoed bovenwettelijke energieprestaties leveren.
U voert alle maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uit
Het is aan het bevoegd gezag om te bepalen of u hiermee voldoet aan de energiebesparingsplicht. De terugverdientijd bepaalt u volgens onderstaande methode.
U voert alle toepasselijke erkende maatregelen (EML-systematiek) uit
De Erkende Maatregelenlijsten voor energiebesparing (EML) bevatten maatregelen die in het algemeen een terugverdientijd van 5 jaar of minder hebben. Voor elke toepasselijke erkende maatregel die u niet uitvoert, moet u een gelijkwaardige of betere maatregel nemen. Deze alternatieve maatregel moet net zo veel of meer energie besparen als de erkende maatregel.
U voert niet alle toepasselijke erkende maatregelen uit
Heeft u toch niet alle toepasselijke erkende maatregelen of een minimaal gelijkwaardig alternatief hiervoor uitgevoerd? En gaat u dit ook niet doen? Dan moet u alsnog alle energiebesparende maatregelen uitvoeren - die voor uw specifieke situatie een terugverdientijd hebben van 5 jaar of minder.
De EML-systematiek is niet altijd van toepassing
Locaties van bedrijfstakken waarvoor het Rijk de milieuregels bepaalt (met een milieubelastende activiteit uit afdeling 3.3 tot en met 3.11 van het Bal) én met een jaarlijks energiegebruik vanaf 10 miljoen KWh elektriciteit of 170.000 m3 aardgas(equivalent) hebben een onderzoeksplicht energiebesparing. Voor deze locaties geldt de EML-systematiek niet.
Berekening terugverdientijden
De berekening van de terugverdientijd voor een energiebesparende maatregel wordt als gevolg van de Omgevingswet geactualiseerd. Deze terugverdientijdberekening geldt ook voor maatregelen op het gebied van hernieuwbare opwek of overstap naar een andere energiedrager. Daarvoor bepaalt u ook of de maatregel de CO2-uitstoot vermindert. De energieprijzen waarmee u rekent, worden ook geactualiseerd.
De aangepaste methode is in september 2022 in een Internetconsultatie aangeboden. De publicatie van de regeling in de Staatscourant verwachten we half 2023. In de regeling wordt ook vastgelegd wanneer vaste energieprijzen moeten worden toegepast en wanneer kan worden gerekend met de eigen energieprijzen.
We verwachten dat er rond de zomer van 2023 een aparte berekeningsmethode voor glastuinbouwbedrijven in de Staatscourant wordt gepubliceerd. Deze methode is ook in een internetconsultatie aangeboden.
Meer informatie over de berekeningsmethodiek voor de CO2-reductie en de terugverdientijd vindt u op Terugverdientijdmethodiek - energiebesparingsplicht.
Rapporteren over de energiebesparingsplicht
Heeft u een energiebesparingsplicht? Dan moet u hierover eens in de 4 jaar rapporteren aan uw bevoegd gezag. Voor de gebouwgebonden maatregelen, de isolatie van gebouwschil bijvoorbeeld, is dat altijd op grond van de informatieplicht energiebesparing. Voor de activiteitgebonden maatregelen zoals energiezuinige productkoeling, is dat op grond van de informatieplicht energiebesparing of op grond van de onderzoeksplicht energiebesparing.
De eigenaar van het gebouw is, tenzij contractueel anders is afgesproken, verantwoordelijk voor het uitvoeren van de gebouwmaatregelen: de energiebesparingsplicht. De organisatie die de activiteiten uitvoert, heeft de energiebesparingsplicht voor de activiteitgebonden maatregelen. De eigenaar en uitvoerder dienen ook de informatie- en/of onderzoeksplichtrapportage in over de door hen uitgevoerde maatregelen. Kortom, de huurder voert de activiteitgebonden maatregelen uit en rapporteert hierover, de gebouweigenaar doet dit voor de gebouwmaatregelen.
Voor sommige bedrijfstakken dient de gebouweigenaar óók de informatieplichtrapportage in voor de activiteitgebonden maatregelen van zijn huurder(s). Dit gebeurt als er beperkt sprake is van activiteitgebonden maatregelen. Dit geldt vooral bedrijfstakken waarvoor de gemeente onder de Omgevingswet de milieuregels bepaalt. Bijvoorbeeld kantoren of winkels. Het staat, in dit voorbeeld de ondernemer van een winkel, vrij om zelf een informatieplichtrapportage in te dienen. De energiebesparingsplicht geldt namelijk voor deze partij wel.
Bent u vastgoedeigenaar en doet u mee aan de portefeuilleaanpak? Dan moet u wel voor al uw gebouwen voldoen aan de informatieplicht. U rapporteert dan de adres- en energiegebruiksgegevens van uw gebouwen. En u voegt uw door het bevoegd gezag goedgekeurde portefeuilleroutekaart als bijlage bij.
Bekijk in onderstaande downloads welke plicht in welke situatie geldt. Ook geven we aan of en met welke Erkende maatregelenlijst(en) u aan deze plicht kunt voldoen. De EML bestaat uit 3 lijsten: Gebouwen, Faciliteiten en Processen.
Controleer welke rapportageplicht u heeft
Naast de informatie- of onderzoeksplicht kunt u ook te maken krijgen met een Europese rapportageverplichting op grond van de Richtlijn Energie-Efficiëntie (EED). Grote ondernemingen moeten eens in de 4 jaar een energie-audit uitvoeren en hierover aan ons rapporteren. Dit is de EED-auditplicht.
Vul het stappenplan in om te bepalen welke overheidsorganisatie voor u de milieuregels bepaalt en welke plichten voor u van toepassing zijn. Geldt de informatieplicht? Dan geeft het stappenplan ook aan met welke EML u hieraan kunt voldoen.
Wilt u:
- dit voor al uw locaties in één keer bepalen?
- dit ook bepalen voor locaties waar gebouwen staan die u verhuurt?
- onderzoeken welke andere wettelijke verplichtingen, bijvoorbeeld de energielabel C-plicht voor kantoorgebouwen, met betrekking tot energiebesparing en CO2-reductie mogelijk nog meer van toepassing zijn?
- Hierover een rapport ontvangen?
Vul dan de Wetchecker Energiebesparing in. Bent u de eigenaar van een gebouw met huurder(s)? Kies dan in de Wetchecker bij uw bedrijfsactiviteit voor 'dienstverlening'. En vervolgens 'verhuur en handel van onroerend goed'.
Heeft u vragen over bijvoorbeeld de begrenzing van uw locatie? Of over de wettelijke status van de milieubelastende activiteit op die locatie? Neem dan contact op met uw omgevingsdienst. Die lokale invulling van de wetgeving is een verantwoordelijkheid die bij die organisatie ligt. De rijksoverheid en wij kunnen hier helaas geen uitspraken over doen.
Wie is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving?
Voor de meeste bedrijven en instellingen is de gemeente het bevoegd gezag voor de energiebesparingsplicht. Zo ook voor de informatie -en onderzoeksplicht energiebesparing. Voor locaties met een milieubelastende activiteit uit afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), de zogenaamde complexe bedrijven, is dat de provincie.
Er zijn nog 2 uitzonderingen. Het bevoegd gezag voor mijnbouwlocaties is het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het bevoegd gezag voor de meeste defensielocaties is het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Toezicht en handhaving op de energiebesparingsplicht, en de daarbij behorende informatie- en onderzoeksplicht, is opgenomen in het basistakenpakket van de omgevingsdiensten. Dit houdt in dat de gemeenten verplicht het mandaat voor toezicht en handhaving aan hun omgevingsdienst moeten geven. De omgevingsdiensten doen daarom voor vrijwel alle locaties de uitvoering van deze taken.
U dient uw informatie- en/of onderzoeksplichtrapportage in via eLoket van RVO. Uw omgevingsdienst en uw bevoegd gezag kunnen deze rapportage(s) daar ophalen. De omgevingsdienst beoordeelt uw rapportage(s). Indien uw rapportage onverhoopt niet voldoet, zal de omgevingsdienst u vragen om de rapportage te verbeteren en aan te vullen.
De energiebesparingsplicht en EED-auditplicht
Naast de energiebesparingsplicht kunt u ook te maken krijgen met een Europese rapportageverplichting op grond van de Richtlijn Energie-Efficiëntie (EED). Grote ondernemingen moeten iedere 4 jaar een energie-audit uitvoeren en hierover aan RVO rapporteren. Dit is de EED-auditplicht.
De EED-auditplicht is een Europese verplichting voor ondernemingen die niet onder het midden- en kleinbedrijf (mkb) vallen. Deze ondernemingen moeten eens in de 4 jaar onderzoeken welke kosteneffectieve energiebesparende maatregelen (voor gebouwen, processen en zakelijk vervoer) zij kunnen uitvoeren.
De EED-auditplicht verplicht ondernemingen niet om de gevonden kosteneffectieve maatregelen uit te voeren. De verplichting om maatregelen uit te voeren is geregeld in de energiebesparingsplicht. De EED-auditplicht geldt voor de onderneming als geheel.
Een onderneming die onder de EED-auditplicht valt kan meerdere vestigingen hebben die ook een energiebesparingsplicht hebben. Vestigingen van een onderneming met een EED-auditplicht met een jaarlijks energiegebruik van minder dan 50.000 kWh elektriciteit én minder dan 25.000 m3 aardgas(equivalent), vallen niet onder de energiebesparingsplicht maar via de onderneming wel onder de EED-auditplicht.
Door de energiebesparingsplicht moeten maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uitgevoerd worden. Dit is een andere eis dan het bepalen van de kosteneffectiviteit over de levensduur van een maatregel. De manier waarop deze terugverdientijd bepaald wordt, en met welke energieprijzen gerekend wordt, is wettelijk vastgelegd. Deze terugverdientijdmethode is anders dan de levenscycluskostenanalyse uit de EED-auditplicht. Dit zorgt dus mogelijk voor andere maatregelen dan uit de inventarisatie van kosteneffectieve maatregelen uit de EED-auditplicht.
De energiebesparingsplicht geldt niet voor maatregelen voor zakelijk vervoer. Deze maatregelen zijn onderdeel van de EED-auditplicht.
De (landelijke) energiebesparingsplicht gaat ook over maatregelen die CO2 verminderen. Bijvoorbeeld door het opwekken van hernieuwbare energie of de overstap naar een energiedrager met een lagere CO2-uitstoot. De EED-auditplicht gaat alleen over energiebesparende maatregelen.